Tiecelijn. Jaarboek 7 (jaargang 27)
(2014)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
Over de picareske strapasten van Vatanen in Haas (1975) van Arto Paasilinna
| |
[pagina 267]
| |
zich ergens in de Provence schuilhoudt. In de Scandinavische literatuur geldt hij intussen als een ijkpunt. Het verbaast dan ook niet dat zijn naam vermeld wordt in Jonas Jonassons hilarische avonturenroman De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween (2011): ‘De voortdurend vloekende roodharige vrouw met de weelderige boezem leek immers zo uit een roman van Paasilinna gestapt. De Fin had weliswaar nooit over een olifant geschreven’ (p. 78). Hoe goed zijn andere romans ook mogen zijn, geen ervan heeft meer succes geoogst dan Haas. Over die roman wil ik het in deze bijdrage graag even hebben. | |
Over de plot van HaasWie een poging onderneemt de plot van Haas na te vertellen en dus op zoek gaat naar causale verbanden tussen de gebeurtenissen, staat voor een lastige opdracht.Ga naar eind1 Die verbanden zijn er namelijk nauwelijks of toch lang niet altijd. Het feit dat twee journalisten, een naamloze fotograaf en zijn kompaan Kaarlo Vatanen,Ga naar eind2 in hoofdstuk 1 een haas aanrijden zou als aanleiding kunnen gelden van Vatanens latere avonturen. Maar hoe hij in hoofdstuk 2 in een hooischuur belandt, komen we niet te weten. We vernemen wel dat hij niet terug aan de slag wil en ook zijn vrouw zoekt te dumpen.Ga naar eind3 Maar waarom hij zich zo over deze éne haas bekommert, wordt niet verduidelijkt. Aangezien hij zijn job in de steek laat, heeft hij een vervanginkomen nodig en daar zorgt hij op verschillende manieren voor: door zijn boot te verkopen, door allerlei klussen te klaren (een hut opkalefateren, een bosbrand helpen bestrijden, koeien wegleiden, hout kappen) en door waardeloos, uit een meer opgevist geschut te gelde te maken. Omdat de oorzakelijke verbanden tussen verschillende gebeurtenissen grotendeels afwezig zijn, kan de auteur zich allerlei, bijna op zich staande uitweidingen permitteren. Zo leert Vatanen via de huidige commissaris de voormalige commissaris Hannikainen kennen, die een onwaarschijnlijk boeiend verhaal opdist over president Kekkonen.Ga naar eind4 Hannikainen stelt een breuklijn en diverse fysieke en/of mentale verschillen vast die omstreeks 1968 te situeren zouden zijn, zodat er volgens hem sprake is van Kekkonen I en Kekkonen II: het ligt voor de hand dat de eerste voor de tweede moet zijn ingeruild. Het gaat zijns inziens om een groot politiek geheim dat hij uiteraard geheim wil houden. Na Vatanens ‘lijdensweg’ (p. 68) door het moeras doen zich op z'n minst twee gebeurtenissen voor die als vermakelijke intermezzo's kunnen worden | |
[pagina 268]
| |
beschouwd: de hilarische jacht op de haas door een verknipte predikant in een protestantse kerk en Vatanens gevecht met een meedogenloze raaf, die zoals algemeen geweten een ‘vraatzuchtige vogel’ is (p. 92). In beide scènes verwonden de slachtoffers zichzelf, al ligt de schuld telkens bij iets of iemand anders. Van dezelfde orde is hoofdstuk 19, ‘De kater’, een onwezenlijke episode waarin we vernemen hoe Vatanen vergeten is dat hij zich heeft verloofd met een zekere Leila. De lezer voelt meteen dat een verloving niet in het kraam van Vatanen past, en al helemaal niet in de filosofie van de roman. De vraag is alweer hoe hij van Leila af kan geraken. Misschien door haar in het volgende hoofdstuk in Helsinki te stallen en ‘een geschikte klus voor de winteravond’ (p. 146) te aanvaarden? Jawel, zoiets. Het duurt tot het einde van hoofdstuk 20 vooraleer hij besluit terug te keren naar het hoge noorden, waar hij zijn zwerftocht in het eerste hoofdstuk begon. Het slotgedeelte (hoofdstuk 21 en 22) wordt grotendeels ingenomen door Vatanens achtervolging op een beer die eerder ook al is opgedoken. Het lijkt of hij hier een eerder aangevatte opdracht moet afmaken. Voor een keer lijkt er wél een oorzakelijk verband te bestaan tussen de jachtscène en de eerste ontmoeting met de beer, want het gaat wel degelijk om de beer ‘van de vorige herfst’ (p. 153). Zodra de eigenlijke jacht is begonnen, slaat de beer voor Vatanen op de vlucht. De scène waarin hij de beer omlegt, is zonder meer ontroerend: ‘Vatanen kroop op de beer af en sneed zijn keel open, uit de wond sijpelde zwart geronnen bloed, Vatanen dronk tweemaal uit de holte van zijn hand. Daarna ging hij op het enorme kadaver zitten en stak een sigaret op, zijn laatste. Hij huilde, zonder dat hij wist waarom, de tranen kwamen vanzelf, hij streelde de vacht van de beer en hij streelde de haas, die met gesloten ogen in zijn rugzak hing’ (p. 165). Onmiddellijk daarop wordt hij evenwel gearresteerd, omdat hij zich op Russisch en dus vijandig grondgebied bevindt. Blijkt dat tegen Vatanen een dossier is samengesteld waarin hij van 22 misdaden wordt beschuldigd - evenveel als er hoofdstukken zijn vooraf gegaan. Het gaat duidelijk om een uit de hand gelopen misverstand, een ironisch procedé dat herinnert aan W.F. Hermans' Donkere kamer van Damokles (1958), waarin Henri Osewoudts vaderlandslievende acties naderhand als daden van collaboratie worden uitgelegd. Dat laatste is voor Vatanen gelukkig niet het geval. Hij komt, zoals te voorspellen valt, uiteindelijk vrij en mag/kan naar Finland terugkeren. In het ‘nawoord’ doet de auteur zelf verslag van zijn bezoek aan Vatanen in het huis van bewaring in het grensstadje Vainikkala. Het kritieke punt is en blijft de haas: | |
[pagina 269]
| |
kan die overleven in een onnatuurlijke omgeving als een gevangeniscel, ook al gaat het om een huis van bewaring? Net voor de roman in druk gaat, verneemt de auteur dat Vatanen en zijn haas het hazenpad hebben gekozen. Waarheen weet intussen niemand. De auteur rondt het verhaal op twee manieren af: door elk hoofdstuk te koppelen aan een door hem bedreven misdaad en alle vermeende misdaden op te sommen; door autoritair in te grijpen in een schier eindeloos verhaal en er een arbitrair einde aan te breien. Het slothoofdstuk maakt eens te meer duidelijk dat er inderdaad geen echte plot is. Er is wel een rode draad, er is wel een hoofdpersonage, maar van een aanvaardbare ontwikkeling of ontknoping is nauwelijks sprake. Toch maakt Paasilinna gebruik van een aantal herkenbare parameters om een samenhangende tekst te construeren. | |
Narratieve procedésTussen de meeste hoofdstukken bestaat een soort breuk/onderbreking in de tijd of het handelingspatroon, al volgen de hoofdstukken elkaar in min of meer chronologische orde op. Zo begint het eerste hoofdstuk ‘rond Sint-Jan’ (p. 5, herhaald op p. 90), d.i. omstreeks 24 juni, de langste dag van het jaar, ook midzomer of zomersolstitium genoemd, wanneer de zon het langst aan de hemel staat. Het motorisch moment van de roman, met name het aanrijden van de haas, valt dus halfweg het jaar. Of dat een danteske verwijzing is,Ga naar eind5 laat ik in het midden, maar Vatanen bevindt zich hoe dan ook in een soort midlifecrisis: hij is zijn vrouw en werk beu en lijkt uitgekeken op het leven zoals zich dat dag aan dag aan hem voordoet. Na de regeling van zijn fondsen begint hoofdstuk 5 zo: ‘Half juni was Vatanen al reizende aanbeland op de weg naar Nurmes’ (p. 28). Is dat een grapje of een slordigheid van de auteur? Of een wenk om het seriële element van het verhaal niet al te serieus te nemen? Na zijn eerste arrestatie, zijn verblijf in de vishut bij de commissarissen, het moeras- en kerkavontuur, begint hoofdstuk 11 als volgt: ‘Eind juli nam Vatanen in Kuhmo een karwei aan: een lichtingskap’ (p. 78). Verdere tijdsverwijzingen vinden we onder meer in hoofdstuk 13 (‘Voor de komst van de eerste sneeuw’), in hoofdstuk 14 (‘In de week die volgde op de dood van de raaf’), in hoofdstuk 19 (hij vraagt zich af in welk seizoen hij zich bevindt), in hoofdstuk 21 (‘De lente brak aan, het was aangenaam toeven in de zuivere atmosfeer van het noorden’), in hoofdstuk 22 (‘De maartzon ver- | |
[pagina 270]
| |
rees aan de transparante hemel’) en in hoofdstuk 23 (‘Vatanen en zijn haas werden bij de oosterburen twee maanden lang vastgehouden’). De conclusie ligt voor de hand: het boek beslaat ongeveer een kalenderjaar, waarvan bepaalde brokstukken worden geëvoceerd en andere onvermeld blijven. Die gebroken chronologie stelt de auteur in staat een aantal aanvullende structurerende procedés in te zetten. | |
Een antiheld of pícaro als hoofdpersonageVatanen heeft in menig opzicht het profiel van een goedaardige schelm of pícaro. Hij gedraagt zich als een maatschappelijk onaangepast personage, het type van de antiheld of outcast die van de hand in de tand leeft en telkens weer nieuwe meesters over zich heen krijgt. Ook in andere opzichten heeft Haas een aantal kenmerken met de picareske roman gemeen.Ga naar eind6 Zo ruilt Vatanen zijn vaste positie als journalist in voor die van een buitenstaander die een maatschappelijk weinig relevant doel nastreeft: een onvolgroeide gewonde sneeuwhaas verzorgen. Voorts verricht Vatanen allerlei tijdelijke klussen en komt hij in benarde situaties terecht waaruit hij zich telkens weer weet te redden. Naar goede picareske gewoonte ontbreken ook hier echte liefdesrelaties. Toch heeft hij met de jonge boerin Irja Lankinen een onenightstand die in zekere zin door de haas mogelijk wordt gemaakt. Ze mag de haas een nachtje bij zich houden op één voorwaarde: ‘Je krijgt hem mee op voorwaarde dat je mij erbij neemt. Oké?’ (p. 63). Bereidwillig gaat ze daarmee akkoord, maar meer dan een gangmakersrol wordt de haas niet gegund. Het lieve dier mag Vatanens erotische strapatsen niet zien en dus wordt hij door Vatanen zelf de wei in geslingerd. Begrijpelijk dat de haas even ‘verbouwereerd in de schemering voor zich uit [zit te] staren’ (p. 63). Op deze éne uitzondering na is Vatanens gedrag zo aseksueel dat ‘de eeuwige gedachte aan seks’ ophoudt ‘hem te obsederen’ (p. 78). Daar voegt de door hem naderhand ‘vergeten’ verhouding met Leila nauwelijks iets aan toe (zie hierna). Zoals het een picareske roman betaamt, is de toonzetting over de hele lijn hoogst ironisch of satirisch, en bijwijlen zelfs hilarisch van aard. Ook het feit dat Vatanen onophoudelijk rondreist en dus in nieuwe situaties verzeild raakt, spoort grotendeels met het grondpatroon van een picareske roman à la Lazarillo de Tormes. | |
[pagina 271]
| |
Het groteske karakter van de fictieve ordeIn Haas worden voortdurend denkbeeldige of bestaande topografische en morele grenzen overschreden. Zo'n grensoverschrijding is Vatanens besluit zijn huwelijk op te geven en de Finse samenleving de rug toe te keren. Een tweede voorbeeld is de hele theorie die Hannikainen ten beste geeft over voormalig president Kekkonen. De suggestie is niet alleen dat hij door een dubbelganger werd vervangen die intelligenter en gewiekster is dan de vorige (gelijknamige) president, maar ook dat de echte/historische Kekkonen onbeduidend en ongetalenteerd is/was. Dat is een even ondenkbare als groteske gedachte.Ga naar eind7 Maar zo zijn er wel meer. Wanneer Vatanen op een gegeven moment wakker wordt uit een dronken roes en zich niet meer herinnert dat hij zich verloofd heeft met Leila, wordt een ongeschreven morele code met voeten getreden. De ‘roman’ eindigt overigens met een letterlijke grensoverschrijding wanneer Vatanen een beer achternazit tot aan de Witte Zee en hem doodt op Russisch grondgebied. Dat is voor de overheden aldaar onduldbaar en doet hem voor een tweede keer in de nor belanden: zoals geweten is ook de gevangenis een grens, maar Vatanen weet zelfs die kaap te nemen, gewoon door eruit te ontsnappen. Het merkwaardige is dat de haas de betrokken getuige is van al die grensoverschrijdingen. Hij lijkt als een taalloze voyeur goed- of afkeurend toe te kijken. De voorbeelden zijn legio. Tijdens het eerste verhoor wordt over de haas gezegd: ‘Van daaraf volgde het jonge dier in alle rust het verloop van het verhoor’ (p. 34). En ook: ‘De haas volgde de discussie, het was alsof hij zat te knikken toen Vatanen het woord voerde’ (p. 35). In het hoofdstuk waarin de raaf bedwongen wordt, is het niet anders: ‘Vatanens haas, die zich doodsbang in de hut verscholen hield, keek vanuit een hoekje toe hoe het piratentoestel het luchtruim koos’ (p. 93). Hoewel de haas doorgaans als een snuffelend, scharrelend, zigzaggend, krijsend knaagdier wordt voorgesteld, reageert hij tegelijk als een mens. Hij is in hoge mate antropomorf, zoals de personages in de Reynaertverhalen dat meestal ook zijn. Zo wordt de reactie van de haas op de hem achternazittende predikant in een menselijk perspectief geplaatst: ‘De haas krijste als een klein kind, hartverscheurend en zieldoorborend. Daarna wist hij zich los te wringen uit de omklemming van de oude man en stortte zich in blinde paniek het middenpad af’ (p. 73). | |
[pagina 272]
| |
Omkering van de reële ordeIn het spoor van het vorige punt kan men erop wijzen dat de wereld waarin Vatanen zich voortbeweegt een wereld op zijn kop is, een mundus inversus waarin de wetten van de beschaafde wereld niet langer of omgekeerd gelden.Ga naar eind8 De maatschappelijke orde, zoals ze tot uiting komt in het reguliere huwelijk, in de stad als symbool van een geoliede maatschappij, in de politiek (in de figuren van Kekkonen en de militaire attachés), in de kerk (in de persoon van een karikaturale predikant), justitie (als politioneel systeem) en de pers (belichaamd door Vatanen zelf), wordt geplaatst tegenover of vervangen door allerlei perifere situaties die gekenmerkt worden door een aanzienlijke mate van bandeloosheid, regelloosheid en ordeloosheid, zoals die heersen in het bos, in het moeras, op het platteland en in de onmetelijke sneeuwvlakte. De cultuurlijke orde van de mens, die zich graag boven alles en iedereen verheven acht, komt te staan tegenover de natuurlijke orde van de haas, die onvoorspelbare, haakse of grillige sprongen maakt. Met enige goede wil zou men de menselijke orde ook kunnen verbinden met een bekrompen gesloten moraal (morale close), waarbinnen alles onwrikbaar vast ligt, en die plaatsen tegenover de orde waartoe Vatanen toetreedt, een orde die een open moraal (morale ouverte) belijdt en geen vooraf bepaalde wetten of grenzen (er)kent.Ga naar eind9 | |
Incidenteel karakter van de gebeurtenissenMisschien is de belangrijkste parameter van Paasilinna's fictionele wereld wel het (bijna) volstrekt incidentele karakter van de ontmoetingen van de personages. Of het daarbij om Vatanen zelf dan wel de andere personages gaat, voor allen geldt dat ze elkaar hoogst toevallig of in weinig verheffende omstandigheden aantreffen en de dingen veeleer ondergaan dan veroorzaken. Zo leidt de arrestatie van Vatanen tot een kennismaking met de commissaris, en dat leidt op zijn beurt tot een kennismaking met de oud-commissaris aan het bosmeer. Die bosrijke omgeving maakt een brand mogelijk of toch aannemelijk. Tijdens de brandbestrijding komt zowaar een bulldozer aangereden met daarop een dolgedraaide bestuurder, enzovoort. Een overkoepelend of sturend principe lijkt bij dat alles te ontbreken. Het effect is dan ook kolder van de beste soort. De hier opgeroepen werkelijkheid zet aan tot ongelovig grim- of glimlachen, | |
[pagina 273]
| |
want ze is nu eenmaal ongerijmd en onwaarschijnlijk. De orde die Paasilinna in Haas oproept beantwoordt aan de voorstelling van de wereld als een pandemonium, een panopticum dat doelloos voortdobbert. Waarheen en waarom blijft in het ongewisse. | |
PersonagesEr komen in Haas heel wat personages of toch persoonsnamen voor, maar kenmerkend is vooral dat ze bijna allen na verloop van tijd uit het verhaal verdwijnen. Ze lijken te evaporeren of te worden bedankt voor kortstondig bewezen diensten. De naamloze fotograaf, Vatanens al even naamloze vrouw, de dierenarts, Yrjö, Kärkkäinen, dokter Laurila, commissaris Savolainen, oud-commissaris Hannikainen, Salosensaari, de bulldozerbestuurder, Irja Lankinen, predikant Laamanen, boer Heikkinen, Sire, offeraar Kaartinen, de Zweedse dame, de ambtenaar van Buitenlandse Zaken, de dierenarts-professor, Leila, de rendierenjagers, enzovoort moeten allemaal genoegen nemen met een meestal eenmalig gastoptreden. Ze vertolken tijdelijk een bepaalde rol en daarmee uit. Personages in de eigenlijke zin zijn het niet. Het enige round character is Vatanen - overeenkomstig de picareske structuur - en verder zou men ook de haas als een complementair hoofdpersonage kunnen beschouwen. De hamvraag is uiteraard welke rol of functie het dier vervult in een naar hem vernoemde roman. | |
Over de rol van de haasHet is niet meteen evident de rol van de haas te omschrijven. Zodra hij van de aanrijding bekomen is, bevindt hij zich steevast in Vatanens buurt, zit hij af en toe in zijn (rug)zak of piept hij boven de rand ervan uit. Welke functie vervult deze kwetsbare haas die zich bijzonder aan Vatanen hecht? Twee elementen zijn me daarbij opgevallen. Het eerste is dat het gedrag van de haas en dat van Vatanen zich gaandeweg in/aan elkaar spiegelen. Zo lijkt Vatanen de eerste confrontatie met de beer nabij de ‘herdershut van Lebberspleet’ (p. 109) te voorvoelen: ‘Vatanen sliep onrustig. Hij voelde de korte stotende ademhaling van de haas in zijn oor, het arme dier scheen al even nerveus als hijzelf’ (p. 110). Ook de haas ruikt onraad en voelt aan dat Vatanen in slechte papieren zal komen te zitten. | |
[pagina 274]
| |
De haas doet of tracht te doen wat Vatanen doet of tracht te doen. Er is een onmiskenbare parallellie tussen hun beider manier van handelen. Daar zijn talloze voorbeelden van. In het hoofdstuk ‘De raaf’ noteert de verteller: ‘Vatanen volgde de loop van de gebeurtenissen vanuit de beschutting van het bos’ (p. 94). Deze zin wordt even verder gespiegeld door een al eerder geciteerde zin: ‘Vatanens haas, die zich doodsbang in de hut verscholen hield, keek vanuit een hoekje toe hoe het piratentoestel het luchtruim koos’ (p. 95). Zeker is dat de haas de dingen nauwkeurig bekijkt, een observerende of registrerende functie heeft, die wellicht vergelijkbaar is met de rol die Vatanen op maatschappelijk vlak zelf ook heeft, of toch had. Het tweede punt heeft betrekking op de vreemde broederschap tussen de haas en de dood.Ga naar eind10 Waar de haas verschijnt, valt vroeg of laat een slachtoffer. Een mooi voorbeeld is de dode grootvader in wiens nabijheid Vatanen de nacht heeft doorgebracht. Daar tekent de verteller het volgende bij aan: ‘De haas zat er op een afstandje als een medeplichtige bij’ (p. 81). Een ander slachtoffer van dienst is de predikant die eerst in de knieschijf van een plaasteren Christus en onmiddellijk daarna in zijn eigen voet schiet. De offeraar die zijn hele ‘bekeringsgeschiedenis’ uitspelt, wil de haas slachtofferen, maar dat kan Vatanen niet toestaan, want de haas is voor Vatanen letterlijk van levensbelang. Zo staat er onder meer: ‘De haas zigzagde in het spoor geluidloos voor de skiloper uit, als een gids. Vatanen zong hem toe’ (p. 107). Misschien doet de haas hier weinig meer dan wat een menselijke ‘haas’ doet in een loopwedstrijd, maar voor Vatanen betekent hij het verschil tussen leven en dood. Vooral in de tweede helft van de roman vecht Vatanen hardnekkig voor het behoud van zijn haas: hij staat zijn haas niet af aan Kaartinen of aan de Zweedse dame en evenmin aan de dierenarts-professor, of toch alleen voorwaardelijk. Als de haas ziek blijkt, besluit Vatanen ‘alles in het werk te stellen om hem er weer bovenop te krijgen’ (p. 129). Wanneer Vatanen in hechtenis wordt genomen aan het grensstation, leidt de aanwezigheid van de haas tot een juridische knoop, die hij door een naar de president gesmokkelde brief zelf weet te ontwarren (zie p. 171). De haas is zijn levensverzekering en zet hem ertoe aan om gevaarlijke vijanden als de beer uit de weg te ruimen. De slotregels van hoofdstuk 21 zijn veelbetekenend: ‘De fijne witte haartjes om het bekje van de haas trilden energiek, alsof het dier wilde zeggen dat hij het er helemaal mee eens was: de beer moest dood! De haas dorstte naar berenbloed!’ (p. 156). Of Paasilinna zich geïnspireerd heeft op de oosterse of Chinese cultuur, valt niet meteen te bewijzen. Uit gezaghebbende naslagwerken over symbolen in | |
[pagina 275]
| |
Oost en West blijkt in ieder geval dat de haas doorgaans staat voor een hoge levensverwachting en geassocieerd wordt met de maan, het vierde teken van de Chinese dierenriem/kalender.Ga naar eind11 Ook in de westerse iconografie wordt de haas overigens vaak voorgesteld als een maanwezen en in de Oud-Egyptische cultuur geldt de haas blijkbaar als het attribuut van de maangod Thot.Ga naar eind12 Deze elementen lijken me van belang om de band tussen Vatanen en de haas nader te verklaren. Als de haas garant staat voor een lang ‘bovenaards’ leven, laat het zich denken dat de journalist hem telkens weer verkiest boven een mogelijk verbond met de ondermaanse figuren die zijn pad kruisen. Bovendien wordt de haas gedacht als een vrouwelijk wezen en zouden er geen mannelijke exemplaren bestaan. Dat de haas toch in staat is zich voort te planten, zou kunnen verbazen vanuit een westers standpunt, maar in Chinese verhalen worden jonge haasjes letterlijk uitgespuugd en gebeurt de geboorte via de mond. Wie bedenkt dat de haas in dezelfde cultuur ook met de vrouwelijke genitaliën wordt gelinkt, zal begrijpen hoe het orale (de mond) ook een symbolische verwijzing naar het genitale (de vulva) kan zijn.Ga naar eind13 Die voorstelling is trouwens niet strijdig met de vaak voorkomende haas als ‘symbool van geilheid en vruchtbaarheid’ in middeleeuwse marginalia.Ga naar eind14 Misschien is het interessant erop te wijzen dat ook in een aantal verhalen en beschouwingen van D.H. Lawrence de maan gezien wordt als het kosmische pendant van het vrouwelijke element.Ga naar eind15 Haas, vrouwelijkheid/wellust en maan vormen in verschillende culturen blijkbaar een onverbrekelijke drie-eenheid. Is de keuze van Vatanen voor de haas een keuze voor het vrouwelijke oerelement, zonder zich daarbij persoonlijk te hoeven binden aan één enkele vrouw? Dat lijkt moeilijk aan te tonen, maar tussen Vatanen en de haas groeit in ieder geval een oedipale of libidineuze verhouding. Vatanen kiest voor de haas en omgekeerd. Het dier lijkt van meet af aan een soort therapeutische uitwerking te hebben op Vatanen. ‘Pas toen de haas gegeten had en Vatanen hem in zijn zak had gestopt, verdwenen zijn sombere gedachten’, zo staat al in hoofdstuk 2 te lezen (p. 14). De ‘zak’ waarin hij gestopt wordt zou men op basis van het verdere verhaal, met enige zin voor overdrijving, een baarmoederlijke functie kunnen toeschrijven. Als de blokhut in brand vliegt en Vatanen zijn haas naar het schouwspel laat kijken, volgt dit: ‘De haas keek, hijgde amechtig en drukte zich daarna tegen de borst van zijn baas aan; zijn achterpoten binnen in de rugzak maakten een trappende beweging, ze vouwden zich, de haas nam een embryonale houding aan en viel in slaap’ (p. 126). Deze moederschapsmetafoor wordt doorgetrokken in het nawoord, waar over de haas als penitentiair | |
[pagina 276]
| |
probleem wordt gesproken (door de wetgever uiteraard over het hoofd gezien). De conclusie is dat ‘als Vatanen een vrouw was en de haas zijn baby, de laatste inderdaad samen met zijn moeder gedetineerd kon worden’ (p. 170). Natuurlijk is de haas geen baby en Vatanen geen moeder, maar de suggestie is wel dat ze op z'n minst een even sterke genegenheid voor elkaar koesteren. | |
Over het wereldbeeld in HaasIn hoofdstuk 18 trekt Vatanen met zijn zieke haas naar een dierenarts in Helsinki. Wanneer die Vatanens onwaarschijnlijke zwerfverhaal heeft beluisterd, besluit hij: ‘Beste man, ik geloof geen woord van wat u zegt. Maar het is een mooi verhaal, daar niet van, ik vraag me alleen af waarom u dit soort dingen vertelt. Gaat u nu maar gewoon terug naar uw onderzoeksstation, ik bel er morgen wel heen’ (p. 131-132). Deze bedenking zou de lezer kunnen overnemen om zich af te vragen waarom Paasilinna dit verhaal - en bij uitbreiding al zijn verhalen - heeft opgetekend. In zwaarwichtige termen zou men net als de professor vragen kunnen stellen bij de zinvolheid of doelgerichtheid van Vatanens zwerftocht. Dát hij een soort zwerver is, valt niet te betwijfelen: hij zwerft rond, min of meer in navolging van de mythische held OdysseusGa naar eind16 of in het spoor van de helden Väinimönen of Lemminkäinen uit de Kalevala, het door Elias Lönnrot samengestelde Finse nationale epos.Ga naar eind17 Eén van de vragen is waarom Vatanen zo ongemotiveerd tot zwerven overgaat. Daarop is wellicht geen ander antwoord mogelijk dan dat het een mooi verhaal oplevert. Een andere vraag is of aan dit verhaal desondanks een of andere levensbeschouwelijke visie ten grondslag ligt. Een eenduidige interpretatie ligt niet meteen voor de hand, maar bij nader inzien gelijkt de roman niet onaardig op een parabel waarin de soevereiniteit van het ‘toevallige zijn’ wordt uitgebeeld. Hoewel Paasilinna allesbehalve moraliserende bedoelingen heeft en ongetwijfeld niets wenst aan te tonen, toont dit verhaal dat aan het leven geen welomschreven doel of richting toe te schrijven valt. Bijgevolg is er ook geen hoger doel en daaruit volgt dat de gebeurtenissen niet in een hiërarchisch verband of dito orde te plaatsen zijn. De mens, eens uitgekleed zoals de piloot of de naakte dames in de helikopter, is even bloot of weerloos als de altijd naakte haas: hij is niets meer dan zijn gelijke, even inferieur of even superieur. De gelovige offeraar denkt een bovennatuurlijk/metafysisch doel te dienen en wil er zelfs een haas voor offeren, maar dat botst met | |
[pagina 277]
| |
Vatanens absolute eerbied voor zijn haas. Bestaande en niet-bestaande ideologieën, zoals die van Tolstoj en Kaartinen, het zogeheten Finnisme, politiek idealisme of militair absolutisme verdienen maar evenveel of even weinig respect als een toevallig aangereden sneeuwhaas of de keutels die hij gedachteloos deponeert in het soepbord van een opgenaaide Zweedse dame. Het wereldbeeld waar Haas van getuigt, is in filosofisch opzicht een toonvoorbeeld van contingentie: er is geen finaliteit in het leven, er zijn alleen goed of minder goed uitdraaiende beslissingen of toevalstreffers. De dingen leiden desgewenst ergens of nergens toe: ze doen zich eenvoudigweg voor en zijn fundamenteel onbedoeld. Haas maakt duidelijk dat geen finaliteit of intentionaliteit de wereld voorstuwt of dynamiseert, maar hooguit fataliteit of gebeurlijkheid. Wat de filosoof Richard Rorty over Sigmund Freud beweert, geldt evenzeer voor Paasilinna: ‘He breaks down all the traditional distinctions between the higher and the lower, the essential and the accidental, the central and the peripheral’.Ga naar eind18 Zijn hoofdpersonage zou perfect passen in wat Rorty verder ‘an ideal liberal society’ noemt, een waardevrije samenleving die alleen of hoofdzakelijk blijk geeft van de bereidheid niet vooraf geplande ontmoetingen mogelijk te maken.Ga naar eind19 Alle incidentie of contingentie ten spijt, krijgt de vrije wil van het individu in deze fictionele context een kans. Zo is het aangrijpingspunt van Vatanens lange, grillige zwerftocht de beslissing van Vatanen om niet terug te keren naar zijn vrouw en zijn werkplek: hij maakt gebruik van een soort negatieve keuzevrijheid. Gesteld dat Vatanen wél was teruggekeerd en hij de haas al dan niet had meegenomen, dan had hij waarschijnlijk een minder boeiend parcours afgelegd, of wellicht helemaal geen. Het geloof in de kracht van de individuele wil, die per definitie onmaatschappelijk is, maar tegelijk heel bevrijdend, tekent heel wat van Paasilinna's personages, bijvoorbeeld taxichauffeur Sorjonen in De zomer van de vrolijke stieren of politie-inspecteur Jyllänketo in Helse eendjes. Het zou natuurlijk te ver voeren de vrijheid die Vatanen zich permitteert spinozistisch te noemen, maar volgens Spinoza is de enige vrijheid die de mens kent alleen mogelijk als hij ‘aan niets minder denkt dan aan de dood’.Ga naar eind20 Het is niet meer dan een gedachtespinsel, maar misschien is de haas, die zoals eerder is gebleken, goede maatjes is met de dood, ook Vatanens enige tijdelijke garantie op ware innerlijke vrijheid?Ga naar eind21 Wat er ook van zij, Paasilinna's wereldbeeld wordt beheerst door twee elkaar in evenwicht houdende krachten, waarboven geen derde macht wordt geduld. De enige derde macht die in dit oeuvre een kans krijgt, bevindt zich letterlijk | |
[pagina 278]
| |
diep in de aarde, zoals bij uitstek uit Helse eendjes mag blijken. Wanneer Jyllänketo op zoek gaat naar willekeurige slachtoffers om die in de mijnen van Peuravuama te dumpen, geeft de verteller zich aan de volgende sarcastische, onbarmhartige bedenking over: ‘Hij hield een moment stilte en mijmerde hoopvol dat Launonen na zijn dood zijn verdiende loon had gekregen en nu voorgoed in de hete ovens van de hel mocht lijden. Wat Launonens zonden waren, wist Jyllänketo niet, maar het was een prettig gevoel dat die vent dood was’ (p. 159). Er kan geen misverstand over bestaan: Paasilinna tekent voor een universum waarin het ethos van de onvoorspelbare of pathologische eigenzinnigheid zegeviert, tegen alle bestaande sociale conventies in. In zijn werk tekent de Finse auteur ‘a completely different image of society’: hij veegt de vloer aan met ‘rules and tyranny’ en breekt telkens weer een lans voor een ‘cheerful liberation from the guardianship of society’.Ga naar eind22 | |
CodaHet werk van Paasilinna slaat een heel eigen toon aan en is alleen al daarom nauwelijks met dat van andere contemporaine auteurs te vergelijken. Hij is vooral allerlei dingen niet: hij is geen realist of romanticus, geen moralist of modernist en nog veel minder een postmodernist. Toch roept een incidentrijke roman als Haas onvermijdelijk parallellen of literaire associaties op. Zo doet de tweevoudige arrestatie van Vatanen, behalve aan die van Osewoudt in De donkere kamer van Damokles (1958), ook denken aan de aanhouding van het hoofdpersonage in Frédéric Beigbeders Un roman français (2009): de ikfiguur memoreert zijn afkomst en familiale voorgeschiedenis tijdens een lange nacht in ‘une cellule de garde à vue’ (p. 32). Het verlangen van Vatanen zonder echte aanleiding met de sleur te breken roept bovendien het beeld op van leraar Raimund Gregorius, die in Pascal Merciers Nachttrein naar Lissabon (2004; vertaling 2006) zonder één woord te spreken de klas uitstapt en de trein neemt naar een ander leven en een andere liefde. Het grondpatroon waarop dit groteske verhaal is gebouwd - een onooglijk of verwaarloosbaar voorval met onoverzienbare gevolgen - herinnert bovendien aan verschillende romans van José Saramago, meer bepaald aan Het stenen vlot (1986), De stad der blinden (1995), De man in duplo (2002), Het verzuim van de dood (2005) én aan Peter Høegs De vrouw en de aap (1996). Wie overigens de tijd neemt op verkenning te gaan in De zomer van de vro- | |
[pagina 279]
| |
lijke stieren zal zonder moeite dankzij het amnesiemotief een uitstap kunnen maken naar thematisch verwante boeken als Man Walks into a Room (2002) van Nicole Krauss, The Bourne Identity (1981) van Robert Ludlum en Before I Go to Sleep (2011) van S.J. Watson. Paasilinna staat voor ongeremd leesplezier en daarin is hij gelukkig niet alleen.
Hartelijk dank aan Lieve van Cleemput voor haar enthousiasme en logistieke steun. Bijna alle hierna geraadpleegde iconografische naslagwerken zijn afkomstig uit haar bibliotheek. Dank ook aan Elke Heirbaut voor het me toegestuurde overzicht van de Finse literatuur. |
|