Tiecelijn. Jaarboek 7 (jaargang 27)
(2014)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| ||||||||
De wolf en de vos in de Dialogus creaturarum, dat is twispraec der creaturen (Leeu 1481)
| ||||||||
Dialoog 30: over de verbena en de wolf, een humoristische dialoogAfb. 1
De dertigste dialoog gaat over de wolf en de vos die een weddenschap met elkaar aangaan over de geneeskrachtige werking van de wilde verbena (afb. 1). De wilde verbena is een kruid, waaraan men vroeger zowel geneeskrachtige als voorspellende eigenschappen toeschreef.Ga naar eind2 Het is een van de meest humoris- | ||||||||
[pagina 218]
| ||||||||
tische dialogen uit de Twispraec. De dialoog wordt in de inhoudsopgave als volgt aangekondigd: ‘dat xxx van verbena ende den wolf dat ons leert dat wij nyet voerwaer segghen en sellen dat ons onseker is.’ (In de dertigste dialoog over de verbena en de wolf wordt ons geleerd dat we niet iets voor waar moeten verkondigen als we er niet zeker van zijn). | ||||||||
Over de verbena en de wolf. De dertigste dialoogGa naar eind3In het boek over de krachten van de kruiden staat dat iemand die een zieke bezoekt, terwijl hij het kruid verbena bij zich draagt, aan de zieke moet vragen hoe het met hem gaat. Als de zieke antwoordt dat het goed met hem gaat, dan zal hij genezen, maar geeft hij als antwoord dat het slecht met hem gaat, dan is er voor hem geen hoop meer en zal hij sterven. Een wolf die een groot arts was, befaamd om zijn kennis, kwam naar een zieke en troostte hem en zei dat hij niet voor zijn leven hoefde te vrezen. De vos, die bekend was met de krachten van de verbena, hoorde dit en bezocht, om de wolf te beschamen, de zieke. Hij droeg een takje verbena bij zich en vroeg aan de zieke hoe het met hem ging. De zieke antwoordde dat hij er slecht aan toe was. Nu wist de vos zeker dat hij op sterven lag en hij ging naar de grote meester en vroeg hem wat hij van de toestand van de zieke vond. De wolf antwoordde dat de zieke snel beter zou zijn, zoals de polsslag en de urine uitwezen. De vos lachte de wolf uit en zei dat de zieke hem bedrogen had en dat hij niet veel wist van medicijnen, omdat de zieke de dood over zichzelf had afgeroepen. Daar kregen ze ruzie over waar veel mensen bij waren. De vos en de wolf sloten een weddenschap af. Toen de zieke na acht dagen overleed, verloor de wolf tot zijn grote schande de weddenschap en zei: ‘Van onsekere dingen wedden om pande, is onwijsheit ende dicwijl grote schande’ (Wedden over zaken die niet zeker zijn, is onverstandig en brengt dikwijls grote schande met zich mee). Daarom moet men ervoor oppassen om weddenschappen over zaken af te sluiten waarvan men niet zeker is, om te voorkomen dat men bedrogen wordt. Toen men aan Socrates vroeg hoe men het beste de waarheid kan spreken, antwoordde hij dat men beter maar kan zwijgen als men iets niet zeker weet. Een andere filosoof zei dat als men bang is om iets te zeggen waarover men later spijt heeft, dat dit (het zwijgen) het beste is. Ook zei hij dat men vaak mensen aantreft die altijd gelijk willen hebben, of ze nu gelijk hebben of niet, en dat ze daarover willen vechten of ruzie maken. | ||||||||
[pagina 219]
| ||||||||
De dialoog sluit af met twee verhalen over altijd kijvende vrouwen die voortdurend ruzie zochten met hun echtgenoten. De eerste vrouw maakt amok over een veld dat zo vlak is dat het net lijkt alsof het geschoren is.Ga naar eind4 Haar man zegt dat het veld niet geschoren maar gemaaid is. Hierover krijgen ze grote ruzie. De man slaat zijn vrouw en straft haar ten slotte door haar tong af te snijden, maar met gebaren blijft zij aangeven dat het veld geschoren en niet gemaaid is. In het tweede verhaal beweert een vrouw dat haar man onder de luizen zit. Hij slaat haar daarom en als zij ondanks het pak slaag dat ze krijgt, maar niet zwijgt, dompelt hij haar, in het bijzijn van zijn buren, onder water. Om toch haar gelijk te halen, geeft zij met haar duimen en nagels boven water aan dat zij luizen bij haar man had gevonden en gedood. De dialoog eindigt met een uitspraak van ‘die wise man’: ‘Veel mensen zijn met zwaarden verslagen, maar niet zo veel als er door tongen verloren zijn gebleven’.
Een merkwaardige dialoog. De vos haalt op basis van de toen geldende wetenschap (wij zouden het nu bijgeloof vinden) zijn gelijk en wint daarmee de weddenschap. De zieke liet hem weten dat het slecht met hem ging en dus zou hij, volgens het kruidenboek, sterven. Met deze kennis kon de vos gemakkelijk de weddenschap met de wolf winnen, die zich niet had verdiept ‘inden boec vander craften der cruden’ en stelde hij de gebrekkige kennis van ‘de meester’ aan de kaak. Opmerkelijk is dat wij er niet achter komen wie de filosoof en ‘die wise man’ zijn. Leeu doet in zijn vertaling niet aan bronvermelding, daarvoor moeten wij de Latijnse tekst raadplegen.Ga naar eind5 In zijn Latijnse druk van 1481 staat in de dertigste dialoog, na de zin waarin Socrates zegt dat men beter maar kan zwijgen als men iets niet zeker weet, te lezen: ‘Et ut dicit philosophus: “Si dicere metuas, unde penitas (sic), semper melius est.”’Ga naar eind6 Leeu, of iemand anders - we weten niet of Leeu zelf de vertalingen deed of dat hij daartoe opdracht gaf - vertaalt deze zinsnede als volgt: ‘Als oec een philosooph seyde: “Ist dattu vrees hebste te segghen datti na mochte berouwen, dat ist dat best.”’ Enig speurwerk bracht aan het licht dat het hier om een variant gaat van een citaat uit de Disciplina clericalis van Petrus Alfonsi.Ga naar eind7 In hoofdstuk IV treffen wij in de paragraaf over leugens het gezegde aan: ‘Alius philosophus: “Si dicere metuas unde paeniteas, melius est dicere: non! quam.”’ (‘Een andere filosoof [zegt]: “Als je vreest dat je iets zegt waarover je later spijt hebt, is het beter nee te zeggen dan ja.”’).Ga naar eind8 Ook in de Disciplina clericalis wordt niet vermeld wie die filosoof is, dus daar worden we niet veel wijzer van. | ||||||||
[pagina 220]
| ||||||||
Dit in tegenstelling tot ‘die wise man’ waarnaar Leeu verwijst aan het eind van de dertigste dialoog. Het blijkt niemand minder dan Jezus Sirach te zijn. In de Latijnse druk van 1481 wordt naar zijn boek Ecclesiasticus verwezen:Ga naar eind9 ‘Quapropter Ecclesiastici xxviij’ (Daarom [staat in] Ecclesiasticus, hoofdstuk 28). In hoofdstuk 28 vers 22 vinden wij de uitspraak: ‘Multi ceciderunt in ore gladii, sed non sic quasi qui interierunt per linguam suam’ (Velen zijn gevallen door de scherpte van het zwaard, doch niet zo velen als er gevallen zijn door de tong).Ga naar eind10 Duidelijk is dat Leeu er bewust voor koos om bronvermeldingen in de Nederlandse vertaling weg te laten. Hij schreef voor een minder onderlegd publiek dat hoogstwaarschijnlijk de verwijzingen naar Latijnse bronnen niet zou begrijpen. Wat verder opvalt is de vrouwonvriendelijkheid in deze dialoog. Dit komt men ook in de andere dialogen tegen en is heel normaal in de vijftiende eeuw. Wij vinden dit nu bedenkelijk. Je kunt je overigens afvragen wat het voor mannen zijn die hun vrouwen de tong afsnijden of in het water gooien om hun gelijk te halen. De twee anekdotes over de altijd kijvende vrouwen tonen aan dat het niet altijd verstandig is om de waarheid te zeggen zelfs als je wel iets zeker weet. Gert-Jan van Dijk merkt hierover op dat in de Dialogus creaturarum - hij gebruikt in zijn lezenswaardige artikel de Latijnse editie van Grässe van 1880Ga naar eind11 - in het epimythiumGa naar eind12 vaak een positieve en een negatieve benadering van het onderwerp aan bod kwam om de les in een dialoog beter tot zijn recht te laten komen.Ga naar eind13 | ||||||||
De opbouw van de dialogenAan elke dialoog gaat een hoofdstuktitel en een houtsnede vooraf. PromythiaGa naar eind14 ontbreken in de Twispraec. De moraal of de zedenles van elke dialoog vindt men terug in het resumé die aan de dialogen voorafgaat, bijvoorbeeld ‘Dat I dyalogus van die son ende die maen daer wi in warden geleert hoe dat die houaerdige menschen dicwijl vernedert warden.’ (De eerste dialoog gaat over de zon en de maan. Hierin leren we hoe hoogmoedige mensen vaak vernederd worden). De Twispraec is geïllustreerd met 123 houtsneden waarvan vier herhalingen. De houtsneden zijn toegeschreven aan een Goudse vakman en zijn speciaal voor de Latijnse druk van 1480 gesneden. Het is niet bekend of deze houtsneden origineel zijn of dat de houtsnijder kopieën maakte uit een geïl- | ||||||||
[pagina 221]
| ||||||||
lustreerd handschrift.Ga naar eind15 Leeu gebruikte voor zijn acht drukken steeds dezelfde houtsneden.Ga naar eind16 Vaak wordt de dialoog geopend met een explicatie over een van de protagonisten, in dit geval over het kruid verbena. De toelichtingen zijn terug te vinden in middeleeuwse encyclopedieën en bestiaria, maar ook in de Bijbel.Ga naar eind17 Vaak vullen oude en middeleeuwse (heidense en christelijke) bronnen in dezelfde explicatie elkaar aan.Ga naar eind18 De dialoog die dan volgt is een (twist)gesprek tussen de twee protagonisten, in deze dialoog tussen de wolf en de vos over de genezende en voorspellende kracht van de wilde verbena. De dialogen zijn nagenoeg allemaal nieuw en vindingen van de onbekende auteur(s).Ga naar eind19 De protagonisten gaan, op een enkele uitzondering na, in alle dialogen een twistgesprek met elkaar aan over wie de beste, de mooiste, de grootste, de sterkste, de wijste, de slimste, de nuttigste enzovoort is. De dialogen ronden af met een rijmspreuk. Hierna volgen dan moralistische beschouwingen die Van Dijk uitgebreide epimythia noemt.Ga naar eind20 In deze epimythia zijn citaten terug te vinden uit de Bijbel en uitspraken van klassieke en middeleeuwse autoriteiten, waaronder kerkvaders. Citaten komen ook uit bestaande werken als geschiedenisboeken, legenden, anekdotes en - niet onbelangrijk voor ons - fabelverzamelingen.Ga naar eind21 Onmiskenbaar zijn de esopische fabels van invloed op de fabels in de Twispraec in zowel de dialogen als in de epimythia. De fabels zijn weliswaar bewerkt, maar de ontlening is duidelijk.Ga naar eind22 Over deze fabels later meer. De epimythia sluiten vaak af met een wijze uitspraak, een spreekwoord of een gezegde. De opbouw van de dialogen is hieronder in een tabel weergegeven:
| ||||||||
De wolf en de vos in de TwispraecOmdat het ondoenlijk is om alle twintig dialogen waarin de wolf en de vos in de Twispraec een rol spelen hier uitgebreid te behandelen, bespreek ik in het | ||||||||
[pagina 222]
| ||||||||
kort alleen de rol van de wolf en de vos in die dialogen. De nummers verwijzen naar de nummering in zowel de Middelnederlandse als de Latijnse druk van Leeu, beide van 1481. Voor de volledige dialogen, verwijs ik naar mijn website waar de onderhavige dialogen in mijn diplomatische transcriptie tijdelijk zijn geparkeerd.Ga naar eind23 Allereerst de wolf die, zoals hierboven vermeld, voorkomt in twaalf dialogen, de dertigste niet meegerekend. | ||||||||
De wolfIn dialoog 8 sluiten de schapen en de wolven een vredesovereenkomst, waarbij de honden uitgeleverd worden aan de wolven en de wolven op hun beurt beloven de schapen met rust te zullen laten. Maar als hun jonge wolven groot geworden zijn, is de vredesovereenkomst van de oude wolven met de schapen vergeten en vreten de jonge wolven alsnog de schapen op.Ga naar eind24 In dialoog 41 worden valse profeten met wolven in schaapskleren vergeleken.Ga naar eind25 De bekende fabel van de wolf die zich kwaad maakte over het lam dat dronk uit dezelfde rivier vindt men terug in dialoog 51.Ga naar eind26 In dialoog 53 verjagen honden de wolf nadat hij voor een bokje een lied had gezongen, dit op verzoek van het bokje, voordat de wolf hem zou opeten. Sint-Bernardus houdt ons in dialoog 83 voor dat we tevreden moeten zijn met wat we hebben, gelijk de wouw die tevreden is met de lucht, de wolf met de aarde en de snoek met het water. Wolven verscheuren in dialoog 106 een hond tot op het bot nadat zij hem gevleid hadden dat hij zo groot, mooi en sterk was. Ze huichelen dat ze hem daarom tot hun koning willen kronen. Als de hond daarop ingaat, verscheuren ze hem. Een wolf en een ezel zagen in dialoog 107 samen een plank doormidden (afb. 2). De plank ligt op twee schragen en de ezel staat boven op de plank en zaagt naar beneden. De wolf houdt de zaag onder de plank vast en hoopt dat de ezel naar beneden valt, zodat hij hem op kan eten. Tijdens het zagen probeert hij zaagsel in de ogen van de ezel te blazen, maar door de plank komt het zaagsel in de ogen van de wolf terecht. Blind maait hij woest met zijn poten in het rond waardoor de schragen omvallen en de plank naar beneden valt, boven op de wolf die daarbij het leven laat (boontje komt om zijn loontje). Dat wij onze vrienden niet meteen moeten vertrouwen, kunnen we lezen in dialoog 108. De beer en de wolf sloten vriendschap omdat zij zich de voor- | ||||||||
[pagina 223]
| ||||||||
naamsten voelden onder de dieren; samen zouden ze nog voornamer zijn. In de zomer zouden ze in het hol van de wolf gaan wonen en de wolf zou de beer voeden met wat hij ving. 's Winters zou de wolf in het hol van de beer gaan wonen waar hij beschermd tegen de kou zou zijn en de voorraad met de beer delen. Zo gezegd, zo gedaan. Maar toen het winter werd, vond de wolf geen voedsel in het hol van de beer, die houdt immers zijn winterslaap, en de wolf leed grote honger. Afb. 2
In dialoog 109 belaagt de wolf een geit. De geit smeekt de wolf om haar in de gelegenheid te stellen nog eenmaal haar jong melk te geven, zodat het niet zou sterven. Ze belooft na afloop terug te komen. De inhalige wolf staat dat toe met in het achterhoofd het idee dat hij ze dan alle twee te pakken kan krijgen. Maar de geit keert niet terug. Wees blij met wat je hebt, wat zeker is, is hier de les voor hebzuchtigen en gierigaards. Dat wij niet zomaar iets moeten geven of lenen aan iemand leren we in dialoog 107. In het epimythium wordt de bekende fabel aangehaald over de wolf en de kraanvogel die de wolf bevrijdde van een bot in zijn keel. Deze fabel komt ook voor in Reynaerts historie.Ga naar eind27 Ten slotte worden in dialoog 119 vijf jonge lammetjes opgevreten. Het zijn wezen en vrienden, verwanten en voogden voeden hen op. De wolf belooft hen te leren lezen en schrijven. De onnozele lammetjes geloven hem en gaan, on- | ||||||||
[pagina 224]
| ||||||||
danks de waarschuwing van hun voogden, met de wolf mee. Het slot laat zich raden. Tot zover de wolf in de Twispraec. | ||||||||
De vosDe vos treffen we aan in nog acht andere dialogen. In dialoog 44 komt de bekende fabel voor van de zieke leeuw waarin alle dieren die hem bezochten het hol wel ingingen, maar er niet meer uitkwamen. De vos weigert naar binnen te gaan omdat hij wel de sporen van de dieren naar binnen ziet gaan, maar niet meer naar buiten.Ga naar eind28 De fabel in dialoog 48 is ook bekend uit Reynaerts historie. Een boer vond een draak (in Reynaerts historie is het een serpent) gevangen onder een boom. Hij verloste hem. Toen de draak de boer wilde opvreten vroeg de boer raad aan de vos. De vos liet de draak weer vastbinden en redde zo de boer.Ga naar eind29 In dialoog 49 bestrijden de vogels onder leiding van de arend de leeuw die de dieren aanvoert. Dankzij bemiddeling van de vos besluiten de vogels en de dieren dat de arend en de leeuw elkaar moeten bevechten in een duel, de winnaar zou koning en prins worden van alle vogels en dieren. Tijdens het gevecht zegt de arend tegen de leeuw dat zij door valse verraders bedrogen zijn en tegen elkaar opgezet. Zij sluiten vrede met elkaar. De vos bedriegt in dialoog 61 een kapoen. Nadat hij een haan heeft gevangen, biedt hij de kam van de haan als kroon aan de kapoen aan. De kapoen tuint erin en wordt door de vos de kop afgebeten (afb. 3). In dezelfde dialoog, waarin uitgelegd wordt dat we niet alles moeten geloven wat ons wordt gezegd, haalt de schrijver ook de overbekende fabel van de raaf en de vos aan. Het stuk kaas is vervangen door een stuk vlees.Ga naar eind30 Afb. 3
| ||||||||
[pagina 225]
| ||||||||
De fabel over de ruzie van de arend en de vos vinden we in de 67ste dialoog.Ga naar eind31 De arend had de jongen van de vos gevangen om ze aan zijn kuikens te geven. De vos dreigt de boom waarin het nest van de arend zit, in brand te steken als de arend de jonge vosjes niet teruggeeft. Uiteindelijk, bijna verstikt door de rook, zwicht de arend voor de vos en geeft hem zijn jongen terug. Als een beer in dialoog 105 samen met de vos in een bos loopt, bedreigt een jager hen. De vos vlucht snel weg, maar de beer, vertrouwend op zijn kracht, loopt op de jager af en wordt doodgeschoten. De bekende uitspraak dat een vos wel zijn haren verliest, maar niet zijn streken vinden we terug in dialoog 114. In de explicatie van dialoog 117 over de aap en de das wordt uitgelegd dat vossen het hol van dassen bezetten door het hol te bevuilen met urine en ontlasting, waardoor de das, vanwege de stank, verplicht is om te verhuizen. | ||||||||
Tot besluitHet beeld van de wolf in de dialogen wijkt niet af van het beeld van Isegrim zoals wij dat kennen uit de Reynaert. De wolf is in vier van de twaalf dialogen vooral vraatzuchtig. Zijn domheid komt in twee dialogen aan bod. Vraatzuchtig en dom tegelijk is hij in twee dialogen. Verder is hij bedrieglijk, onbetrouwbaar en, heel opvallend, tevreden.Ga naar eind32 Vooral deze laatste eigenschap is merkwaardig, omdat wij hem uit de Reynaert kennen als een ontevreden, chagrijnige mopperkont. De vos daarentegen wordt in de Twispraec over het algemeen voorgesteld als een positief ‘personage’. De vos is in vijf van de negen dialogen verstandig, al kun je twijfelen aan zijn oprechtheid in de dertigste dialoog, waarin hij de weddenschap wint en daarmee de wolf in het openbaar te schande zet. Opmerkelijk is dat vos door de protagonisten in de fabel over de strijd tussen de arend en de leeuw als verraderlijk wordt afgespiegeld. Zijn advies om de strijd in een duel te beslechten lijkt mij eerder verstandig dan verraderlijk. Als hij zijn jongen wil redden uit de klauwen van de arend betoont hij zich de zorgzame vader, die wij ook kennen uit de Reynaert. Slechts in drie dialogen komen zijn negatieve eigenschappen naar voren. Hij is daarin vraatzuchtig, bedrieglijk en egoïstisch.Ga naar eind33 Dit is niet de vos die wij uit de Reynaert en Reynaerts historie kennen. Al eerder kwam Paul Wackers, in weerwil van zijn eerdere publicatie, tot de conclusie dat de vos een ambigu personage is.Ga naar eind34 In zijn artikel ‘Reynaert the Fox: | ||||||||
[pagina 226]
| ||||||||
Evil, Comic, or Both?’ zegt hij dat in de Middelnederlandse fabeltraditie, de bestiaria en de Bijbel een heel andere vos naar voren komt.Ga naar eind35 In de Reynaert is de vos een zelfingenomen bedrieger, vleier en moordenaar. Maar in de fabels, bestiaria en de Bijbel is hij daarnaast vaak ook verstandig, lost hij problemen op en helpt zichzelf of andere dieren. Willem (de Reynaertauteur) heeft volgens Wackers dan ook in de Reynaert een negatief personage uitgewerkt in overeenkomst met de handeling, niet een ‘coherent “personality” of the fox.’ Ook Jo Reynaert rehabiliteert de vos in zijn veel aangehaalde artikel ‘Botsaerts verbijstering’.Ga naar eind36 Hij herinnert ons er fijntjes aan dat ‘een beeld of begrip naargelang van cultuursfeer, genre, publiek enz. heel verschillende, soms diametraal tegenover elkaar liggende functies en betekenissen kan hebben.’ Even verderop in het artikel gaat hij in tegen de stelling dat er in de middeleeuwen geen ruimte zou zijn geweest voor positieve interpretaties van de vos. Bij wijze van voorbeeld haalt hij de hierboven aangehaalde fabel over de zieke leeuw aan waarin de vos vooral schrander is, een positieve eigenschap.Ga naar eind37 De conclusies van zowel Paul Wackers als Jo Reynaert ondersteunen mijn bevindingen: het beeld van de vos in de Twispraec is positiever dan in de Reynaert en Reynaerts historie.
De Twispraec is niet in een editie beschikbaar. Dat is jammer, want het is een prachtig boek vol met komische verhalen, anekdotes, fabels, houtsneden, maar ook met levenswijsheden en citaten uit de klassieke en Middelnederlandse literatuur, waarvan wij zelfs nu nog kunnen leren. Het verdient om uitgegeven te worden. Naar verwachting is mijn diplomatische transcriptie van de volledige Twispraec in 2015 beschikbaar in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), compleet met alle 123 houtsneden. Wellicht dat deze digitale editie als basis kan dienen voor een bewerking of hertaling. |
|