Verslag
De valschaard met den grijzen baard
Een stuk voor alle leeftijden over een held van alle tijden
Yvan de Maesschalck
Wat is er nodig om Van den vos Reynaerde om te zetten in sprankelend hedendaags theater? Ik zou het na alle eerdere, als modern voorgestelde versies eerlijk gezegd niet zo gauw meer weten. Maar dat er de nodige branie, creativiteit, volharding en inventiviteit voor nodig zijn, zal geen liefhebber van het genre durven te ontkennen. Over al die kwaliteiten beschikt Theater Tieret in ieder geval, of toch in ruime mate, zoals mag blijken uit hun geslaagde bewerking De Valschaard met den Grijzen Baard, waarvan ik de avant première of try-out heb bijgewoond op zondagochtend 10 juni 2012 in de Sint Niklase bibliotheek. Een heuse matinee dus, in de meest letterlijke zin van het woord.
Wat zijn de sterke punten van deze productie? In allereerste instantie de taal waarvan de beide hoofdrollen. Steven van Peteghem en Stefan van Guyse, zich mogen bedienen. Daarin zijn op zijn minst drie verschillende registers te onderscheiden, met voor wie aandachtig luistert, een paar overgangen tussenin. Er is het alleszins formele register van de keurig in het pak gestoken verteller-commentator V.T. Govaerts, een rol die met brio door Steven van Peteghem wordt vertolkt. Hij spreekt het publiek op hoogst voorname wijze toe, hanteert een soms pijnlijk correct idioom, maar dat past nu eenmaal bij zijn ‘hoedanigheid als erevoorzitter van het Reynaertgenootschap’, de ronkende titulatuur waarmee hij zichzelf introduceert. Hij ‘hecht eraan’ nu eens dít te beklemtonen, onderstreept ‘bij deze’ dan weer dát, wil eerlijk zijn ‘jegens u’, heeft het over ‘ten tweeden male’, weet wat ‘normaliter’ hoort te gebeuren, neemt een enkele keer het aftandse ‘edoch’ en het zo licht verkeerd gebruikte ‘vooreerst’ in de mond.
Hoe formeel hij ook is in zijn introducties bij elke scène (de raam- of kadertekst) en de voorlezing van de eigenlijke Reynaertscènes (de ingebedde tekst), meer dan eens doorbreekt hij bewust het strakke taalpak en maakt daarbij een stijlbreuk die hem meteen tot een volks of tussentalig register doet afdalen. Hij heeft het, enigszins neerbuigend, over zijn laattijdig opduikende medespeler als ‘de brave borst’ en spreekt hem naderhand meer dan eens als ‘Dingsken’ aan. De dialectische vraag(zin) ‘newaar?’ (voor ‘niet’/‘niet waar’?) en de even