Tiecelijn. Jaarboek 4 (jaargang 24)
(2011)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
ArtikelIs driemaal scheepsrecht?
| |
De eerste ronde: 1973Een soort samenzwering moet eraan vooraf zijn gegaan, een warrig bijeenharken van vage invallen en bedenksels. Het embryo van het latere Reynaertspel moet zijn ontstaan in december 1971. Het valt achteraf moeilijk te achterhalen wie echt het vuur aan de lont heeft gestoken. Maar geboekstaafd | |
[pagina 59]
| |
is dat André Stoop, de toenmalige bibliothecaris-archivaris, één van de grote inspirators is geweest. In elk geval neemt hij telefonisch contact op met Jos Houben,Ga naar eind3 die zich na ruggenspraak met het stadsbestuur (burgemeester Frantz van Dorpe, Vincent Foubert, schepen van Feestelijkheden en Pros Masthijs, schepen van Onderwijs en Cultuur) en regisseur Mark Liebrecht akkoord verklaart een Reynaertbewerking te schrijven. André Stoop (1922-1994) als realisator-coördinator, Jos Houben (1939-1998) en vooral Mark Liebrecht (1916-1975): uit de kruisbestuiving van hun geestdrift en creativiteit wordt Reynaert opnieuw geboren. De tekst is ter beschikking op 5 september 1972, terwijl de startvergadering plaats heeft ten stadhuize op 16 oktober 1972. André Stoop blijft voor de duur van het hele project trouw aan de zijde van duivelskunstenaar Mark Liebrecht. Jos Houben is er getuige van hoe zijn tekst wordt omgesmeed tot een dramatisch spektakel waarin zijn hooggestemde boodschap alle aandacht naar zich toe zuigt. Houben actualiseert het Reynaertpersonage. Epiek wordt drama: de dialogen zijn vlot en snedig. Houben doet daarbij aardig zijn best om het door hem gebruikte ‘origineel’ zo veel mogelijk te respecteren. Zoveel mogelijk inderdaad, want er zijn ingrijpende aanpassingen. In de moderne versie komt Willem himself aan het hof en weet hij de hovelingen ertoe te overhalen in de huid te kruipen van een bepaald dier, naar een scenario van Willem uiteraard. Zelf neemt hij de rol van de vos voor zijn rekening. Willem speelt zijn autobiografie. Hij zet een Reynaert neer die hekelt en maatschappelijke misstanden aanklaagt. Willem de troubadour neemt de gedaante aan van Reynaert de contestant die de rebellie preekt. Net als in de middeleeuwse Van den vos Reynaerde ontmaskert de vos de hebzucht en het eigenbelang van Grimbeert, Isegrim, Tibeert en Bruun. Net als het middeleeuwse epos houdt de moderne variant de toeschouwer/ luisteraar een spiegel voor. Maar als Reynaert door Grimbeerts toedoen aan het hof verschijnt en de volkswoede hem wil lynchen, rukt Reynaert zich het masker af. De haat en angst die hem omgeven lijken te stollen. Reynaert (of toch Willem?) toont zijn ware menselijke gelaat. Hij slingert de aanwezige hovelingen, voor wie het masker een tweede natuur is geworden, hun hypocrisie in het gezicht. Zij kunnen de waarheid niet aan en vluchten onthutst de bossen in. Exit Reynaert. Exit Reynaertspel. Maskeren, ontmaskeren. Waarheid en leugen. Bedreiging en bevrijding. Er spiraalt een dubbele beweging doorheen het nieuwe concept. En toch wijkt de versie van Houben op fundamentele punten af van de oorspronkelijke tekst. Niet alleen | |
[pagina 60]
| |
levert hij slechts een halve, ‘gekortwiekte’ Reynaert (voorspel + drie dagingen + finale), de Reynaertfiguur als incarnatie van het allerlaagste en allerslechtste in de mens groeit bij Houben uit tot een gedreven idealist, zo uit het ei van de jaren zestig gepeld.Ga naar eind4 Maar de hiervoor aangestipte ‘afwijkingen’ verhinderen de ongeveer 600 medewerkers niet een spetterend kijkspel neer te zetten. Een spel dat gekenmerkt wordt door een massale bezetting en kan bogen op een massale publieke belangstelling, die van Jos Chabert, toenmalig minister van Vlaamse Cultuur en Vlaamse Zaken (1973-1974) incluis. Een en ander resulteert dan ook in een buitengewoon succes. Daar zijn nagenoeg alle recensies het na afloop over eens. De uitgebreidste en indringendste is die van Marc Colpaert. Op 25 mei 1973 noteert hij in Het Vrije blaasland dat ‘het Vlaams amateurtoneel’ - lees: dit Reynaertspel - het peil haalt van ‘het zo gerenommeerde Engelse amateurisme’. Verdiende lof gaat bovendien naar de hoofdvertolkers, onder meer naar Jaak van der Helst (Reynaert), Willy Coppens (Nobel), Willy de Greef (Bruun). Naar de hele figuratie, meer in het bijzonder naar de choreografie van Jacques Delsing. Verdiende lof bovenal voor regisseur Mark Liebrecht, die een ontzagwekkende toneelmachine draaiende heeft gehouden gedurende vier avondlijke vertoningen (19, 20, 26 en 27 mei). Aan zijn tomeloze geestdrift is het ongetwijfeld toe te schrijven dat zoveel scholen (Broederschool, Sint-Jozef Klein-Seminarie, Berkenboom, Normaalschool), zoveel cultuurkringen (Boerke Naas, Toneelgroep Tijl, Sint Genesius, De Goudbloem) hun medewerking hebben verleend. Liebrecht is er inderdaad niet voor teruggeschrokken een feeëriek schouwspel te laten openbloeien op eenRepetities Reynaertspel 1973.
Hoofdrolspeler Jaak van der Helst en een aantal figuranten. © Stadsarchief Sint-Niklaas | |
[pagina 61]
| |
imposant 85 meter breed podium met een centrale loopbrug naar het stadhuis toe, dat tegelijk als ‘natuurlijk’ decor heeft gediend. Wie in het Reynaertarchief van de Stadsbibliotheek en dat van Jaak van der Helst mag grasduinen, stoot op allerlei marginale maar aandoenlijke details. Op de gebarentaal van het enthousiasme. Zo blijkt dat de latere Wase wereldschrijver (dichter, romancier, dramaturg, performer) Tom Lanoye aantrad als een van de ‘voskes’, dat de weersvoorspellingen besteld bij de Meteo Wing van de Luchtmacht aardig accuraat waren (het onweer inbegrepen), dat de liedteksten in het massaspel werden gezongen door de toen erg gesmaakte vijfkoppige kleinkunstgroep De Eleganten, die actief waren van 1964 tot 1976. Kortom, dat niets aan het toeval werd overgelaten. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat in de wandelgangen van de Wase cultuurverenigingen na afloop het idee kiemt het Reynaertspel zo spoedig mogelijk opnieuw op stapel te zetten. Maar tussen vrome intenties en de realisatie ervan komen vaakpraktische bezwaren te staan, al krijgt de stad zelf een subsidie toegeschoven van 250.000 frank (ongeveer 6.250 euro) vanwege het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur (brief van 31 december 1973). Verder dan een globale kostenraming is het bijvoorbeeld in 1976 en 1980 niet gekomen, ondanks het herhaalde aandringen van menig reynaerdist. Niet dat Reynaert zijn staart niet meer roert, want in 1976 wordt de ‘Orde van de vos Reynaert’ gesticht terwijl op 1 augustus 1980 een ingekorte versie van het Sint-Niklase Reynaertspel in Mortsel wordt opgevoerd ter gelegenheid van de plechtige openstelling van het Mark Liebrecht-Centrum. Meteen een blijvend eresaluut aan wat laatstgenoemde voor het (Reynaert)massaspel heeft betekend.Podium en decor Reynaertspel 1973 (stadhuis / Grote Markt Sint-Niklaas).
© StadsarchiefSint-Niklaas | |
[pagina 62]
| |
Het jaar van de vos: 1985De vos sluipt waar hij niet gaan kan. Begin jaren tachtig lijkt het er even op of hij in Waas alle sporen van zijn bestaan heeft uitgewist. In elk geval duikt hij eind 1980 op in de Reynaert-Ommegcmck, een speelstoet die het achthonderdjarig bestaan van de stad Hulst herdenkt en uitbeeldt. Een vriendelijke poging van de Zeeuwse broederstad om het ongrijpbare dier voorgoed aan zich te verplichten? Sint-Niklaas kijkt van op een afstand vriendelijk toe. En zwijgt. Maar de vos sluipt verder, veegt met één ruk van zijn staart alle mogelijke bezwaren weg die zijn heropstanding in Sint-Niklaas in de weg staan. Een even halsstarrig als heerlijk complot komt tot stand in het hart van de al genoemde Orde van de vos Reynaert. En dus komen begin 1984 de definitieve werkzaamheden op gang die tot de heropvoering van het massaspel zullen leiden. Hoe dan ook, er wordt een kerncomité gevormd waar onder meer Fernand van Durme (geluid en muziek), Jaak van der Helst (regie), Willy de Greef (coördinatie) en Dirk Meul (rekwisieten) deel van uitmaken. Fabienne van der Vekens neemt alweer het secretariaatswerk op zich. Gaandeweg verklaren allerlei plaatselijke culturele groeperingen zich graag bereid aan het project mee te werken. Naast diverse toneelverenigingen (Tijl, De Vlasbloem, Sint Genesius) mogen vooral de turnkring Kracht en Geduld en de dansschool Clapaja, aangevoerd door Claire Panier, hier niet onvermeld blijven. Een indrukwekkende resem ‘commissies’ sleutelt aan de productie en promotie van het massaspel. Er wordt een stickerwedstríjd uitgeschreven waarvan de prijsuitreiking plaats heeft op 27 mei 1984. Tegen eind 1984 draait de machine op volle toeren. Opnieuw wordt gebruik gemaakt van Jos Houbens tekst. Opnieuw een schitterende sonorisatie van Fernand van Durme. Opnieuw een massale figuratie. Opnieuw Willy Copperas in de huid van Nobel. Een koninklijke eer. Opnieuw Jaak van der Helst, ditmaal als erg gedreven regisseur, die zich in meer dan één opzicht aan zijn leermeester Liebrecht spiegelt. De continuïteit is verzekerd. In de marge van het gebeuren komt een stevig gestoffeerde brochure tot stand waarin reynaerdiaanse figuren en toestanden nader worden toegelicht. Onder de tekstschrijvers en geïnterviewden bevinden zich Jozef de Wilde (over Reynaert I als sleutelroman), Marcel Ryssen (over de vrouw in de Reynaert) en Rik van Daele (over toponymie), drie prominente vossenjagers die in de daaropvolgende jaren hun visie op de Reynaertfiguur zullen blijven bijstellen.Ga naar eind5 Een en ander wijst erop dat de belangstelling voor de figuur groeit. | |
[pagina 63]
| |
Maar het Reynaertspel van 1985 is ook meer dan de glansrijke wedergeboorte van de eerste versie. Jaak van der Helst kiest voor kleinschaliger choreografische intermezzo's (volksdans, betogingsdans, katten- en muizendans, enzovoort), voor beweeglijkheid en tempo, voor pyrotechnische verrassingen. Voor een gewijzigde muzikale omkadering. Voor een dubbel speelvlak van 35 bij 25 meter (Hof van Nobel en Malpertuis). Voor een zekere vorm van intimiteit en dus voor de inplanting van het geheel in het stadspark in de buurt van de vijver. Bruun (Willy de Greef) wordt er ‘te water gelaten’, Tibeert (Stefaan van Pottelberghe) maakt er krolse capriolen, Grimbeert (Marcel van Brussel) kiest bewust voor afgemeten gebarentaal en troont Reynaert naar het hof met een bang hart. Maar Reynaert zelf (Eddy van Steelandt) voelt er zich meer dan ooit op zijn gemak. Gedurende welgeteld negen opvoeringen van pakweg anderhalf uur (in de loop van september) houdt het vossenspel het Waasland in de ban. Het Reynaertspel 1985 wordt niets minder dan het waardige en volgehouden klapstuk van een hectisch Reynaertjaar. Een jaar dat barst en gonst van Reynaertlezingen, auto-, fiets- en wandelzoektochten, tentoonstellingen, bibliofiele Reynaertuitgaven (die van Bert Decorre / Dolf de Rudder en Clement Vermaere). Rik van Daele publiceert in het Leuvense blad Onze Alma Mater een uitvoerige en prikkelende bijdrage over het Reynaertlandschap.Ga naar eind6 En | |
[pagina 64]
| |
terwijl de laatste vreugdevuren na de Reynaerthappening van 21 september nog nasmeulen, wordt op 26 oktober 1985 luisterrijk hulde gebracht aan de nestor van alle toenmalige Wase reynaerdofielen. Priester Jozef de Wilde wordt tijdens het zesde colloquium van het Oost-Vlaams Verbond van Kringen voor Geschiedenis op gepaste wijze gelauwerd.Ga naar eind7 Dat de vos zelf even op adem wil komen, laat zich best wel raden. | |
In de ban van Europa: 1992Maar niet erg lang wordt de vos rust gegund. En hoewel hij zich hoogst zelden laat verschalken, worden naar het einde van de jaren tachtig toe initiatieven ontplooid die het daar beslist op aanleggen. In 1988 gaat het intussen gedigitaliseerdeGa naar eind8 en sinds 2010 online raadpleegbare Reynaerttijdschrift Tieceljn van start, onder de bezielende redactie van Marcel Ryssen, Rik van Daele en de betreurde Herman Heyse (1937-1992. Het daarop volgende jaar verschijnt het allang aangekondigde boek van Jozef de Wilde: Van den vos Reynaerde ontsluierd (uitgegeven als Kultureel jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 1989). Voor De Wilde schuilen historische figuren achter de dierennamen en is ‘Willem die madock makede’ een zekere magister Willelmus Physicus, die op het eind van de twaalfde eeuw als klerk in dienst was van Zeger II burggraaf van Gent. De Wilde schrijft een even stimulerend als controversieel boek, dat ook Rik van Daeles naar handschrift F vertaalde versie van het epos bevat. Meer dan ooit staat Reynaert in het centrum van de belangstelling. Meegesleurd door deze Reynaerthausse bekruipt Jaak van der Helst deverzoeking een totaal nieuw Reynaertspel te creëren. Schemerig zijn de eerste plannen, maar de inspiratie van Pinksteren laat het niet bepaald afweten, trouw aan vers 41 e.v, van het epos: ‘Het was in eenen tsinxen daghe / Dat beede bosch ende haghe / Met groenen loveren waren bevaen’ (naar handschrift A). In de loop van 1989 en 1990 werken Jaak van der Helst, Freddy Poeck, Marcel Ryssen en ondergetekende aan een anders gestemde en elders gehuisveste Reynaert. Er komt een scenario tot stand waarin de Europese gestalte van de vos aan zijn trekken komt. Het wordt een langzame geboorte. De geboorte van een meervoud. Voor de vos die in 1992 zijn opwachting maakt zijn de interne grenzen alvast gesloopt.Ga naar eind9 In tegenstelling tot Jos Houben gaat de schrijversbent ervan uit dat het ‘volledige’ Reynaertverhaal herkenbaar moet zijn in de bewerking, tot aan Belijns onfortuinlijke terugkeer met Cuwaerts | |
[pagina 65]
| |
Medeauteurs Yvan de Maesschalck en Jaak van der Helst (tevens regisseur) kijken naar de repetities van Ik, Reynaert! (1992).
kop toe. Bovendien wordt een en ander preciezer gelokaliseerd. Nobel mag voor een keer hofdag houden in een Britse adellijke omgeving, waar op zijn verzoek allerlei internationale prominenten zijn samengeschoold.Ga naar eind10 Om de wat al te plechtstatige gang van zaken te doorbreken stelt gastheer Prins Philip voor het masker voor te binden en tot enig ludiek amusement over te gaan. Het naspelen van het dietse Reynaertepos bijvoorbeeld? Elke politicus neemt een bij hem passende dierenrol voor zijn rekening. Prins Philip gaat schuil in Nobel uiteraard, Waldheim in Grimbeert, Mitterand in Tibeert, Giscard d'Estaingin Courtois, Gorbatsjov in Bruun, Lubbers in Tiecelijn, Juan Carlos in Canteclaer, enzovoort. Alleen voor Margaret Thatcher is het moeilijk kiezen. Verkleed als een zwarte panter zorgt zij voor de nodige heibel. Voor haar eindigt Europa nog altijd aan de krijtkusten van Engeland, dat onveranderlijk blijft wat het altijd is geweest: ‘This precious stone set in the silver sea / (...) / This blessed plot, this earth, this realm, this England’ (William Shakespeare, King Richard III). Niets meer, maar vooral niets minder. | |
[pagina 66]
| |
Af en toe vallen rake klappen, prikken de dames en heren elkaar wat giftig in de lenden en wordende maskers afgenomen om de verhitte gemoederen tot bedaren te brengen. Maar ondertussen maalt het hele massaspel verder. Dat is, naast die van Philip en Elisabeth II, mede de grote zorg van hofmaarschalk Botsaert. Het hele concept balanceert in wezen op een zo evenwichtig mogelijke verhouding tussen wat de politicus als mens voorstelt en de hem of haar toebedeelde rol. Visueel wordt dat aspect onderstreept door het feit dat alle ‘Reynaert’-spelers dubbele maskers dragen. Hun dubbelzinnig gedrag laat hen nooit in de steek. Daar vormt alleen Reynaert, de verdachte maffioso, een onverdachte uitzondering op. Hij draagt geen masker. Hij is een masker. Altijd en overal. Aan het einde van het stuk galmt zijn persoonlijke testament door de luidsprekers: ‘Nog is de zweepslag van mijn haat / ijzer in de handen van de wet / en heilig de dolksteek in het hart / der hartelozen. Onvindbaar eeuwig / slijp Ik mijn messen van verzet / en spreek ik woorden slechts van steen’. Reynaert in een poëtische bui? Reynaert, proteïsch en eeuwig onvindbaar? Voor wie nog twijfelt: ook Reynaert is een meervoud. Anders dan in de vorige afleveringen wordt nu gekozen voor een bescheiden choreografie (biggetjes, vlinders, raven), voor technische durf (black light theatre-effecten, een in de nacht wegfladderende ‘mechanische’ raaf, die het na een paar voorstellingen weliswaar begeeft), voor drie afzonderlijke podia. Even zoveel kopzorgen voor het technisch team onder leiding van Etienne Vandenhende. Anders dan voorheen, gaat deze Reynaert internationaal. Daartoe zijn niet alleen de regeringsleiders, presidenten en koningen van de in het stuk genoemde landen aangeschreven. Behalve een verzorgde brochure waarin originele cartoons van de tot ver in het buitenland geprezen en vaak geprijsde SEM (pseudoniem van Ernest Metz) zijn opgenomen, wordt ook een Engelse versie van Ik, Reinaert! naar de Europese Commissie gestuurd. En toch knipt ook deze versie de banden met de vorige opvoeringen niet geheel door. Andermaal verschijnt Willy Coppens in de rol van Nobel/Prins Philip, al wordt hij deze keer van repliek gediend door de stem van Rita de Vos (Gente/ koningin Elisabeth II), die in de loop van de eerste opvoeringen jammer genoeg overlijdt en een pijnlijke leegte achterlaat,Ga naar eind11 Alsof de fictie de werkelijkheid parodieert of imiteert, wordt Nobel dit keer geprovoceerd door zijn zoon Geert Coppens alias Reynaert. Opnieuw zet Eddy van Steelandt een opmerkelijke prestatie neer, zij het in de huidvan Bruin/Gorbatsjov. Opnieuw het stadspark en Walburg op de achtergrond. Gedurende niet minder dan vijftien vertoningen (van 13 augustus tot 6 september) gooit Reynaert alle remmen los. | |
[pagina 67]
| |
NabeschouwingenAl lijkt het nauwelijks mogelijk het ‘massaspel’ als zelfstandig dramatisch genre precies af te bakenen, het hybridische karakter ervan althans is onbetwistbaar. Het massaspel is toneel, spektakel en allegorie tegelijk en daarom terecht een vorm van ‘totaalkunst’ te noemen. Bovendien is het beslist het resultaat van taaie wilskracht en onwankelbare eensgezindheid. Maar ook van een subtiel gevoel voor evenwicht tussen traditie en vernieuwing. Dat blijkt onder meer uit de aanwezigheid van de vaste menselijke en dierlijke ingrediënten die in de drie stukken zijn aan te treffen. Een aardige constante is het ‘gelaatsmasker’ van Reynaert (een ontwerp van Jos Loyens), dat ongehavend alle voorstellingen van 1973, 1985 en 1992 heeft overleefd. Even opmerkelijk is allicht de drievoudige trouw van Willy Coppens, telkens in de rol van koning Nobel. Ook Fabienne van der Vekens heeft zich als secretaresse drie keer niet onbetuigd gelaten en zal later meer dan eens getuigen van het ‘samenhorigheidsgevoel’ dat de producties tot stand hebben gebracht. Iets gelijkaardige geldt uiteraard voor Jaak van der Helst, die telkens een centrale en in 1985 en 1992 ongetwijfeld dé centrale rol heeft vertolkt. Zonder hem zou Reynaert als Wase spektakel- of theaterfiguur wellicht een kille dood gestorven zijn.Ga naar eind12 Overigens lijkt een en ander crescendo te zijn gegaan. Steeds meer opvoeringen (met weliswaar minder zitplaatsen voor de laatste twee), steeds meer technische en artistieke durf, steeds meer verinnerlijking en dus meer ‘Reynaert’. De figuur van de vos keert daarbij grotendeels terug naar zijn vermeende uitgangspunt, als belichaming van het demonische, kwaadwillige ‘zwarte hart’, dat hoe dan ook deel uitmaakt van de menselijke natuur. Waar en wanneer dan ook. Met de woorden van de onovertroffen joodse schrijfster Nicole Krauss over één van haar romanpersonages zou men kunnen stellen dat Reynaert een gezicht heeft ‘that could look beatific in one instant and devilish the next’ en daarbij de indruk wekt ‘to have come down from the Renaissance, or even the Middle Ages, without revision’.Ga naar eind13 Intussen zijn bijna twintig jaar heen gegaan zonder dat iemand het heeft aangedurfd een integraal nieuwe versie van het massaspel te ensceneren. Het ontbreekt nochtans niet aan vertalingen, benaderingen, opvoeringen en aan talent, die dienstig zouden kunnen zijn bij een gedramatiseerde omwerking ‘Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie. De ronduit knappe herdenkingstentoonstelling Wij, Reinaert! Drie Sint-Niklase massaspelen, die liep van 6 mei tot 19 juni 2011 in de Stadsbibliotheek, en het hoogstaande, | |
[pagina 68]
| |
keurig afgewerkte figurentheater dat tijdens de Sint-Niklase Sterfeesten van 14-15 mei 2011 is opgevoerd met gastheer Tiecelijn de raaf als een volleerd, vlerkerig verteller, zouden meer dan sterke prikkels kunnen zijn om nieuwe dramatische wegen te bewandelen.Ga naar eind14 Het feit dat Willem van Boudelo op goede gronden kan worden beschouwd als de auteur van het Oost-Vlaamse Reynaertepos is in ieder geval een toegevoegd argument om de opvoering ervan te plaatsen in de buurt van de vroegere abdij.Ga naar eind15 Is het daarbij ondenkbaar de Reynaertverhalen te vertimmeren tot een soort episch, eventueel op Brechtiaanse leest geschoeid (anti)passiespel? De grafische vormgeving van Marc Legendre en de originele visie van René Broens op de Reynaertfiguur als een soort antichrist openen mijns inziens perspectieven om een spel te creëren dat ten volle zou renderen op een breed podium. Reynaert, passie, spanning en Mistgiro BuffoGa naar eind16 in een bruisende synergie, naar het voorbeeld van het cyclische drama in onze middeleeuwse steden? Als de nodige fondsen ter beschikking worden gesteld en een bevlogen equipe zich wil aandienen, is een dergelijk project allesbehalve denkbeeldig. |
|