Tiecelijn. Jaarboek 4 (jaargang 24)
(2011)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
ArtikelLeiden - Reynaertstad?
| |
[pagina 17]
| |
Er schijnen ook nog een aantal gebrandschilderde glas-in-loodramen met figuren uit de Reynaert ergens in de stad te vinden te zijn, maar waar, daar kwam ik niet achter. Reynaert en Leiden hebben niets met elkaar, zoveel is duidelijk. Dat is anders, als men in de boeken duikt. Leiden is een universiteitsstad die enkele geleerde tot zeer geleerde reynaerdofielen herbergt of geherbergd heeft. Ook hebben een aantal Leidse uitgevers Reynaertedities, boekjes en toneelbewerkingen op de markt gebracht. Over deze liefhebbers van de Reynaert en de uitgeverijen in Leiden die zich met de vos inlieten, gaat deze bijdrage. Het mini-onderzoek was niet uitputtend en geeft slechts een globale indruk hoe de vos zich in Leiden manifesteert. | |
Reynaert in Leidse drukwerkjesAllereerst de boekjes en toneelbewerkingen. Met behulp van het Bibliografisch nummer Tiecelijn (september 2004) kwam ik een zestal publicaties op het spoor die in Leiden uitgegeven zijn.Ga naar eind2 De beschrijvingen van de uitgeverijen in Leiden trof ik aan in Stad van Boeken, handschrift en druk in Leiden 1260-2000, een onuitputtelijke bron van de geschiedenis van de handschriften en drukken in Leiden.Ga naar eind3 Het eerste boekje is uit 1908 en is gedrukt bij Eduard IJdo (Ydo) op de ‘Hooglantsche Kerckgraft tot Leyden’. Het betreft een anonieme publicatie van een toneelstukje gebaseerd op de indaging door Bruun de beer (Van den vos Reynaerde, verzen 520-706). In dit toneelstukje draagt Willem van Hillegaertsberch het avontuur van Bruun voor. De volledige titel luidt: Willem van Hillegaertsberch bij den Burggraaf van Leiden, in: Vertooninghen ghedaen by die van Leyden ter Tsamencomste van Liefhebbers haers Vaderlandts, der edele Poesye ende der vrije Consten binnen Leyden den 26 Augusti int Jaer ons Heeren 1908. De boek- en steendrukkerij van IJdo behoorde rond 1900 tot de negen belangrijkste drukkerijen, waaronder Brill en Sijthoff, in Leiden. Eduard IJdo (1856-1927) was een uit Den Haag afkomstige ondernemer. Hij drukte behalve wetenschappelijke publicaties, waaronder in het eerste kwart van de twintigste eeuw veel dissertaties, ook kaarten, posters en folders. Bekend was tussen 1892 en 1954 IJdo's Adresboek van Leiden. Zijn zoon Johannes (1894-1966) volgde hem op. Bij de bekende uitgeverij Sijthoff verscheen in de serie Nederlandsche Volksromans van de hand van H.C. Rogge (1831-1905): Reinaert de vos (z.j.), een | |
[pagina 18]
| |
bewerking van Reynaerts historie in de traditie van de volksboeken. In het Bibliografisch nummer is niet vermeld of het hier de Noord-Nederlandse dan wel de Zuid-Nederlandse volksboekentraditie betreft. Albert Sijthoff (1829-1913) vestigde zich in 1851 in Leiden. De firma richtte zich vooral op een breed publiek en maakte literatuur bereikbaar voor de gewone man. Vondel, Van Lennep, Cremer en anderen bracht zij in goedkope vijftig-cents-edities op de markt. Een van de vele activiteiten die de firma ondernam, was het uitgeven van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, samen met de uitgevers Martinus Nijhoff en Thieme. Ook het meesterstuk, de uitgave van een reproductie van het Breviario Grimani, waarvan het origineel zich in Venetië bevindt en dat beroemd is om zijn vele prachtige Vlaamse miniaturen, mag hier niet onvermeld blijven. In 1860 startte Albert Sijthoff Het Leidsch Dagblad, gevolgd in 1877 door het Rotterdamsch Nieuwsblad. De firma deinsde er niet voor terug om tijdens de Tweede Wereldoorlog clandestiene werken te drukken. In 1944 gaf de uitgeverij Herdenking van Leidens beleg en ontzet in de Pieters kerk te Leiden op 3 October uit. De parallellen tussen de Spaanse en de Duitse bezetting waren overduidelijk. Sijthoff liep landelijk voorop bij de innovatie van druktechnieken. De invoering van de rotogravure in 1913 bezorgde Leiden een belangrijk toename van de werkgelegenheid. Zijn schoonzoon Albertus Frentzen haalde deze nieuwe techniek uit Duitsland naar Nederland. Het in Nederland populaire weekblad Panorama werd onder andere op deze rotatiepers gedrukt. Sijthoff gaf veel wetenschappelijke werken uit en leerboeken en atlassen voor het onderwijs. In 1970 fuseerde de firma met de uitgeverij Samsom uit Alphen aan den Rijn om in 1976 uit Leiden te verdwijnen. Een toneelbewerking van Van den vos Reynaerde werd in 1933 door de Naamloze Venootschap Leidsche Uitgeversmaatschappij uitgegeven. De volledige titel luidt: Reinaert de vos. Een spel van dieren en menschen door Carel Voorhoeve. Het toneelspel bestond uit rijmloze verzen gebaseerd op een tekst uit 1932 van Reinaert de vos. In nieuw Nederlandsche bewerking door Carel Voorhoeve. Met houtsneden van Fokko Mees eveneens uitgebracht bij de Leidsche Uitgeversmaatschappij. Van de toneelbewerking verscheen een herdruk bij de N.V. Algemeene Boek- en Handelsdrukkerij, voorheen Batteljee & Terpstra. De datum is onbekend. De Leidsche Uitgeversmaatschappij wordt in Stad van Boeken één van de vele prominente uitgeverijen in Leiden genoemd. Met deze mededeling moeten we | |
[pagina 19]
| |
het hier doen. Het moet een zeer productieve drukkerij geweest zijn getuige de vele links op het internet. Nog een toneelbewerking ziet in Leiden het licht. Het betreft een vrije toneelbewerking uit 1935 van Van den vos Reynaerde in ‘namaak Middelnederlandse verzen’ geschreven door ‘Janne, gheseit Walch’ en uitgegeven door H.E. Stenfert Kroese. De volledige titel geeft een staaltje te zien van het ‘namaak Middelnederlands’: Tspel vanden Vos Reinaerde naden ouden ghedichte ende den nieusten vonden ghedichtet bi Janne, gheseit Walch. Dit spel es ghespeelt bi den leden der Camere van Rhetorica gheseit De Witte Acoleyen t' Leyden; als die Hoghe Scole aldaer heser CCCLX jaerghetide ghedachte. Dats in Hooymaent AoDi MCMXXXV. Op de omslag en op de titelpagina staat te lezen dat ‘dit boecxken’ bezorgd en gedrukt is door H.E. Stenfert Kroese, ‘die emmer boecke doet drucken’ en woont ‘upter Breden Straete tLeyden’. Het bestaan van de Leidse rederijkerskamer De Witte Acoleyen in 1935 blijkt al evenzeer namaak te zijn als de gebezigde taal, want na 1736 is er van deze kamer niets meer vernomen. De Witte Acoleyen, met als zinspreuk ‘Liefd’ is 't fondament’, werd 17 mei 1498 officieel opgericht. De kamer bestond al eerder, maar kreeg op die dag toestemming van het stadsbestuur. De kamer had een turbulent bestaan. Zo werd de kamer bijvoorbeeld in 1553 door het stadsbestuur tijdelijk verboden na een batementGa naar eind4 waarin de minderbroeders in een slecht daglicht werden gesteld. Ook in 1668 raakte de kamer in conflict met het stadsbestuur na de uitgave van het schimpdicht ‘Den Zot’ waarin enkele ‘voorname heren’ op de korrel werden genomen. In 1736 kwam er een eind aan de rederijkerskamer. Toen de Zijlpoort, toentertijd een van de acht stadspoorten van Leiden, ontruimd moest worden om plaats te maken voor een armenschool, trof men ‘slordigh overschot van d'oude kamer goederen’ aan en werden de restanten van de eens bloeiende kamer ‘vernietigt’.Ga naar eind5 De stadspoorten werden tussen 1862 en 1876 op twee na allemaal gesloopt om het toenemende verkeer ruimte te bieden. De uitgeverij Stenfert Kroese behoorde in 1959 tot de vijf belangrijkste uitgevers van wetenschappelijke boeken en wordt ook genoemd in het rijtje van prominente uitgeverijen. Samen met de Leidse Uitgevers Brill en Spruyt, Van Mantgem & De Does (SMD) behoort Stenfert Kroese thans tot de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU). In het fonds van Stenfert Kroese vindt men ook wetenschappelijke werken op het gebied van de wis- en natuurkunde, de sociale wetenschappen, de techniek en de psychologie. De firma vertrok in 1993 uit Leiden naar Houten. | |
[pagina 20]
| |
Tot zover het onderzoek naar de Leidse bijdrage in populaire boekjes over de Reynaert. De oogst is mager: een voordracht over Bruun de beer, één volledige tekst en drie toneelbewerkingen gebaseerd op Van den vos Reynaerde en één volledige tekst gebaseerd op Reynaerts historie. | |
De wetenschappelijke bijdrage uit Leiden aan het ReynaertonderzoekHet beeld is compleet anders als je gaat uitzoeken wat de Universiteit van Leiden met de Reynaert van doen heeft. Wetenschappers als Jacob Muller, André Bouwman en Frits van Oostrom droegen, of dragen nog, hun steentje bij aan het Reynaertonderzoek. Ook de wetenschapper/schrijver Paul Verhuyck heeft alleen en samen met zijn echtgenote Corine Kisling in artikelen en een roman bijgedragen aan de bekendheid van de vos in de Hollandse polders. | |
Jacob Wijbrand MullerJacob Muller (1858-1945) heeft vanaf 1902 tot 1924 als hoogleraar aan de Leidse Universiteit gewerkt. Voor hij zijn hoogleraarschap aanvaardde was hij vanaf 1888 als redacteur betrokken bij het Woordenboek der Nederlandsche taal. Hij heeft zich als filoloog zestig jaar bezig gehouden met de Reynaert. Zijn dissertatie (1884) behandelde de tekstkritiek van Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie. In 1887 verscheen een omvangrijke studie over de taalvormen in beide werken. Een editie van zijn hand van Leeu's Goudse prozadruk (Reynaerts historie) uit 1479, zag in 1892 het licht. Samen met Buitenrust Hettema (1862-1922) bracht hij in 1903 Van den vos Reynaerde uit. Deze samenwerking - Muller ging voor een kritisch gezuiverde tekst en Buitenrust Hettema voor een zo strikt mogelijk diplomatische tekst - leidde tot een breuk. Het commentaar werd dan ook in 1910 door Buitenrust Hettema alleen uitgeven. Met de sensationele vondst van handschrift F (Van den vos Reynaerde) in de bibliotheek van het slot Dyck bij Neuss in Rheinland-Westfalen kreeg Muller de kans om de oorspronkelijke tekst van Van den vos Reynaerde te reconstrueren. Een kritische editie van F verscheen in 1913, het Critisch Commentaar daarop in 1917. In dit kritisch commentaar worden de handschriften A (RI), B (RII), F (RI) en de Latijnse vertaling L, alsmede het fragment E (RI)Ga naar eind6 uitvoerig met | |
[pagina 21]
| |
elkaar vergeleken. Muller blijft aan de tekst schaven tot aan de derde druk in 1944, een jaar voor zijn overtijden. In 1942 bracht hij nog een editie van Van den vos Reynaerde uit met een exegetisch commentaar. Naast die indrukwekkende werken publiceerde Muller ook zijn bevindingen over de Reynaert in diverse literair-historische tijdschriften. Met name het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, eveneens een Leidse uitgave, wordt in dit verband vaak genoemd.Ga naar eind7 In het Reynaertonderzoek zijn de bijdragen van Muller buitengewoon belangrijk geweest, al heeft zijn hypothese over het dubbele auteurschap niet veel medestanders meer. Het Critische commentaar (1917), het Exegetische commentaar (1942) en zijn kritische edities heten in zijn biografie een ‘filologisch monument’.Ga naar eind8 Drie belangrijke edities van Muller verschenen bij Brill. Het betreft de tweede herziene versie uit 1939 van Van den vos Reinaerde, critisch uitgegeven J.W. Muiter, het Exegetische commentaar uit 1942 en de derde, opnieuw herziene druk uit 1944 van Van den vos Reinaerde met een inleiding, aantekeningen, een lijst van eigennamen en de tekst. De Koninklijke Brill is waarschijnlijk de oudste uitgeverij van Nederland. De firma is sinds de oprichting in 1683 door Jordaan Luchtmans in Leiden gevestigd. De uitgeverij kwam in 1848, toen er niemand meer van het geslacht Luchtmars over was om het bedrijf over te nemen, definitief in handen van Evert Jan Brill, die al achttien jaar bij de firma Luchtmars had gewerkt. De uitgeverij is vooral bekend om zijn wetenschappelijke uitgaven en is altijd nauw verbonden geweest met de Leidse universiteit. De firma Brill had jarenlang een eigen drukkerij en zetterij, een antiquariaat en boekhandelsvestigingen over de hele wereld. In 1989 zijn de zetterij en drukkerij verkocht en kort daarna werd het antiquariaat verzelfstandigd. De buitenlandse vestigingen werden opgeheven met uitzondering van het kantoor in Amerika. Vanaf 1991 concentreerde de onderneming zich op het uitgeven van boeken en tijdschriften. Vanwege de eigen zetterij was de firma in staat Arabische, Japanse, Chinese en Hebreeuwse karakters te gieten, wat aanleiding was tot het uitgeven van vaak omvangrijke en kostbare wetenschappelijke Oosterse werken. Grote bibliotheken over de hele wereld zijn afnemers van deze uitgaven. De meest belangrijke fondsen van Brill waren Geschiedenis, Religie, Judaïca en Islamstudies. Twee vooraanstaande werken zijn onder andere de publicatie van de Dode Zeerollen en de Encyclopedie van de Islam in tien delen.Ga naar eind9 | |
[pagina 22]
| |
André BouwmanDe nog steeds actief zijnde André Bouwman (1958) studeerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam Nederlandse taal- en letterkunde. In 1984 legde hij cum laude zijn doctoraal examen af. Na enige maanden in het middelbaar onderwijs werkzaam te zijn geweest verrichtte hij van 1985 tot medio 1986, als erkend gewetensbezwaarde, vervangende dienst in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag op de afdeling Zeldzame en kostbare werken van de negentiende en twintigste eeuw. Daarna werd hij voor vier jaar aangesteld als wetenschappelijk assistent bij de vakgroep Nederlands van de Rijksuniversiteit te Leiden (1986-1990). Vanaf 1 september 1990 werkte hij tijdelijk op de universiteitsbibliotheek te Leiden als adjunct-conservator Westerse handschriften. Thans is hij conservator Westerse handschriften aan dezelfde universiteit. In 1991 promoveerde hij in Leiden. Zijn boek in twee delen Reinaert en Renart, het dierenepos Van den vos Reynaerde vergeleken met de Oudfranse Roman de Renart mag niet ontbreken in de boekenkast van elke serieuze vossenjager.Ga naar eind10 Bouwman analyseert hierin haarscherp de ontleningen van Willem aan de Roman de Renart. Een ander naslagwerk waar je niet omheen kunt, is de editie Reynaert in tweevoud. Deel I Van den vos Reynaerde, die Bouwman samen met Bart Besamusca in 2002 uitgaf.Ga naar eind11 Van deze wetenschappelijke editie werd door Bouwman en Besamusca in 2010 een Engelse vertaling (vertaling Thea Summerfield) gemaakt voor mensen die wel Engels, maar geen Nederlands, laat staan Middelnederlands, begrijpen.Ga naar eind12 In diverse tijdschriften verschenen van Bouwman tientallen artikels over de Reynaert, maar ook over andere literair-historische onderwerpen. Extra vermeld moet worden zijn artikel over intertekstualiteit in Van den vos Reynaerde in Op avontuur, middeleeuwse epiek in de Lage Landen.Ga naar eind13 Daarnaast schreef hij ook veel recensies, te veel om hier op te sommen. Wie zich met het Reynaertonderzoek bezig houdt, komt hem vroeg of laat op zijn al dan niet kromme paden tegen. Een aardige indruk van zijn veelzijdige werk krijgt men door de DBNL te raadplegen.Ga naar eind14 | |
Frits van OostromWie ook nog niet stilzit is Frits van Oostrom (1953). Hij promoveerde in 1981 bij prof. dr. Wim Gerritsen (hoogleraar van 1968 tot 2000 aan de Universi- | |
[pagina 23]
| |
telt van Utrecht). Een jaar later werd Van Oostrom aangesteld als hoogleraar Nederlandse letterkunde tot de Romantiek aan de Universiteit van Leiden, een functie die hij tot 2002 zou uitoefenen. Sinds 2002 is hij als universiteitshoogleraar verbonden aan de Universiteit van Utrecht. Van 2005 tot 2008 was hij president van de Koninklijke Nederlandse Akademie der Wetenschappen (KNAW). Van Oostrom is en was een verwoed publicist. Hij publiceerde onder andere over de Arturromans, de Reynaert, de Beatrijs en Jacob van Maerlant. Hij kreeg diverse prijzen, waaronder in 1988 de Dr. Wijnaendts Francken-prijstGa naar eind15 voor Het woord van eer, literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400. In 1995 ontving hij de Spinozapremie van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)Ga naar eind16 en in 1996 de AKO literatuurprijsGa naar eind17 voor zijn bestseller Maerlants wereld. Alsof dit alles nog niet genoeg was, ontving hij in Vlaanderen twee eredoctoraten: in 1995 van de Katholieke Universiteit Brussel en in 2008 van de Universiteit Antwerpen. In 2006 publiceerde hij Stemmen op schrift, het eerste deel van de door de Nederlandse TaalunieGa naar eind18 gefinancierde reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, waarin hij de Oudnederlandse en Middelnederlandse literatuur tot 1300 bespreekt. Naar verwachting verschijnt het vervolg met de voorlopige werktitel Een eeuw van expansie - dat de periode 1300-1400 zal behandelen - in 2012. Van Oostrom was ook voorzitter van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. Een geweldige staat van dienst. Voor het Reynaertonderzoek is een aantal publicaties van zijn hand van belang. In 1983 publiceerde hij Reinaert primair, over het geïntendeerde publiek en de oorspronkelijke functie van Van den vos Reynaerde. Een opzienbarend artikel over Reynaert en de NSB verscheen een jaar later in het tijdschrift Literatuur. In Stemmen op schrift besteedt Van Oostrom in het hoofdstuk ‘Willem en Jacob’ ruim 80 pagina's aan de beide schrijvers uit de dertiende eeuw. Hierin is veel interessante informatie over de Reynaert terug te vinden. | |
Paul VerhuyckPaul Verhuyck (1940) doet het wat kalmer aan na een druk, werkzaam leven en woont met zijn vrouw Corine Kisting in het rustige Graauw in Zeeuws-Vlaanderen. Hij studeerde van 1958 tot 1962 Romaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij werkte onder meer als docent Frans aan de Hogeschool | |
[pagina 24]
| |
voor Vertalers en Tolken in Antwerpen. Daarna vertrok hij naar Nederland, waar hij gedurende 27 jaar - van 1972 tot 1999 - als universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Leiden verbonden was en oudere Franse en Occitaanse literatuur doceerde. Hij promoveerde in 1977 in Leiden op het proefschrift La Bible de Macé de la Charité, II, Lévitique, Nombres, Deutéronome, Josué, Juges. Verhuyck heeft een indrukwekkende hoeveelheid publicaties op zijn naam staan. Hij publiceerde een groot aantal wetenschappelijke studies op zijn vakgebied: veertien boeken (waarvan zes in het Frans) en 57 artikelen (waarvan 29 in het Frans). Tot op heden (herfst 2011) bracht hij acht romans en twaalf verhalen uit. Van die acht romans schreef hij er drie samen met Corine Kisling. In 2007 publiceerden zij Het leugenverhaal. Deze spannende roman zinspeelt op de leugen die Reynaert vertelt over de verzonnen schat van koning Ermenrik. In de thriller van Kisling & Verhuyck bestaat de schat wel degelijk. Het boek werd bekroond met de Zeeuwse Boekenprijs 2007. De tweede Kisling & Verhuyck, Kwelgeest, verscheen in 2008. Dit eveneens spannende boek speelt zich af in en rond de vakgroep Westerse antropologie in Leiden, waar in korte tijd enkele doden vallen en dat allemaal om een fragment van een verloren gewaande editie van Tijl Uilenspiegel. Naar aanleiding van deze roman hield Verhuyck op 19 februari 2011 in Stekene een boeiend verhaal over de historische en literaire Uilenspiegel tijdens de negentiende Herman Heyselezing. Het derde boek De duim van Alva is een waar horrorverhaal dat zich afspeelt in Antwerpen en dan vooral op de plek van de dwangburcht die Alva daar in de zestiende eeuw liet bouwen. De ‘duim van Alva’ slaat op het lichaamsdeel (in brons) dat van het standbeeld van Alva afgebroken was toen de bevolking in verzet kwam tegen de Spaanse overheerser. Een goed overzicht van zijn publicaties is terug te vinden via Wikipedia. Een overzicht van zijn artikelen in Tiecelijn, ik telde er zeker zes tussen 2000 en 2009, is terug te vinden in de DBNL.Ga naar eind19 | |
Hans RijnsOm over jezelf een paragraaf te schrijven riekt naar narcisme. Bovendien voel ik me tussen de bovenstaande giganten als de muis die samen met een olifant over een brug loopt, en maar stampen! Toch wil ik als Leidenaar en reynaerdofiel niet in dit rijtje ontbreken. Sinds 1999 publiceer ik in Tiecelijn, aanvankelijk als medewerker en vanaf 2008 als redactielid. Met behulp van de inmiddels onmisbare website DBNL telde ik negentien bijdragen. Onder deze bijdragen | |
[pagina 25]
| |
bevinden zich artikelen, recensies, verslagen en een interview. Het voorlopig belangrijkste hoogtepunt van mijn bemoeienissen met de Reynaert was de presentatie in 2007 van mijn editie De gedrukte Nederlandse Reynaerttraditie in het stadhuis van Sint-Niklaas.Ga naar eind20 Het Reynaertgenootschap zorgde toen voor een onvergetelijke dag. Sinds Pinksteren 2008 mag ik mij, naar aanleiding van mijn editie, ‘ridder in de Orde van Vossenstaart’ noemen. Op mijn website zijn een aantal recensies te vinden, waaronder een uit 2011 van André Bouwman, die zich opbouwend kritisch uitlaat over mijn editie.Ga naar eind21 | |
Tot besluitWe moeten tot de conclusie komen dat de ‘Sleutelstad’ Leiden geen Reynaertstad is zoals Hulst. Straatnamen of namen van scholen die verwijzen naar de Reynaert, zul je hier niet vinden. De vos moeten we zoeken in de vele antiquariaten die de stad kent en in de universiteitsbibliotheek, waar tientallen Reynaertedities te vinden zijn. Deze rijkdom aan primaire en secundaire literatuur vormt een ware schatkamer voor de academische gemeenschap. Tot op de dag van vandaag verschijnen edities, artikelen en recensies in diverse nationale en internationale tijdschriften van wetenschappers die in Leiden gewoond of gewerkt hebben of daar nog actief zijn. Ook vinden in de wandelgangen nog steeds verhitte discussies plaats. Reynaert leeft binnen de muren van de universiteit en dat willen we weten! De houtsnede ‘De vos en de raaf’ (p. 16) komt uit Dye hystorien ende fabulen van Esopus, Leeu 1485, F3v. |
|