Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd65Hulst, 12 januari 1998 Wim Gielen aan Maxim van de Woestyne
Zeer geachte Heer, Bij de voorbereiding van de tentoonstelling Stijn Streuvels - Reinaert de Vos in het begin van 1997 heb ik telefonisch contact met U gehad over de Reinaerttekeningen van Uw vader. Uiteindelijk heb ik slechts de beschikking over twee creaties van hem gehad. Onlangs werd ik geïntrigeerd door het zien van een olieverfschilderij getiteld ‘Phantastisch landschap’ dat Uw vader in 1922 geschilderd zou hebben. Heel duidelijk is dat de frontispicetekening uit het Streuvels - Reinaertboekje van 1909 aan dit werk ten grondslag ligt. Het modieuze ruiterpaar rechtsonder, de zonnende baadsters links iets hoger, de schepen op de zee boven en vooral de zon zijn nieuwe elementen, terwijl een gedeelte van de Reinaert-dieren verdwenen zijn. Hebt U enig idee wat de beweegredenen waren voor de opzet van dit schilderij. Aan de lijntjes rechtsboven is ook te zien dat het werk niet af is. Dat is althans de indruk die men krijgt bij het beschouwen van het doek. U zou mij een groot pleizier doen met verduidelijkingen. U een goed en gezond 1998 toewensend, samen met Uw vrouw, teken ik in afwachting Wim Gielen | |
[pagina 329]
| |
P.S. Weet U over de tentoonstelling in Antwerpen in 1981 misschien of er een catalogus bestaat en of ik die nog ergens zou kunnen bemachtigen?Ga naar eind1.
Bewaarplaats: collectie Wim Gielen.
Context: Na de Hulsterse Streuvelstentoonstelling in 1997 bezoekt Wim Gielen in het Museum van Deinze en de Leiestreek de tentoonstelling over Gustave van de Woestijne (geopend van 27 september tot 14 december 1997). Hij ontdekt er dat Van de Woestijne de tekening die hij gebruikte om de Streuvelsbewerking van 1909 voor de Duimpjesuitgave bij Victor Delille (Maldegem) te openen, in 1922 als basis diende voor het schilderij Fantastisch landschap (thans Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel; afgebeeld in: J. Janssens & R. van Daele, Reinaerts streken, Leuven, p. 200. |
|