Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| |
59Norg, 23 april 1991 Frank Lulofs aan André Th. Bouwman
Beste André, Zoals je ziet, ben ik zo vrij je te tutoyeren, wat dan wederzijds dient te zijn, maar ik heb de laatste weken reeds zoveel met je gediscussieerd, zij het dan in monologen, en dat moet jij in de afgelopen jaren met mij hebben gedaan, dat ik deze vertrouwelijke vorm daar een logisch gevolg van vind. In de eerste plaats dan mijn hartelijke gelukwensen met het mooie resultaat. Van Oostrom was zo attent mij de laudatio toe te sturen die hij had uitgesproken. Er valt zoveel te bespreken, dat ik de aantekeningen die ik maakte - sommige vlak voor de operatie, de volgende al drie dagen daarna - bewaar voor een gesprek dat ik hoop met je te zullen hebben - mogelijk tijdens het komende congres.Ga naar eind1. Het kost me ook nogal wat inspanning om te schrijven, dus ik wil het kort houden (als dat kan). Toen je promoveerde had ik je boek uit en ik heb er bijzonder veel plezier aan beleefd. Het meest deden me de vele vragen goed die je aan het eind van het boek stelde. Ik heb zelf altijd beweerd, je moet vragen stellen aan een tekst. Herman Pleij heeft eens geschreven dat een tekst nooit antwoordt, maar hij is zelf het levend bewijs dat een tekst dat wel doet, anders schrijf je geen boek over de sneeuwpoppen - dat bedenk je niet, dat zijn antwoorden op gerichte vragen. Dat je Muller (ook hij was prof. dr.!) en mij voorin bedankt vind ik bijzonder royaal. Zelf vind ik dat Buitenrust-HettemaGa naar eind2. meer open stond voor de tekst. Muller valt hem steeds in de rede. Maar ja, hij had dan ook wel wat te zeggen. Om me nu tot enkele hoofdzaken te beperken: De juridische onschuld van R. is geen essentieel probleem. Het heeft geen structurele functie voor de uiteindelijke interpretatie. Het is een extra aardigheid voor de M.E.se fijnproever. Indien ik gelijk zou hebben is het een pikante bijzonderheid en als hij al oorspronkelijk door Willem was bedoeld, dan is het verdwenen uit de latere teksten omdat het in de schriftelijke overlevering verloren ging. In ieder geval is het een ironisch feit als R. moet hangen voor een kippetje. En in ieder geval wordt er in de tekst onderscheid gemaakt tussen de dieren en de vogels: vs. 366 ende oec allen vogelen mede. Mijn vraag blijft: wat stond er in de koninklijke oorkonde? Ook de vogels? Waarom had Cantecler die oorkonde dan niet ontvangen? Of was R. niet de bode van de koning? Of laat Nobel zich de uitbreiding van zijn gezag aanleunen? En valt daar wel tegen te protesteren? Wat dan, als het enige resultaat is dat R. wordt ingedaagd? Is het dan niet opvallend dat op de plaatsen waar R. ook lijfelijk ingrijpt en niet alleen verbaal - wat juist zijn slimheid en boosaardigheid zou releveren - er altijd een variant te vinden is, als het niet in A zelf is, die doet twijfelen aan de originialiteit v/d tekst? Het valt niet te bewijzen, maar mij lijkt het nog altijd waarschijnlijk en het kost niet veel moeite de fijnzinnigheden in de tekst weg te redeneren. Er zijn een aantal zaken waar ik het wel met je eens ben. Ik had de laatste tijd toch al getwijfeld of A of de rest nu origineel was in die toespraak van Cuwaert. Hellinga en ik waren het er over eens geweest dat A hier beter was, ook op grond van het feit dat A veel meer van de tekst had bewaard dan de rest. Maar in dit geval was ik zelf toch ook al aan het aarzelen. Vooral ook omdat L bij nader inzien veel beter is dan A of F. Zij het door de gekozen versvorm vaak min of meer toevallig, maar daardoor niet minder waardevol. | |
[pagina 321]
| |
Principieel blijf ik het met je oneens dat R. zonder interne reden naar het hof zou gaan. Je verzwakt Willems verhaal onnodig en het berust op een a-historische gedachte. In de grond komt het er op neer dat R.'s boosaardigheid individualistisch zou zijn. Dat bestaat niet in die tijd. Zelfs Abelard en St. Franciscus zijn geen individualisten in de moderne zin. Al R.'s handelingen worden bepaald door zijn functie als clanhoofd - een functie die de das overneemt in R.'s afwezigheid, en na R.'s veroordeling. Je redeneert veel te praktisch modern als je zegt dat de das er niet mee opschiet als de koning toch wraak zal nemen. In de eerste plaats heeft de koning daarmee gedreigd, maar kan hij het waar maken? Schapen worden door wolven en beren gedood, maar dassen en vossen? Probeer ze maar te pakken! Maar bovendien werd het recht en zeker het vonnis anders ervaren dan nu. Aan de ene kant had God als het ware gesproken en kon er geen twijfel zijn - aan de andere kant bevestigt ‘God’ in zijn uitspraak wel meestal de sociale positie van de verdachte. Iedereen en alles was tegen. Hoe zou de uitspraak zijn? Ook terecht? Ja, want dat was het vonnis en dat was waar. Maar bedenk eens hoe de schepenen in Gent zich maanden lang lieten gijzelen om geen uitspraak te hoeven doen (zie BlockmansGa naar eind3.), terwijl de feiten toch duidelijk waren. R. gaat naar het hof bij de derde indaging. Hij had geprobeerd de eerste twee niet te doen plaats vinden en dan was hij er wel van af geweest. Nu de derde indaging was al schande. En die schande zou bevestigd worden aan de galg. De genade van de koning herstelt hem in zijn positie van clanhoofd. Hij heeft getriomfeerd over al zijn vijanden en tenslotte over de koning. Dat geeft de hele clan aanzien. Een vete met de koning is onaangenaam maar ook voornaam! Hij moest als clanhoofd de goede naam van zijn vader en zijn neef herstellen. Dat heeft hij gedaan. En status is in de clan-maatschappij een levensvoorwaarde - ook als daardoor het leven serieus wordt bedreigd. Had hij Cuwaert moeten oppeuzelen en er vandoor gaan? Dan bleven wolf en beer gevangen, maar vader en neef koningsmoordenaars. Wat kiest hij? Zelf is hij veilig. Komen niet alle motiveringen terug op de clan-maatschappij? En is dat niet juist de motivering van das én vos om naar het hof te gaan? Anders is hof, haard en familie toch verloren? Je veronderstelling dat Willem twee complete hss. heeft gebruikt is wel waarschijnlijk. Toch vraag ik me af: kan Willem niet zelf als verteller Franse branches in zijn repertoire hebben gehad? Hij was tweetalig, hij was geniaal. Hij gebruikt ook teksten die verloren zijn, waarom zou hij die Franse teksten niet in zijn kop hebben? Het zou de datering enkele decennia kunnen vervroegen. Maar dat zijn maar veronderstellingen. Als Tybeert honing weigert, dan is hij op de hoogte wat er in feite met Bruun gebeurd is. Ja, de kennis van de verteller is via het publiek naar de kat ‘doorgelekt’. Dramatische ironie. Anders wijsheid of inzicht van de kat. Maar het is wel functioneel dat R. eerst honing aanbiedt en niet bessen of vis. (In de volksboeken noemt de boerin nadat de kat de neus van de boer heeft geschonden, de kat Tybeert. Ook zij kent haar Reynaert!). Ik meen dat de kater niet van adel is. De koning heeft de graaf Bruun eerst gestuurd. De kater wordt in functie van een hogere status. Zijn weergeld is in koningsfunctie verdubbeld volgens het oud-germaans recht. Maar nu ben ik al aan details toe, waarover het aangenaam discussiëren is. R. is niet overdreven fair om ieder slachtoffer een kans te bieden. Omgekeerd: het of de boze is voor de wijze of vrome mens als hij maar oplet te herkennen. Ondanks R.s list kan hij het kwade niet volledig camoufleren. Voor de reflecterende beschouwer is de duivel en al het | |
[pagina 322]
| |
slechte herkenbaar: het stinkt of is mismaakt (Moenen met zijn ene oog!). Ik meen dat hier symbolisch of emblematisch - of hoe je het wilt noemen - een bewuste extra laag in de misleiding wordt gelegd. Zoals er ook oorspronkelijk een magische functie aan de dieren werd gegeven, waardoor het publiek graag zag dat beer, wolf en kater een nederlaag leden. Dat ook de koning de dupe wordt maakt de R. veel grimmiger en boosaardiger dan de Renart. Of het publiek daardoor verondersteld werd R. toch nog te accepteren en hem aardig te vinden? Ad pag. 402: verloopt niet iedere verbale list volgens een zelfde patroon (Buskenblaser etc.)?Ga naar eind4. Nou, dat is het voorlopig. Mijn waardering staat voorop. Wat ik je heb geschreven is stof voor verdere discussie. Ik verheug me daarop. Nogmaals met mijn hartelijke gelukwensen, je Frank Lulofs
Bewaarplaats: collectie André Th. Bouwman.
Context: Reactie van Frank Lulofs op de promotie en het proefschrift van André Bouwman. Lulofs reageert met een gedetailleerde kritiek, nog geen twee weken na de promotie (zie brief 53). |
|