Miguel Declercq
De vacuümjongen
1
Int oestende van Vlaendren geboren met niets
om het magere lijf dan mijn schizoglossie
en behorend tot nog maar een soort. Heb je ooit,
in je leven, al was het maar even,
gedroomd van verstijving als van een tot punt
zich beperkende lijn? In de tijd
licht het gevoel ons in over den vorm,
den omvang, het gewicht der lichamen.
Het zintuig is de huid of beter
de verhevenheden van de huid waarin
de zenuwvezels eindigen. Die ronding mag gezien.
die muizenissen prevelt, koestert duivels in het vel,
of brengt het hoofd op hol. Als zij tot stilstand komt,
groeit, pijnlijker dan ooit, Matreshka in zich voort.)
Allengs lacht ook het licht je toe.
Ik wil je mij niet aandoen, poes. In, van je zelf,
zit het woordste van een woord, verholen:
het amorfe, niet in wetten vast te leggen algoritme
van het stichtende dat sticht.
| |
2
Verwikkeld in een slaap die niet de mijne was, gevat
in welke schaduwschets, of wéan áhsohdon, maar ik,
proteïsch, vond het in ‘The dust of death.
It was in our noses, ‘om met Peter Shaffers woorden
aan te halen wat wie zegt. Het leven zelf,
The Velvet Underground, een stem die stemt:
‘Ik zeg: “Ik zag het licht en zocht mijn schaduw op
in La Cité mystique de Soeur Marie
de Jésus appelée de Agreda, een kloteboek.”,’
een mond, een mondharmonica
en negerzwarte bubble gum.
Mijn hoofd was het verschil. Waarvan?
Omdat het park een mechaniek is, moet er daar
een vliegend paard dat op een sokkel staat.
Want zo zijn dromen. Uiteraard
had ik twee Swallows, Northernlight,
een vingernagel Angel Dust mijn bakkes ingejaagd en was
zo high als wat, oh yeah, my goodness,
zombie walking, Dr. Martens, fèelin' kinda fuckin' cool.
Want naast de codes, almaar opgelegde keuzes
en gewoonten, is er nog de uitspatting,
het virulente, niet tot wat willen behoren dat
hier onbestaande is, maar alomtegenwoordig. Shit.
| |
3
Envoi à moi, een ooglijk iets, of Claude Seurat,
halfzware shag, een swastika en Hazey Jane,
mijn waanzinnen die, uitgeraved, tot liefde werden
opgepept, verdwaald in Atrebatum Park,
a global village, pay no mind, mijn gettoblaster
uitgeraasd, het zicht gezien, een sotternie,
this motherfuckin' century vol siliconen, World Wide Web,
mijn radioactieve pik, een taco, bier en roltabak,
of hasjiesj, bacon, chips, het zelf
dat uit me wegzwemt als een stem, het spreken
dat zichzelf ontkent, er kan niet op me afgesteld,
een virga voor het oog, gezwel, bepaald
Ludolfiaans, bemerk, door deze veelheid
wandel ik: het onderscheid dat nooit niet is,
het nabeeld van een ogenblik.
is niet om aan te zien, hoewel
in wezen niet verschillend van het andere
dat elders is, en in dat opzicht mooi.
Ook van de dag kan niets gezegd dan dat
hij zonder stonden was. Een Cessna scheerde over,
langs. De straat zei me haar naam.
Een jongen stierf onder Madame. De zon scheen hel.
Het leek een dag om weg te blowen: overvol
en, bijgevolg, inconsistent als palfium,
of hopeloos verouderd nieuw, het magisch denken,
koffie, candy, oesophagus, popper, soda,
guichelheil en neuropathisch, Kellogg's Coca Cola.
Miguel Declercq, Oostende 1976
Person@ges, De Arbeiderspers, 1997. |
|