king tussen de cultuur- en toerismediensten (wat toch voor de hand lijkt te liggen) zijn hier heel wat mogelijkheden voor toneel en voordracht voor school- en verenigingsleven. De ruimte tussen die beelden kan gevuld worden door toneel spelende vossen, beren, leeuwen, dassen, ‘wiven’ en ‘papes’.
Maar niet alleen in toeristisch Reynaertland zijn vulgarisatie, concentratie rond en uitdieping van bestaande projecten prioriteit. Ook op iconografisch vlak wil Tiecelijn de bestaande initiatieven en de bestaande kunstvormen nieuw leven inblazen. Binnen de schoot van de v.z.w. Tiecelijn-Reynaert wordt gedacht aan een internationale Reynaert-ex-libris-wedstrijd, in samenwerking met lokale besturen en sponsors. En zeker op wetenschappelijk vlak wil Tiecelijn zijn duit in het zakje doen. Ook hier geldt eigenlijk wat voor andere deelaspecten van de ‘Reynaerdologie’ geldt. Na de doctoraten van M. Jonkers, A.Th. Bouwman, P. Wackers, R. Schlusemann en R. van Daele (vijf in de periode 1985-1992, waar er in de periode 1830-1984 slechts twee waren (J.W. Muller en G.-H. Arendt), zal het op dit vlak wel enkele jaren kalm blijven. Maar er is nog veel te doen. De inzichten uit deze dissertaties moeten ook in bevattelijke boeken voor een breder publiek aangeboden kunnen worden. Zo werd aan de belangwekkende dissertatie van P. Wackers in de vaktijdschriften slechts één bespreking gewijd. Tijd dus voor een balans na zeven jaren.
In sommige deelgebieden, zoals de Reynaerticonografie en de -volksboeken, zijn nog grote gaten. Ook met betrekking tot de Roman de Renart en zijn opvolgers bestaat er geen inleidende Nederlandse studie. Op bibliografisch vlak moet er nog zeer veel gebeuren (hoewel H. Menke en E. Verzandvoort grote plannen koesteren).
Om dit alles - mogelijke onderwerpen, studies in uitvoering en geplande studies - in kaart te brengen, willen wij onze abonnees en lezers oproepen om wanneer zij met bepaalde aspecten van de Reynaertstudie bezig zijn, deze te melden aan de redactie. In een van de volgende nummers plannen wij een overzicht van ‘Reynaertwerk in uitvoering...’, zodat ook hier inventarisatie, evaluatie en verdieping mogelijk is.
In navolging van het Tiecelijn-themanummer dat de vorige jaargang afsloot, plant de Tiecelijn-redactie in 1994 een Bruun-nummer. Wij vragen lezers ons interessante gegevens te melden. Enkele artikels en kronieken zullen ingaan op de figuur van de honinggeile beer. Wie een berige bijdrage wenst te leveren, kan dit door de redactie te contacteren.
Graag nemen wij op de groene binnenbladzijde de namen op van onze steunende leden. In ruil voor 1000 BF ontvingen/ontvangen zij dit jaar Reynaertberichten, een exemplaar van Reynaert bloemleest Tiecelijn, een knipselmap en onze warme dank. Voor wie volgend jaar steunend lid wordt, hebben wij nu reeds een prachtig vossegeschenk: één van de honderd op de handpers gedrukte houtsneden van Wim de Cock die U in kopie in het volgende nummer vindt. Zolang de voorraad strekt...
Rik VAN DAELE