Posthume wraak van een domme kracht
Wij geven het toe. Bruun, de overmoedige geweldenaar, werd door Reynaert crimineel geteisterd: eerst halfdood geslagen bij het bitter honingfestijn, cynisch gefolterd door ongenadige spot nadien, gruwelijk ontveld en uiteindelijk door Reynaerts schaamteloze leugen in de boeien geklonken. Maar vooraleer het doek valt, wordt hem op een dubieuze manier door de listige Firapeel de troostbeker aangereikt: niet alleen Belijn en al zijn verwanten mogen voortaan door hem nagejaagd en vermoord worden, maar hij mag ook ‘Reynaerde [...] toren ende quaet doen ende alle zine maghen’, waar hij ze ook kan vinden. En dit niet eventjes, maar ‘eewelike’.
Dat een fervent Reynaertminnaar, een nazaat van de vos, een van die ‘hem ten tienden lede sijn belanc’ (A 2536-37), in 1990 nog slachtoffer zou worden van deze eeuwenoude zoen, mag ons verbazen. Hier volgt een ‘quaede avonture’.
Naar aloude traditie trok een meute studenten van de handelsafdeling van de Sint-Niklase Broederschool op Reynaerttocht onder de stimulerende leiding van Geert Colpaert, doorwinterd Reynaerdofiel en in het geheim ook wel eens Tiecelijnmedewerker. Een eind op weg komen de fietsende vossespeurders in Belsele aan, waar onder een boom(pje) een Reynaertbank pronkt, die herinnert aan het fameuze verbond tussen vos en wolf. Onvervaard bestijgt de verre neef van Reynaert het podium en hij doet zijn aandachtig publiek kond wat hier aan de orde van de dag is: het wat, het waarom van de stop, wat gegevens over de latere naleving, doorspekt met enkele tekstpassages. Plots komt er een auto aangereden met achter het stuur een knaap die blijkbaar in zijn ongepolijste aderen berebloed heeft vloeien. Met zijn metalen tank duwt hij als het ware de luisterende menigte vooruit. Wanneer een eerste poging zonder resultaat blijft, hernieuwt hij zijn metallieke aanval, deze keer met meer aandrang, als een woeste stier achter het stuur. De Reynaertverteller zet vanop zijn bank zijn gezellen aan tot kalmte en hij vraagt hun onverschillig te zijn tegenover de geweldenaar. Wanneer de late neef van Bruun echter ten derde male de groep op nog een brutalere manier belaagt, stapt de leraar enigszins ontdaan naar de amokmaker toe. Vandaag blijken de afstammelingen van de vos niet meer bestand tegen beregeweld, want vooraleer het eerste woord het oor van de aanvaller bereikt, knalt een berevuist in het gezicht van Geert Colpaert. De klap is zo hard dat het slachtoffer vaste grond verliest en meteen de efficiëntie van een alles behalve ontvilde berepoot voelt. Paniek en verslagenheid onder de omstanders. Bruun springt in zijn wagen en met gierende banden ontvlucht hij de ‘zoenplaats’. Gelukkig hebben auto's nummerplaten. Straks spreekt een rechter, hopelijk met Firapeelallures, een nieuw verdikt. Hieruit blijkt dat men het ‘eewelike’ uit vers 3455 van het
Comburgse handschrift nog steeds ernstig moet genomen worden. Hopelijk kent de rechter het verhaal van Van den vos reynaerde niet al te goed. Anders zal Geert Colpaert moeten bewijzen dat hij toch geen rechtstreekse afstammeling is van de vos. Van ons krijgt hij alvast een vossepluim, als martelaar voor de verspreiding van het Reynaertverhaal.
[M.R]