Tiecelijn. Jaargang 3
(1990)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
De kievit roept ‘kievit’, maar riep de schavuit wel ‘scuvuut’?A 2584[regelnummer]
Jc segghe hu oec ghewaerlike
Dat somwijlen es een half iaer
Dat toten borne commet daer
No weder man no wijf
No creature die heuet lijf
Sonder die hule entie scuvuut
Die daer nestelen in dat cruut
Wie het nieuwste Etymologisch woordenboek van Van Dale wil geloven, is ervan overtuigd dat onze hedendaagse schavuit ontstond uit ‘scuvuut’ (of een variante), een vogelnaam die voorkomt in de Reynaert. Volgens dezelfde bron ontleent deze ‘scuvuut’ zijn naam aan de roep van de vogel in kwestie. Met evenveel stelligheid is Jan de Vries' Nederlands etymologisch woordenboek deze bewering toegedaan. Onze schavuit (scuvuut) heeft al sedert Kiliaen een dubbele betekenis. De meest moderne is: schooier, bedelaar. Reeds in de dertiende en veertiende eeuw draagt ‘scuvuut’ deze inhoud mee. De oorspronkelijke betekenis is echter nachtvogel in de meest brede betekenis, specifieker heet hij nachtuil. Daar alle uilen nachtvogels zijn, is zijn eenvoudigste vertaling: uil. In het Latijn wordt hij nu eens ‘bubo’, dan weer ‘noctua’ geheten en met een Grieks tintje ‘otus’. Al deze vormen vertalen steeds als ‘uil’ (al dan niet in gezelschap van kat-, steen-, dwergoor-, kerk-...). Over het algemeen wordt aanvaard (Kiliaen, Verwijs en Verdam, De Vries... en tal van middeleeuwse bronnen) dat ‘scuvuut’ de naam is voor de ‘nachtuil, chat-huant, chouette’, zodat vers 2589 van RI met ‘Die hule entie scuvuut’ die in het struikgewas rondom Kriekeputte nestelen, in feite een dittografie bevat. Als Willem het in dat vers heeft over de ‘hule entie scuvuut’, dan wil hij door het gebruik van de twee namen, de akeligheid en het onheilspellende van de locus illusteren. Mij valt daarbij op dat Willem - die anders zo diversifieert in zijn woordkeuze- hier enkel de uil en de (nacht)uil gebruikt om dat effect te bereiken, en niet bijvoorbeeld de uil en een andere nare vogel... Tenware ‘scuvuut’ niet echt (nacht)uil is, maar die andere nare vogel. | |
[pagina 23]
| |
Welke vogel dan ook... indien ik de vogels van de uilesoort onderwerp aan een stemtest, dan moet mij van het hart, dat ik met de beste wil ter wereld geen van de schreeuwen, geluiden of roepen kan interpreteren als onomatopee die te identificeren is als ‘scuvuut’. Men kan zeker niet beweren dat deze ‘scuvuut’ door Willem werd gebruikt uit rijmdwang. Bij elke andere naam van een onheilsvogel zou het lugubere van de ongure buurt het moeten bezuren hebben door het wegvallen van de ‘u’-s. Blijkbaar is de nood om de etymologie te leiden naar een klanknabootsing ontstaan door het ontbreken van een sluitende andere verklaring. Praktisch alle onderzoekers vallen bij hun speuren terug op een Franse wortel ‘chouette’ (uil). Dit doet Verwijs en Verdam zeggen dat schavuit (of varianten) ‘waarschijnlijk onder de invloed van verschillende volksetymologieën, ontleend [is] aan het oudfrans “choette-chouvette”’. Franck bestrijdt die mening en beweert dat de afleiding uit het Frans maar aanvaardbaar wordt indien in het Nederlands een vorm ‘schovet/schoveit’ zou gevonden worden. Ook De Vries plaatst zo zijn vraagtekens bij de etymologie uit ‘chouette’ en Vercoullie gaat er evenmin achterstaan. Indien men werkelijk de vorm ‘chouvette’, zoals vermeld bij V. & V. zou produceren, dan zou ik het woord echt aanvaarden als stamvader van onze schavuit. De Ablaut schept, zelfs zonder ‘schovet’, geen problemen. Met de Anlaut zit het hier even anders. Op de Nederlandse ‘sc/sch’ verwacht men eerder een Franse ‘ec/esc/ech’. In deze context, en indien de vorm ‘chouvette’ niet zou bestaan, durf ik een andere piste blootleggen die mogelijkerwijs ‘scuvuut/schavuit’ zou verklaren.
Het was bij de lectuur van Van den Abeeles boeiend artikel over L'escoufle: portrait littéraire d'un oiseauGa naar voetnoot1. dat deze Franse vogel bij mij de associatie opriep met de Middelnederlandse ‘scuvuut’. De Anlaut klopt, de b/f-verschuiving maakt de v mogelijk. Ik zou met V. & V. kunnen spreken van volksetymologiëen die de Ablaut hebben gegenereerd o.i.v. andere ‘uut’-woorden. Een etymologie van ‘escoufle’ is bij Van den Abeele niet gepubliceerd. Wat zoekwerk levert een reeks varianten op. Du Cange en Tobler-Lommatzsch geven vormen als ‘escufle/escouffie/escouble/escofle/escoble’. Hieruit is een theoretische vorm te reconstrueren: ‘scopula’, wat zeer dicht staat bij ‘scopicula’, het verkleinwoord van ‘scops/scopes’ (v). Hieruit volgt een aanvaardbare deductie: scopicula-scobiule-escobiele-escoble-escoufle. | |
[pagina 24]
| |
De betekenis van ‘scops/scopes’ uit het Grieks ‘skoops’ wordt duidelijk omschreven als ‘uil/nachtuil’. Deze vertaling legt in ieder geval de link met de klassiek aanvaarde inhoud van de ‘scuvuut’. In het Frans, waar de etymologische brug sterker is, zitten we echter met een betekenisverschuiving, zoals Van den Abeele duidelijk aantoont. In quasi alle bronnen wordt de Franse ‘escoufle’ vertaald naar het Latijnse ‘milvus’, meer specifiek naar de ‘milvus milvus’: in het Nederlands, de rode wouw. De rode wouw is een dag-stootvogel die ook gekend is als aaseter. Van den Abeele beschrijft de ‘escoufle’ zoals hij in de Franse literatuur voorkomt, als symbool van wellust, onbetrouwbaarheid, roofzucht, geweld, ijdelheid, verleider van de zwakken, doder van onschuldigen, de duivel die zich meester maakt van de christene zielen. Zoals andere aaseters vliegen de ‘escoufles’ in vluchten en doden ze zowel als enkeling als in groep. Zo bevat het verhaal waarin Godfried van Bouillon, bij de verovering van Jeruzalem, met één pijl, drie ‘escoufles’ neerhaalt, niet alleen een symbolische waarheid (het neerhalen van de duivel boven de heilige stad) maar evenzeer een reële mogelijkheid (drie escoufles met één pijl). | |
[pagina 25]
| |
Vaak wordt in het Frans als synoniem van ‘escoufle’ een andere vogelnaam gebruikt. Van den Abeele citeert een aantal lemma's waar ‘hua/huans/huart’ wordt gebruikt. Deze naam refereert aan ‘chat-huant’ (katuil). Dit brengt ons weer bij het originele ‘scops/scopes’ dat aan de basis zou liggen van zowel ‘escoufle’ als ‘scuvuut’. Wanneer Willem het negatieve klimaat rond Kriekeputte illustreert met de aanwezigheid van de uil, dan bedoelt hij met de ‘hule’ gewis de duisterling die ongezien, bij nacht, zijn gemene daden pleegt. Hij is de boodschapper van de dood, de verrader, de pesterige figuur, die een duivels genoegen schept in het geestelijk kwetsen van mens en dier. Jean Marc PastréGa naar voetnoot2. heeft deze uile-eigenschappen duidelijk toegeschreven aan de koboldachtige verschijning ‘Kunin’ uit de Reinhart Fuchs, die hij identificeert met de dwergooruil. Wanneer Willem nu het negatieve nog meer wil accentueren door na de eerste uil (‘die hule’) nog een tweede uil (‘entie scuvuut’) ten tonele te voeren, dan hebben we m.i. te maken met een inhoudelijk heel zwak vers. Het spreekt voor zich dat deze ‘scuvuut’ een aantal aanvullende negatieve eigenschappen moet personifiëren, dus ondeugden die verschillen van die van de ‘hule’, wellicht de ondeugden van de ‘escoufle’. Op deze wijze was de streek van Kriekeputte een onveilig oord in elke betekenis, zowel ‘bi nachte als bi daghe’. De nacht wordt bespookt door ‘die hule’, de dag door de ‘scuvuut’. De afgeleide betekenis van ‘scuvuut’, nl. ‘bedelaar/schooier’ verwijst ook eerder naar de dag dan naar de nacht. De middeleeuwse schrijvers kenden hun dieren, zou prof. Peeters zeggen. De inhoudsverschuiving van ‘escoufle’ (uil) naar ‘escoufle’ (wouw) zou men als accidenteel, of louter idiomatisch kunnen bestempelen, zodat over een gewijzigde ‘scuvuut’-inhoud niet moet geredetwist worden. Niets is minder waar. Een zilveren munt van keizer Karel (1539) beeldt op de avers de dubbelkoppige arend af. In het Frans werd deze munt ‘l'escoufle’ (De Cange) genoemd. Gezien het vliegbeeld van de vogel wijst dit zeker in de richting van de wouw en niet in die van de uil. In het Nederlands heet dergelijke munt een ‘vlieger’, waarschijnlijk naar analogie met het papieren kinderspeeltuig. In het Frans heet de vlieger tegenwoordig cerf-volant, maar eertijds heette hij eveneens ‘escoufle’. Deze vlieger leidt mij naar de Engelse vertaling ‘kite’ wat zowel vlieger als...wouw betekent ...with long wings, [and] tail usually forked’. Alleen de ‘red kite’ (rode wouw) heeft een gevorkte staart. De nietgevorkte staart vormde echter geen exclusieve om de vogel als ‘kite’ te benoemen. (Zou ook hier het venijn in de staart zitten?) ‘Kite... is one who preys upon others, a | |
[pagina 26]
| |
sharper; also vaguely: as a term of detestation’ (1553). Dus ook in het Engels zit de wouw met een pejoratieve betekenis. De oorsprong van ‘kite’ ligt in het Oudengelse woord ‘cȳta’, dat dezelfde basis heeft als het Middelhoogduitse ‘kūze’ (Duits ‘Kauz’). De betekenis van ‘cȳta’ is uil, meer precies de ‘screech-owl’ (dwergooruil), alhoewel andere bronnen hem de naam toekennen van ‘barn-owl’ (kerkuil). Ook in het Engels dezelfde vage uile-vertaling: ‘...supposed to be of evil omen (1593). In de figuurlijke betekenis wordt de ‘screech (scritch-)owl’ aangezien als ‘a bearer of evil tidings or one who presages misfortune’ (1606). Met het Duitse ‘Kūze>Kūz>Kauz duidt men alle kleine uilesoorten aan. En in overdrachtelijke zin is ‘Kauz’ een rare snuiter. Alhoewel hier niet pejoratief bedoeld, brengt het ons toch in de buurt van de ‘bedelaar’ die verscholen zit in de schavuit. Met de wouw kunnen we in het Duits voorlopig geen kant op, want wouw vertaalt ‘Rotmilan’. Toch zitten we andermaal met een onzekere definitie. Dit wordt perfect geïllustreerd door Pastré die, niettegenstaande een gedegen onderzoek er toch niet in slaagt op Kunin een absolute vogelidentiteit te kleven. Pastré meent dat Kunin (diminutief van Kuno) in een etymologische vingeroefening best kan afgeleid worden van ‘Kūz’. Mij valt op dat ‘scraz’, het scheldwoord dat de getergde Ysengrin toestuurt aan Kunin duidelijk refereert aan ‘scritch-(owl)’. In het Duits kunnen we een betekenisverschuiving enkel vermoeden. In het Nederlands heb ik een aantal argumenten aangehaald die de gemeenschappelijke etymologie van ‘scuvuut’ en ‘escoufle’ uit ‘scops/scopes’ mogelijk maken. De analogie tussen de twee woorden maakt tevens de betekenisverschuiving van ‘scuvuut’ aanvaardbaar. Het ‘kite’- en ‘Kauz’-argument kan deze veronderstelling enkel meer wind in de zeilen geven.
Dat ‘scuvuut’ en ‘escoufle’ dezelfde betekenis zouden hebben, staat echter haaks op een aantal lemma's uit Maerlants Der naturen bloeme waar hij schrijft: Bubo dats ule ofte scuvuut, die sdaghes rust en snachts coomt uut, of Een buschule ist,... ghevedert na den scuvut. Voor hem zijn ‘ule’ en ‘scuvuut’ synoniem. We mogen echter niet vergeten dat Maerlant uit het Latijn vertaalt, waar woorden als bubo, noctua en otus allemaal ongeveer dezelfde inhoud hebben. Hij kan dus met opzet een diversifiërend woord gebruikt hebben. Ik ben ervan overtuigd dat mijn bewering verder diepgaand onderzoek best kan gebruiken. Herman HEYSE |
|