Sint-Niklaas, alles in het Frans nog met als leesboek, niet de Reynaert, maar de bijbelse geschiedenis. 1900: professie en het diploma van onderwijzer voor de middenjury. Na een paar maanden Lokeren, en dan tot 1914 de hoogste klas in Sint-Niklaas. Een van zijn leerlingen van toen was Emiel van Hemeldonck, die later zal getuigen: ‘Hij is uit het geslacht van de grote leraars.’. Theo Bogaerts was een andere oudleerling. Kerels die de rijke lessen van hun leermeester in karaat hebben omgezet. Intussen zat Aloïs zelf niet stil en dreef voortdurend zijn bekwaamheid en kennis op (regent in 1913). Oudleerlingen spreken met laaiend enthousiasme over hem. Tientallen heeft hij geïnspireerd tot verder studeren en leiding nemen in het Waasland en gans Vlaanderen.
Van 1914 tot 1928 was hij bestuurder te Sint-Niklaas, Lokeren en opnieuw Sint-Niklaas. Intussen was de landbouwschool van wal gestoken en van 1928 tot 1959 werd hij er de bezielende leider van. Zijn motto: ‘Ons Heere is de beste boer’. Sedert '59 op ‘rust’, met dagen boordevol lectuur, studie, onderzoek, opsporingen en het uitpluizen van alle verborgenheden van het zoete land, mitsgaders de schalkse Reyn zijn meest betrachte wild wordt. Intussen had de pientere broeder ook veel gereisd: Roemenië (hij schreef later In de handen van Roemeense rovers), Polen, Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Denemarken en Zweden. Italië was zijn geliefkoosd doel, niet ‘om aflaet’ te bekomen weliswaar, want ‘in spaeus ban’ was hij niet en wellicht had hij ook nooit een Isegrim de raad gegeven dat hij ‘over ran’ en de kap over de haag smeet. De vele musea lokten hem uitbundig aan.
Broeder Aloïs publiceerde heel wat. Een boek over maatschappijleer, talloze artikelen in het oudleerlingentijdschrift Leven en Streven. In de Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Waasland publiceerde hij Land van Waas als geologisch landschap. De Wase heemkunde was hem uitzonderlijk lief. Overal tussen zijn stapels boeken zaten talloze schriften weggestoken, vol met bevindingen. Geen enkele hulpwetenschap van de Wase heemkunde kon aangeboord worden, of Aloïs trok ergens een schrift van tussen en hij begon er urenlang uit te lezen en erover te discussiëren. Maar hij publiceerde moeilijk en meende steeds -ten onrechte- dat zijn werk niet af was. Alles wat hij ter perse bracht moest wetenschappelijk verantwoord zijn. Marcellijn Dewulf en Dr. J. Weyns stimuleerden hem onophoudelijk en zo verschenen in de Anna-