Het volksboek Vanden, X, esels
(1946)–Anoniem Tien esels, Vanden– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 3]
| |
Prologhe[1] Als ic op een tijt my ghinck vermeyden buyten int velt [2] door bosschen en foreesten by de 1) riuieren, daer mijnGa naar eind2 [3] hert verconforteerde ouermitds die locht, der wateren,Ga naar eind3 [4] ende vanden soeten rueck der cruyden, soo was ick so, [5] langhe my seluen door die melodye verghetende, dat, [6] Titan nederdaelde in Occidenten, soo ginck ic nae huysGa naar eind6 [7] als ic dat sach, ende quam int studeren van oude gesten,Ga naar eind7 [8] ende ick riep Memorie by my, ouerdenckende ende aenmerkende [9] alle creaturen ende alle dinghen van God [10] gheschapen, hoe dat elck in zijnre substancien volghet [11] die nature, den tijt ende vre, sonder alleen die mensche, [12] die welcke heeft reden en verstant, ende is gheschapen [13] nae den beelde Gods almachtich, die welcke niet en houdt [14] reghel, tijt, noch vre, maer doolt meestendeel gheheel [15] wten weghe. Al isser somtijts een wijs ende volstandich,Ga naar eind15 [16] daer zijnder wel hondert weder teghen onwijsende sonder [17] redene. Ende oock sijnder een deel simpele ende slecht [18] in haer werck, als eenen armen slechten esele: die sommighe [19] sijn lichtelijck gram ende toornich, als die wespenGa naar eind19 [20] die seer steken met anghelen: de 2) sommighe sijn [21] saechtmoedich als een lammeken: sommighe ghelijck [22] den esel luy ende traech: die sommige hoochmoedich, [23] presumptueus, ende prues 3) als die leeuwe: die sommigheGa naar eind23 [24] willen om winninghe verliesen haren goeden [25] name: sommighe sijn sulcke keerls inder natueren, wat [26] dat si doen, gheenderley dinck en dunckt hun 4) schande [27] te wesene 5): die sommighe winnen ende hebben veel [28] goets, maer si en deruen haer ghenueghen noch nootdruft [29] daer niet af nemen: sommighe wercken daghelijcx [30] met grooten arbeyt om veel goets ende gelts te vergaderen,Ga naar eind30 [31] ende sluytent in haer kisten, ende maken daer af [32] haren god ende mammon, niet wetende wie dat na haerGa naar eind32 [33] doot dat goet hebben ende besitten sal, ende hy en derf [34] daer niet af leuen noch sijn nootdruft daer af nemen, [35] maer terstont ouercoemt hem die doot eer hy dat meynt, | |
[pagina 4]
| |
[36] ende neemt hem lijf, leuen ende goet, ende sendet 1) hem [37] met een slaeppelaken naect ende bloot in een ander [38] lant, ende dan gecrijcht een ander dat goed, ende die [39] is vrijmoedigher dan diet soo neerstelijcken vergadertGa naar eind39 [40] hadde 2), ende dees maecter goet chiere op, ende scheptGa naar eind40 [41] op metten grooten lepel, droncken drinckende, vrouwen [42] hanterende, dobbelscholen, closbanen, ende alle ydelheytGa naar eind42 [43] volghende, ende valt soo in den diepen put der [44] sonden ende vergheet gheheel sinen scheppere. Van alle [45] dit quaet is die principale oorsake die doode vrecke man, [46] waer om dat te sorghen is dat hy den toorn Gods endeGa naar eind46 [47] dat ordeel 3) op hem verwect heeft. Van welcke quadeGa naar eind47 [48] ende beestelijcke manieren der mannen, ick hier nae in [49] dit boecxken veruolghende stellen sal vanden tien esels, [50] waeromme dat sulcke mannen by goede redene gheleken [51] moghen worden den esels, ende dat si mogen met rechte [52] wel draghen langhe esels ooren. Ende om dat ick gheerne [53] die waerheyt soude 4) schrijuen van dese onredelijcke [54] mannen ende esels, soo behoefde ick wel goeden raet [55] ende onderwijs van sommige goede vrouwen, op dat si [56] my voorts 5) helpen mochten, want sommige van haer [57] die nature der mannen bat kennen dan ic.Ga naar eind57 | |
De Acteur 6)[58] Met dies quam daer een vrouwe ghegaen, die ick tot [59] my riep, ende seyde. Vrouwe gheeft my doch wat raets. [60] Ick soude gheerne schrijuen sonder flatteren oft pluymstrijcken,Ga naar eind60 [61] die tien manieren vanden onredelijcken mannen, [62] ende dit mijn boeck sal heeten vanden tien esels. [63] Nu vrouken, wat dunckt v daer af? Dat vrouken antwoordde [64] met cortten woorden ende seyde: Soo bidde [65] ick v vrindelijcken 7), dat ghy doch een plaetse wilt houwen [66] in uwen boecke voor mynen man, want altijt hebbe [67] ick by mijnder moeder ghewoont tot dat ick houwede, [68] ende in alle dyen tijt dat ick by mijnder moeder woonde | |
[pagina 5]
| |
[69] en was ick noyt geslagen, daer ick nu alle den dach [70] geslaghen worde. Ende ick en weet v niet meer te seggene [71] 1), want ick en hebbe maer eenen man die welcke [72] alle ghenuechte buyten der dueren laet als hy tsauonts [73] droncken thuys coemt. Doen seyde die Auctoor: God [74] dancke v vrouken: soo en wil ick dan niet langer staen [75] in mijn Prologhe, maer ick wil terstont beghinnen vanden [76] eersten Esel, op dat een ander daer aen een exemple [77] nemen mach, ende hem seluen hier door pijne te beteren. |
|