Thirsis Minnewit. Deel 3
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStem: Wat mag Goosse dog ontbreken1.
Kom mijn hartje, kom mijn troosje,
Kom mijn lieve Liefje, kom!
Kom, kom, vryen wy een poosje,
Trekken wy de Veenen om! Ga naar voetnoot+
Tussen 't bruggetje en de krom, Ga naar voetnoot+
In dat houte huisje:
Gaen wy daer,
Met malkaer.
Kom mijn soete Buisje! Ga naar voetnoot+
2.
Heer, ’t is daer soo mooy te vryen!
’t Is er veylig, ’t is ‘er vry.
Ik sal my in ‘t holtje Ga naar voetnoot+ vleyen,
Vley jy jou dan aan mijn zy.
Soetertje, daer sullen wy
Samen ’t Wijntje poyen. Ga naar voetnoot+
‘k Sal daer in
Na jou zin
Suiker laten stroyen.
| |
[pagina 19]
| |
3.
‘k Sal u Koek en Vijgen koopen,
‘k Sal u koopen watje wilt!
‘k Sal jou Schorteldoek ophoopen, Ga naar voetnoot+
‘k Heb een buy, ik ben nu milt.
Ik heb in lang geen geld verspilt,
Soete lieve meisje,
Want ik pooy
Slegts by hooy
En by gras Ga naar voetnoot+ een reisje. Ga naar voetnoot+
4.
Ik en mag niet langer praten:
Wilje ’t doen, kom, gaen wy heen,
Wilje niet, gy meugt het laten,
‘k Ben al evenwel te vreen.
Geef jy my een blauwe scheen, Ga naar voetnoot+
Heb jy sulke grillen,
Grage Geert
Van Culsteert, Ga naar voetnoot+
Sel dan nog wel willen.
5.
Wil je ’t doen, myn Suikerdoosje?
Knikt een reisje, dat is ja.
Sieje dat wel, lieve Joosje:
Dat ’s jou voorby, volgt my na! Ga naar voetnoot+
Kyk hoe mooitjes dat ik ga
Met mijn Lief heen douwen. Ga naar voetnoot+
Ik hoop, ik sel
Met heur wel
Dapper Kermis houwen.
6.
Liefje, nu zijn wy veur ’t deurtje.
Hoort wat is daer een geluid!
Kyken wy eens door het scheurtje
Wat of dat geraes beduid:
Joris die speeld op zijn Fluit,
| |
[pagina 20]
| |
Tryntje trommelt op het schotje,
Feytje springht,
Zytje singt,
Zymen is het sotje.
7.
Goeden avond allegader,
Hem zik, hey zik, hou zik, hou! Ga naar voetnoot+
Liefste, treden wy wat nader,
Gaen wy sitten by de schou.
Lieve Feitje brengt ons nou
Hier eens van den klaren. Ga naar voetnoot+
Maektse soet
Want gy moet
Nou geen suiker sparen.
8.
Maakt het na myn Vrysters mondje,
Maakt het dog soo soet je kent!
Liefste, dat ’s een lieflyk dronkje,
Smaakt jou dat niet excellent?
Meugje dat niet uit? Ga naar voetnoot+ Jy bent
Seker al te olyk!
Hey za, za,
Fa la la,
‘t Wyntje maekt my vrolyk.
9.
Peetje, haald ons wat te kluiven,
Maekt ons een banketje ree.
Brengt wat witte of blauwe druiven,
Lang Rozijnen, mangelen Ga naar voetnoot+ mee.
Brengt een Wafeltje of twee,
Wiltse wel op maken:
Bakse hol Ga naar voetnoot+ ,
Strooitse vol, Ga naar voetnoot+
Datse lekker smaken.
10.
Brengt wat Appelen, Noten, Vygen,
Brengt wat Heilikmakers koek! Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 21]
| |
Lief, als wy dat goedtje krijgen,
Doet het in jou schorteldoek.
Laten wy nou om een hoek
Met malkander reien:
Laet ons gaen
Hier van daan,
Ik moet jou nog wat vreien.
11.
’t Is wel jaer en dag geleden,
Lieve Liefje, dat ik jou
In mijn hert heb aengebeden
En verkoren tot een Vrouw.
Na lang driegen Ga naar voetnoot+ moet ik nou
Mijn druk en bezwaren,
Al de smert
Van mijn hert,
Jou eens openbaren.
12.
Door een winkje, door een lonkje,
Soete schaepje, lieve lam,
Was het dat het Minnevonkje
Zijn beginsel in myn nam.
Ziet, ei, wat een groote vlam
Hem aen allen zyden
Wyd uitspreid,
Mijn bereid Ga naar voetnoot+
Sulken bitter lijden.
13.
Als in ’t vier, schier alle dagen,
Leeft en zweeft 't Salmander dier,
Leef ik, zweef ik in míjn plagen,
Tot asch ik verander schier.
Wie is dog soo schrander hier
Of soo kloek van sinnen:
‘k Meen niemand
Dese brand
Ligt kan overwinnen.
| |
[pagina 22]
| |
14.
Duisend, duisend, duisend werven
Denk ik om jou in een dag,
Duisend dooden moet ik sterven,
Mits ik u moet derven, ag!
Dat ik u niet erven mag,
Mag ik wel beklagen.
Gy alleen,
Anders geen,
Kan mijn hert behagen. Ga naar voetnoot+
15.
O pronk-parel die op aerden,
Nu in ’t bloejen van uw tyd,
Als een Phoenix hoog van waerden,
Eensaem sonder weerga zijt!
Soo gy dus uw leven slijt
’t Sal jou seker rouwe:
Neemt my an
Tot uw Man,
Ik neem u tot mijn Vrouwe.
16.
‘k Sal jou sulke giften geven,
Sulken lieven waerde schat,
Datje nog noit van jou leven
Diergelyk en hebt gehad.
Hartje diefje, ik seg jou dat:
‘k Sal, voor alle saken,
In jou jeugd
Jou met vreugd
Soeken te vermaken.
17.
‘k Sal jou agten, ‘k sal jou eeren,
‘k Sal al doen dat gy gebied.
’t Sal mijn moejen, ’t sal myn deeren,
Als u eenig leed geschied.
Zoetertje, ey, sorgt het niet Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 23]
| |
Dat ik u sal verlaten.
O mijn schoon,
Uw persoon
Sal ik nimmer haten.
18.
'k Sal jou soo lang liefde dragen
Als mijn oogen open staen;
Zoo lang Phoebus met zijn wagen
In het Oosten sal opgaan.
Zoo lang als de Silvre Maen
En de Winter-vuuren Ga naar voetnoot+
Aen den Throon
Staen ten toon,
Sal mijn liefde duuren.
19.
Princes, al mijn lieflick smeeken
Doet, my dunkt, my gants geen baet.
Ik mag hier nou een speld by steken, Ga naar voetnoot+
‘k Heb mijn mond al droog gepraat.
Ik wens, als gy slapen gaet,
Gy wat van my meugt droomen.
Ik seg adieu,
Tot op nu
Als ik weer sal komen. Ga naar voetnoot+
|
|