Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStem: t'Amsterdam al op de Ree1.
t'Amsterdam, daar ik lag en sliep,
Op d'Appel-markt al in een Kaage, Ga naar voetnoot+
Des Morgens ik om hooge liep Ga naar voetnoot+
En myn dogt 't begost te dage.
De Waker riep van halfdrien,
Ik heb eens gins en weer gezien,
Ik sag twee jonge Lien.
2.
Zy quamen beide, hand aan hand,
Regt al voor het Pachters huysje,
Daar hy maakten abondant
Voor haar schorteldoek een kruysje. Ga naar voetnoot+
Of hy te voore meer had gedaan,
Daar voor sou ik niet wille staan,
Daar leyd myn ook niet aan. Ga naar voetnoot+
3.
Doen gingen zy wat soetjes heen Ga naar voetnoot+
En zy wisten van geen scheyde.
| |
[pagina 160]
| |
Het Daget uyt den Oosten scheen Ga naar voetnoot+
En doen ginge sy met haar beyde
Heel stil met een Appel ton Ga naar voetnoot+
Die men op een stoep daar von:
De Maagt en scheen geen Non.
4.
Sy meenden dat het niemant sag
Doen zy bey daar agter schoole,
Maar ik uyt het Vooronder lag. Ga naar voetnoot+
Dog ik liet de saak bevoole
Aan haar beyde, want ik dogt
Ze hebbent mogelik meer besogt. Ga naar voetnoot+
Ik bender niet aan bekogt.
5.
Sy had een witte Borstrok an,
Het scheen so wel een Appelmeysje,
En hy ook wel een Varensman
Die altemets ook doet een reysje. Ga naar voetnoot+
Ik hoorde haar Namen pertinent, Ga naar voetnoot+
Maar wilje niet maken bekent:
't Zal wel uyt-komen op 't end.
6.
Doen sy haar lust hadden geboet,
Begonnen sy wat te bedaare
En 't Meysje sprak met woorde soet:
‘Of ik hier van nu eens raak zware Ga naar voetnoot+
En Vader en Moeder dat vernam,
Ik mogt wel gaan uyt Amsterdam: Ga naar voetnoot+
Zy souden wesen soo gram.’
7.
Hy sey: ‘Lief sorrigt daar niet voor,
Bent gy zwaar, ik sal jou trouwen.’
Zy zey: ‘Wel myn liefje, hoor, Ga naar voetnoot+
Dat gy wilt belofte houwen.’
| |
[pagina 161]
| |
‘Och ja,’ sey hy, ‘ik blijf constant:
Trou te belooven en geve geen pand
Dat was een eeuwige schand.’
8.
Wel Amsterdamse Meisjes dan,
Gy meugt dit liedje wel onthouwe,
Maar slaat soo ligt geen Jonkman an: Ga naar voetnoot+
't Beurt selden dat zy u trouwe.
Als zy haar wille hebbe gehad,
Zo laten zy dikwils u in de mat Ga naar voetnoot+
En kiesen het hase-pat.
|
|