Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStem: De Winterse Nachten, etc.1.
Lest ging ik spanceeren, Ga naar voetnoot+
't Was na myn begeeren.
Buyten in het Velt
Vond ik een venus belt. Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 96]
| |
Ik die een Jager was,
Kruyt, loot en wey-tas
Had ik aan myn zyde
En myn Snaphaan Ga naar voetnoot+ ras.
2.
Alle myn verlangen
Was om Wilt te vangen.
Op reuk en gezwint,
Met Brak, Hazewint
Ik jaagden seer ras. Ga naar voetnoot+
Op het zelve pas
Een Wilt met twe beenen
Vond ik in het gras
3.
Ik dacht, o pleysiertje,
Dat lijkt wel een diertje
Uyt vrouw Venus Throon,
Want sy is wonder schoon!
Maar of ik al liep
En myn Bracken riep,
't Scheen zy myn niet hoorde
Want zy lag en sliep.
4.
Ik heb 'er myn honden
Terstond vastgebonden
Aan een Boom, hoord aan,
Ik ben by haar gegaan,
Ik ley myn op 't veld
By dat schoone beeld:
Op 't Wild met twee beenen
Was myn zin gesteld.
5.
Ik gaf daar een kusje
Aan dat lieve Susje.
't Scheen dat zy ontwaakt,
| |
[pagina 97]
| |
Als ik haar had geraakt.
Sy sprak met bly gemoet:
‘Wel Jagertjen soet,
Ik weet een Warande, Ga naar voetnoot+
Daar is 't jagen goet.’
6.
'k Ging aan haar voetjes leggen,
Sy liet haar gezeggen;
Ik quam aan haar Knien,
Sy liet het geschien;
Als ik wat hooger quam
Hoort wat ik vernam:
'k Schoot in de Warande,
Sy worden niet gram. Ga naar voetnoot+
7.
Doen worden den Jager
Op 't Meysje noch grager.
Terwyl hy in 't groen
Haar gaf een minne-zoen Ga naar voetnoot+
En ley nog eens aan
Met zyn Snaphaan,
Het Meysje zey: ‘Jager,
Gy hebt wel gedaan.’
8.
Ik schoot daar een Duyfje
Soo recht in haar kuyfje Ga naar voetnoot+
Dat het was gewondt
En lagh voor dood te grondt. Ga naar voetnoot+
Ik zeyde: ‘Schoon Lief,
't Is tot u gerief
En tot uwer eere,
Soete Honing dief.’
9.
Doen woude ik scheyden
| |
[pagina 98]
| |
Van haar zonder beyden,
'k Wou na Huys toe gaan,
Maar 'k moest daar noch eens aan.
Ik schoot noch een keer,
Ik raakten hem weer.
Het Meysje zey: ‘Jager,
Gy hebt lof en eer.’
10.
Sy gaf my tot loone
Wel drie Goude Kroone
En zeyde: ‘Myn Vriend,
Dat hebt gy wel verdiend.’
Ik nam myn afscheyd,
'k Heb adieu gezeyt:
‘Adieu, zoete Liefje,
Tot op een ander tyd.’ Ga naar voetnoot+
11.
Ik gingh zonder minken Ga naar voetnoot+
Voor 't Geld eens braaf drinken,
Een frisse volle fluyt Ga naar voetnoot+
Op haar gezontheyt uyt.
Jagers, dit verstaat,
Die in de Dageraat
Maakt, als gy gaat jagen,
Dat 't u ook zoo gaat. Ga naar voetnoot+
|
|