Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdLied aan Cloris1.
‘Ach, hoe zoet is, Cloris, nu te minnen,
Hoe zoet is te syn u Ga naar voetnoot+ Vriendinne!
Want als op u speelt mijn oog gewemel,
Dunkt my dat mijn Ziel is in den Hemel.’
2.
‘Minnaar laat dees reden dog wat varen
Want sy mijn jeugdig hert bezwaren,
Want de Minnaars woorden die zoo vleyen
Sijn maar om een Meisjen te verleyen.’
3.
‘Ver moet van mijn zyn, schoon lief gepresen,
Dat ik u sou een bedrieger wesen.
Neen, mijn Cloris, ik sal u beschermen
En behoeden in beyde mijn armen.’
4.
‘Jongman, ey, dat zyn niet uw gedagten,
Daarom ik dees woorden niet wil agten:
Want als gy myn eertje maar kond steellen,
Dan zoo liet gy mijn voor eeuwig queellen.’ Ga naar voetnoot+
5.
‘Liefste Lief, ik zweer u by al de Boomen
Die hier staan by al de water-stroomen,
Son en Maan die zyn getuygen meden,
Dat ik u min in eerbaarheden.’
6.
‘Valschen Minnaar, staakt dit droevig klagen
| |
[pagina 35]
| |
Hoe soud' gy myn Liefde konnen dragen, Ga naar voetnoot+
Daar gy hebt een ander Lief verkooren
Die gy lang gevryt hebt van te vooren.’
7.
‘Dat en sal den Hemel niet gedoogen,
Dat ik Ga naar voetnoot+ sal een ander liefde toogen!
Noyt geen Harderin sprak ik voor desen,
Als gy, Cloris, die myn Bruid sal wesen.’
8.
‘Soo dit waar is, ô mijn lieven Herder,
Wil ik vlugten van u dan niet verder.
'k Sal u groote trouheyt gaan betoonen
En uw liefd met weder liefde kroonen.’
9.
‘Liefste Lief, gy komt mijn hert verquicken,
Dat daar scheen in tranen te versticken.
Als den Morgen-zon gaat ligt ophalen,
Hebt gy my verligt met uwe stralen.’ Ga naar voetnoot+
10.
‘Minnaar, door u ontrouwe Minnen
Hebt gy ook mijn hert ontstelt van binnen.’
‘Als den Zeylsteen trekt gy mijn gedachten,
Die naar uwe gunst en liefde trachten.
11.
Komt dan Cloris, Maget uytverkooren,
Kom dan tweede Ziel van mijn gebooren,
Komt dan, liefste Lief, mijn waarde Vrouwe,
Neemt dees Rink met Diamant op Trouwe.’ Ga naar voetnoot+
12.
‘Ach mijn Harder, mijnen Beminden,
'k Sal my door de Trouw nu aan u binden;
Ziet daar is mijn hand, Minnaar gepresen,
Gy mijn Troost, en ik u Vreugt sal wesen.
|
|