Thirsis Minnewit. Deel 2
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Stem: Als 't Begint1.
‘Godt groet u, mijn waarde,
Silvia, mijn Herderin.
Geen schoonder op Aerde
Quam ooit in mijn zin
Als gy, Uitgelesen,
Myn Troosjen, myn Hert.
O Lief, mag het wesen, Ga naar voetnoot+
Verlicht doch myn smert!
Ick sal u geleiden,
Dus kleet 'er u strack, Ga naar voetnoot+
En vlytig bevreiden
Voor alle ongemack.
2.
De son aen 't klimmen,
Die daalt op ons spoor
Uit sijn gulde klimmen.
Myn Engeltjen, hoor
Hoe het Nachtegaaltjen,
Met een vrolyk gemoet,
Singt, dat al de Vogeltjes
Mee queelen doet.
En sy telen staag verder
En ick smelt schier' van min,
Dus troost uwen Herder
Myn lieve Herderin.’
3.
‘Wie doet myn ontwaken
Door sijn minneklag?
| |
[pagina 71]
| |
Wat komt gy hier maken?
Ik sien nog geen dag,
Ik hoor nog niet fluiten
De Vogelkens al.
Waarom souw ik ontsluiten
Soo vroeg mynen stal? Ga naar voetnoot+
Mijn lust nog geen minnen,
Wel Harder, soo gou,
Dus stelter uw zinnen
Op een ander Jonkvrouw.’
4.
‘Geen ander gepresen
Als gy, mijn Silvia,
Die myn Bruit sal wesen.
Lief, spoeit uw dan dra:
Opent uw Gordijnen,
Gy sult sien den dag.
Verlost my van quynen. Ga naar voetnoot+
Ey, wilt uw aankleeden,
Mijn Engel, 't wort tijd
Om met mijn te treden
Al na 't Velt Tapijt.’ Ga naar voetnoot+
5.
‘Wel Harder, uw reden
Die staan myn wel aan.
'k Sal myn spoedig kleeden
Om met uw te gaan.
Na de groene Weiden
Met mijn schaapjes al
Sal ik uw geleiden:
Ontsluit mynen stal.
Ik sal by uw blyven,
| |
[pagina 72]
| |
Leander - 't wort laet -
En helpen dryven
Tot de Son ondergaat.’
6.
‘Mijn Engel, wat vreugden
Gevoelt mijn Jonk hert
Dat gy, Lief vol deugden,
Verligt al myn smert.
Laten wy in de weiden
Gaan maken een dans
En vlegten ons beiden
Daer elk een krans.
Daer sal ik uw geven
Myn lichaem op trouw
En staag met uw leven
Als een man met sijn vrouw.’
7.
‘Wel aan dan, Leander,
Laet ons beide met vreugt
Trouwen met malkander
In eer en deugt.’
‘Lief, ik ben te vreden, Ga naar voetnoot+
Al was het terstont,
Om met u te treden
In een vast verbont.’
‘Ja, de Son is aan 't dalen.
Lieven Harder, hoort aan,
Komt morgen myn halen
Ik sal met u gaan.’
|