Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Toon: Truytje myn zoete Engelin1.
‘Waar heenen drijft gy, Galathé,
Zo vroeg uw witgewolde vee?
Men ziet de morgezon pas straaltjes schieten:
’t Geblomt, bedaut in ’t weelig dal,
De zwaantjes aan de waterval
Nog zoete rust genieten.
Waar wilje heen?
2.
Vreest gy geen vinnig ongediert
Dat door de bosschen loopt en swiert
Om het onnosle schaapje te belaagen
En te verscheuren met gewelt?
Verkiest veel liever ’t open velt
En rust by dese hagen,
Mijn velt-godin.’
3.
‘Philander al u soete praat
Is enkel vlyen met ter daat: Ga naar voetnoot+
Men heeft nooit ongediert in ’t bosch vernoomen,
Maar wel een aangenaam geluit
Van ’t nagtegaaltje dat daar fluyt
In bladerryke boomen.
‘k Lag met uw taal.’
4.
‘Mijn schoone, ik laat u niet alleen.
Wy zullen zaamen boswaart treen
En onderwijl van zoete liefde spreeken
Terwijl ons schaapjes in het groen
Aan ’t weelig kruid haar lust voldoen
En drinken uit de beeken.
Mijn Harderin!’
5.
‘Weg, weg, Philander, laat my gaan
| |
[pagina 157]
| |
Nu ik u niet te woort wil staan
Om dat gy hebt de trouw, aan my gesworen,
Gebrooken door u dartelheid
En so mijn zuivere min misleid
En Dianier verkooren.
Trouwloose knaap!’
6.
‘Mijn overschoone veldgodin,
Ag, waarom straf en stuurs van zin?
Eer zal de wreede dood met felle schichten
My rukken in het duister graf
En snijden ‘t lieve leven af
Eer ik my zal verpligten
Aan Dianier.’
7.
‘Mogt ik gelooven uwe taal
Ik deed u minnelyk onthaal,
Maar Jongmans syn vol list en loose streeken.
Hun woorden zijn wel honig soet
Terwyl sy dragen in ‘t gemoed
Een angel om te steeken
Haar die hen mint.’
8.
‘Eer zullen Phebus of Diaan
Nooit aan den Hemel wederstaan,
De Beekjes en de silvre watervlieten,
Gestremt in haare snelle val,
Terwijl sy vloejen door het dal
Haar stroompjes opwaarts schieten,
Eer ‘k u verlaat.’
9.
‘Ik sal, nu gy my trouw belooft,
Een kransje vlegten om uw hoofd
Van leli, roos, narcis en violieren.
En my als uw beminde bruid,
| |
[pagina 158]
| |
Terwyl het nagtegaaltje fluit,
De blonde haarlok sieren.
Mijn harders kind!’
10.
‘Wy zullen nu te zaam vol lust
Eens leven in volmaakte rust
En onse lieve schaapjes zaamen mengelen
Terwyl de zagte minnegod
Ons gunt het onwaardeerbaar lot
Van ons te mogen strengelen.
Myn lieve Bruid!’
|
|