Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
[Wanneer de Son het morgen-rood]1.
Wanneer de Son het morgen-rood
In ’t Oosten quam ontmoeten,
Lag Phoebus in Aurooraas schoot
Om Zee en duyn te groeten;
Om Roos, om Blom, om Phyolet,
Met Elst Ga naar voetnoot+ en Linde digt bezet, Ga naar voetnoot+
Door zuyer koelt te buigen;
Om druppels die als Christalyn
Op Roos en Blom gedropen zyn
Vol Nektar in te zuigen.
2.
De vers ontloken dageraat,
Begroet van Zuyer winden,
Haar morgen zugjen vallen laat
Op digt beladen Linden.
De Zon, in 't Oosten opgestaan,
Speelt met sijn glans op groene blaan
Van hoog getopte Boomen
Van waar mijn Ga naar voetnoot+ Philis dreev haar Vee
Tot op den Oever van de Zee
En brakke waterstroomen.
3.
Haar Schaapjes aan de waterkant
Verquikten door ’t verkoelen.
Mijn Philis gaat terwijl op strant
Haar blanke Voetjes spoelen
En slobbert in het ruisend nat
Dat haar tot aan de middel spat,
Door drifjes Ga naar voetnoot+ op gevlogen.
Noit zoeter vreugd, noit blijder dag,
| |
[pagina 123]
| |
Als doen ik weer mijn Philis zag
Haar natte Leden drogen.
4.
Haar open boesem, heel ontbloot,
’t Albastert wit verdoofde; Ga naar voetnoot+
Haar blanke Kaakjes bloosend rood Ga naar voetnoot+
Auroor haar glans verdoofde.
Hoe graagde mijn verliefde zin
Na dit genot door soete Min,
Dog dorst het niet betragten.
Dies was de vreugde my een smert,
Een vreugd voor ’t oog en pyn voor ’t hert
En stuyt voor mijn gedagten. Ga naar voetnoot+
|