Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd[Wie heeft het ooit gehoort]1.
Wie heeft het ooit gehoort
Van zoo een aardig Klugje
Als ik zal brengen voort:
’t Is van een Juffrou hier ter stee, Ga naar voetnoot+
Als hare Man ging ryzen,
Wasze wel te vree.
2.
Sinjeur ging uit het Land
Om Koopmanschap te dryven.
Terwijl komt een Galant
By Juffrou, die te zamen wel
Malkander karresseerden Ga naar voetnoot+
Door het Minnespel.
3.
Sy dronken Wyn en Sek, Ga naar voetnoot+
Sy aten daar Patryzen,
Een Snipje met sijn drek: Ga naar voetnoot+
Het was een Mars en Venus wigt
| |
[pagina 108]
| |
Die daar de Standaar zwaaiden
Met zo menig schigt. Ga naar voetnoot+
4.
Juffrouw sat in ’t Zalet
Met haar Galant te joelen. Ga naar voetnoot+
Zy gingen zaam te bed.
Maar toen zo quam kloppen Sinjeur. Ga naar voetnoot+
Juffrouw die sprong uyt ’t bedde,
Vraagde: ‘Wie is ‘er Veur.’
5.
Hy sprak: ‘Doet op met haast,
Myn Lief, ik kom van ‘t reisen.’
Juffrou die stond verbaast.
Zy sprak tot haar Galant met spoet:
‘Wilt bassen ende tieren
Als een Hondje doet.
6.
Als ik de deur ontsluit,
Wilt dan maar lustig keffen
En lopender zo uyt. Ga naar voetnoot+
Ik zal ‘t dan alles maken wel,
Dat van ons Conversatie Ga naar voetnoot+
Niemand weten zel.’
7.
Hy keften: ‘Baf, Baf, Baf’
Terwyl zy open deden. Ga naar voetnoot+
Sinjeur schrikten daar af,
Hy docht: hoe komt dat Hondje hier?
Of zou men Vrouw dat beesje
Houwe voor pleisier?
8.
Sinjeur was pas in huys,
| |
[pagina 109]
| |
Of vraagde na het Hondje
Dat daar met groot gedruys
Zo keften in den Avond laat. Ga naar voetnoot+
Juffrouw die sprak zeer droevig:
‘Og het is op straat.’
9.
Zy riep: ‘’Petiet, Petiet!’
En zogt in alle hoeken.
Het Hondje was ’er niet.
‘Dat beestje was tot myn vermaak.
Als gy bent uit de Landen,
Het ons huys bewaak.
10.
Het slaapt ’s nagts in mijn schoot,
Het kust en likt myn mondje,
’t Leid by myn Borsjes bloot.
Het kan opzoeken als een Hart, Ga naar voetnoot+
’t Is zo een vinnig Reutje
Als gy Ga naar voetnoot+ ’t maar eens sart. Ga naar voetnoot+
11.
’t Is maar twee vuysten groot,
Met wit en zwarte plekken,
Voor an sijn neus wat rood.’
Sinjeur die sprak toen overluit:
‘Wilt na de Roeper loopen,
Laat het roepen uit.’ Ga naar voetnoot+
12.
Men liet het roepen Ga naar voetnoot+ om:
Al die het brengt te regten
Zes gulde tot een som.
En zo wierd Sinjeur stil gekroond
Met Hoorens van het Hondje.
| |
[pagina 110]
| |
Juffrou bleef verschoond.
|
|