Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd[Ick gink lest wandelen door een Hof]1.
Ick gink lest wandelen door een Hof Ga naar voetnoot+
En dat al door ‘t bedouwde lof, Ga naar voetnoot+
Onder de groene bladen.
Daer sagh ik de Beesjes aan,
Hoe lieflyck dat zy paarden.
| |
[pagina 83]
| |
2.
Ik sach lestmael oock op een heck
Geestelyk Ga naar voetnoot+ speelen beck aen beck
Al van twee witte Duyfjes:
‘t Haantje op het Hennetje spranck
En vatten hem in zyn kuyfje. Ga naar voetnoot+
3.
Ik Sag oock in een landje mee Ga naar voetnoot+
Wat de Bock en 't Geytje dee:
En de Bock sprong op 't Geytje.
‘t Koeitje loerden Ga naar voetnoot+ na de Stier
Al in het Claver-weytje.
4.
‘k Sag nog in een Vyver klaar
Eentjes swemmen by malkaar.
Met een soo quam de Quartel,
Met een alsoo bly gelaat
En met een bly geschartel. Ga naar voetnoot+
5.
‘t Woordje, Ga naar voetnoot+ met soo loose vond, Ga naar voetnoot+
Schoot het eentje in de grond,
Dan eens onder en dan weer boven,
Met haar kuyfje in zyn beck
En zyn hoofje op getogen. Ga naar voetnoot+
6.
‘k Sloeg myn oogen voor myn neer. Ga naar voetnoot+
Op der Aarden sag ick weer Ga naar voetnoot+
Al van de kleine mieren,
Hoe sy paren, Paer aen Paer: Ga naar voetnoot+
‘k Lagte om die dieren.
7.
Gy bent evenwel een Mier,
Een van ‘t alderkleynste dier.
Soeckt gy oock mee te Paaren?
| |
[pagina 84]
| |
Als een maaget werd gevryt,
Haer eer moet zy bewaren. Ga naar voetnoot+
8.
Als zy dan haar eer is queyt,
‘k Weet dat het haar dan wel speyt,
En wie zal haar eer betalen:
De Jonckmans lachgen met haar praat
En laaten haar dan dwalen.
9.
Die dit Lietje heeft gedicht,
‘t Was een Quantje alsoo ligt.
Tot Amsterdam ging hy zwieren.
Doe quam hy te Sparendam,
Daar is hy nu gebleven. Ga naar voetnoot+
|
|