Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd[Wel, mieken stout]1.
‘Wel, mieken stout,
Gy hebt u tijd versleten
En door de min vergeten,
Het welck u wel roud. Ga naar voetnoot+
Dat gy van dezen post Ga naar voetnoot+
Niet en kont zijn verlost,
Dat heeft u van zijn leven
Soo meenigen traen gekost.
2.
Wat droevig kruis,
Elenden en wat plagen
Moet gy nu al verdragen,
Hier in dit Spinhuis.
Want Water en droog Brood
Dat krijgt gy in den nood
Om uwen dorst te laven
En den Honger groot.
3.
Nu zit gy daar Ga naar voetnoot+
In een zoo groot verlangen,
Met tranen op de wangen,
En maakt groot misbaer.
En gy, ellendig Dier,
Sit daar zonder playzier.
Gy plagt te dommineeren Ga naar voetnoot+
En naemt uwen zwier.
4.
Den zoeten tijdt
Die meenig mens doet branden
| |
[pagina 79]
| |
Die hebt gy nu voor handen. Ga naar voetnoot+
Denckt eens wat een spijt!
En uw jonge jeugt vergaat
In desen droeven staet.
Soo dat nog lang moet dueren,
Gy wort desperaat. Ga naar voetnoot+
5.
Gy plagt te zijn
Heele dag op Venus Schoolen
Met Bassen en Fiolen. Ga naar voetnoot+
Is het niet een pijn!
En gy, elendig dier,
Sit hier nou sonder plaisier.
Gy plagt te dommineren
En naemt u pleysier. Ga naar voetnoot+
6.
Gy, meisje wijs,
‘t Is voor u quade plagen,
Dat gy waert alle dagen
Dronken, sat en stijf. Ga naar voetnoot+
En alle uwen zin
Die trekt u tot de Min
Die gy nu al moet derven
Met een droeven zin.
7.
Is ‘t niet een pyn
Dat gy moet zitten hiere,
Daar gy soo plagt te zwiere
Met de Jongmans fijn.
En al uwen zin
Die treckt u tot de min Ga naar voetnoot+
Die gy nu al moet derven
Met een droeve zin.
8.
Wel, schoone maegt, Ga naar voetnoot+
Ik bid, houd op van klagen.
Ik zal in korte dagen,
Helpen van de plaeg. Ga naar voetnoot+
Want u lieftaligheid
Heeft mijn nu haast Ga naar voetnoot+ verleid:
| |
[pagina 80]
| |
Ik zal u dienaar wesen
Tot de dood ons scheid.’
9.
‘Ach, Jongman fijn,
Woud gy mijn verlosser zijn,
Ik wou u by nacht en dagen
Altijd danckbaer zijn.
Als gy mijn hier uit trouwt,
Wilt gy niet zijn benouwt.
Het sal u waardig wesen
Duysent Guldens Goud.’ Ga naar voetnoot+
10.
‘Mieke, schoone Ga naar voetnoot+ blom,
Kom, mijne wel beminde,
Ik zal mijn aen u verbinde
En zijn u Bruidegom.
Komt, geeft mijn maer u hand,
U trouw tot onderpand, Ga naar voetnoot+
Mijn Engel, mijn beminde,
Schoonste van het Landt.’
11.
‘Oorlof, nu ziet,
Gy blijft hier in elenden. Ga naar voetnoot+
Voor u en zijn geen Vrienden,
Het is al om niet. Ga naar voetnoot+
Het is met u gedaen:
Gy moet U vuyl lighaam
In droefheid en elenden
Soo versleijten gaen.’
|
|