Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStemme: Ick hoorde dees dagen1.
Een Jongman die ‘t minnen
Eerst komt te beginnen,
Hoe quelt hy, hoe quelt hy sijn sinnen!
By dagen en nagten
Soeckt hy maar te tragten
Na minne, na minne gedagten.
2.
Wat doet hy al sugten
Zijn hertjen ontvlugten:
Men acht het, men acht het maer klugten. Ga naar voetnoot+
Hy doet heele dagen
Niet anders als klagen:
Hy moet het, Hy moet het verdragen.
3.
Hy soekt door gedigten
Van ‘t minnen te stigten, Ga naar voetnoot+
Zijn hertje, zijn hertje te ligten;
Indien hy een briefjen
Beschickt aan sijn liefjen,
Het schijnt een, het schijnt een geriefjen. Ga naar voetnoot+
4.
En heeft sy ‘t ontfangen,
Hy sterft van verlangen
Hoe Ga naar voetnoot+ ‘t al is, hoe ‘t al is vergangen.
| |
[pagina 63]
| |
En schrijft sy dan weder,
Dat set hem ter neder, Ga naar voetnoot+
Dus word hy, dus word hy Ga naar voetnoot+ gereeder. Ga naar voetnoot+
5.
Hy wil ondertussen
De letteren kussen.
Dat kan hem, dat kan hem niet blussen:
Hy dunkt of zijn woorden Ga naar voetnoot+
Haar beter bekoorden,
Hy wenst dat, hy wenst dat s’ hem hoorden.
6.
En komt dan den strijer Ga naar voetnoot+
Na wenschen eens bij ‘er:
Hy noemt sig, hy noemt sig haar vrijer;
Hy wenst haar sijn leven
Uyt liefde te geven,
Zijn hertje, sijn hertje daar neven.
7.
Na jaren te loopen,
Begint hy te hoopen
Om ‘t bantjen, om ‘t bantjen te knoopen; Ga naar voetnoot+
Dan wil hy van paren
Zijn hert openbaren,
Hy sal ‘t haar, hy sal ‘t haar verklaren.
8.
Hy soek onder deken
Nog meerder te spreken:
Ligt word het, Ligt word het bekeken. Ga naar voetnoot+
Hy doet daar het diertjen
Een vrolick plaijsiertjen,
En blust zo, en blust zo sijn viertjen.
9.
Men geeft zig tot trouwen
En moet malkaar houwen,
Al soud het, al soud’ het ook rouwen.
Dan soekt sy na ‘t Trouwtjen
| |
[pagina 64]
| |
Soo meenigen doutjen: Ga naar voetnoot+
Sy is nu, sy is nu het vrouwtjen.
10.
Dan wil sy regeeren,
Den Bloedt Ga naar voetnoot+ commandeeren:
Wie kan haar, wie kan haar dat keeren.
Hy is wel te vreden
Mag hy aan haar leden
Sijn deuvick, sijn deuvick besteden. Ga naar voetnoot+
11.
Wil hy dan niet naajen
Om ‘t Diertje te paajen,
Sy sal hem, sy sal hem ontdraajen: Ga naar voetnoot+
Zy soekt tot haar lusten
Een ander, die ‘t blusten:
Eer sal zy, eer sal zy niet rusten.
12.
Dus, word hy wat trager,
Soo krijgt hy een swager
Die toont sig, die toont sig wat grager:
Die leent zy haar Buijkjen,
En hy haar sijn struikjen,
Dus zijn sy, dus zijn sy in ‘t suykjen. Ga naar voetnoot+
13.
Dit lustigh Ga naar voetnoot+ paartjen,
Maakt levende waartjen, Ga naar voetnoot+
Haar man die, haar man die heet vaartje! Ga naar voetnoot+
Hy isser het boertjen.
Dat leert haar haar moertjen:
Sy speelen, sy speelen het Hoertjen.
14.
Siet, dat komt van ‘t minnen!
Wat sal hy beginnen?
| |
[pagina 65]
| |
Al mist hy, al mist hy sijn sinnen, Ga naar voetnoot+
Hy moet het verdragen,
Want geeft hyse slagen,
Men salder, men salder van wagen. Ga naar voetnoot+
15.
Dus die voor leet-wezen
Van zin is te vreezen,
Die laet hem, die laat hem belesen: Ga naar voetnoot+
O arme sotten,
Ik laatje bedotten,
Men salje, men salje bespotten.
16.
Ik raadje voor ‘t leste
Nog eenmaal ten beste:
De Vrouwen, de Vrouwen zijn pesten!
Zy kan door haar liegen,
U deftig bedriegen,
Dus laat u, dus laat u niet wiegen. Ga naar voetnoot+
|
|