Thirsis Minnewit. Deel 1

[p. 4]

[Is Liefde soet lijden, waarom baartse dan pijn]

1.
Is Liefde soet lijden, waarom baartse dan pijn? ⁺
Isse bitter, hoe kanse dan aangenaam zijn?
Wijl ⁺ ik lyde met luste, waarom soud ik dan
Gaan klagen, wijl ⁺ ik het niet veranderen kan!
Want de pijn is so soet, so beklaaglik is de smert, ⁺
Datse op een tyd ⁺ quest en doorkittelt myn hert.

2.
Als liefde is plagen, laat ik de minnepijn.
Liever wil ikse bannen uit de sinnen van mijn,
Als langer te leven in sorg en verdriet.
‘Kwil my gaen begeven daar my nimant en siet
En slyten myn dagen in eensaamheyt,
Op dat ik al mijn leven de sorg raak quyt.

3.
Die ik laast had verkoren, die myn zieltje gebiet,
Die wil my niet horen, maer staag van my vliet.
Al offer ik myn sinnen op ‘t altaar van de min,
Sy wil my niet minnen nog verandre ⁺ van sin:
Daarom doet uw sin en siet wie gy liefde bied, ⁺
Op dat gy door ‘tminne niet raakt in verdriet.

4.
Die ik laast had verkore en toon getrouwe min,
Die myn hert plag te stelen tegen eenig tegesin, ⁺
Die myn oor quam strelen door haar lieve gesang,
Is van my verdwene, daerom ben ik so bang;
Is van my verdwenen en door haar genoeg’lickheid. ⁺
O Liefde, o liefde, waarom hebt gy my verlijt! ⁺

5.
Abdisse van ‘t Klooster, geef my myn liefje weer -
Poenitentie, poenitentie, ⁺ roep ik na u begeer -
Of gunt my te woonen by myn lieve Bagyn,
Mijn leven salder veel te geruster om Zijn.

+ Het woordje ‘lijden’ lijkt overbodig, maar hoort gezien bijv. de wijsaanduiding in TM I 82 wel tot de ‘canonieke’ tekst. In de versie van Coll. Nijhoff luidt de eerste regel evenwel: Is liefde soet lijden, / Sy baert mij grote pijn.

+ ‘Als.’

+ ‘Omdat.’

+ ‘Ook al is’, etc.

+ ‘Tegelijkertijd.’

+ Bron: verand'e. Geëmendeerd naar de editie 1712.

+ Bedoeld is waarschijnlijk: ‘doe verstandig en let op’, etc.

+ Bedoeld is waarschijnlijk: ‘onvoorwaardelijk’, ‘zonder dat ik ooit onwil voelde.’

+ ‘En door haar verdwijnen de genoegelijkheid, de aangename situatie.’

+ ‘Waarom hebt gij mij verleid door haar genoeglijkheid (aantrekkelijkheid).’

+ ‘Boete.’ Bedoeld is waarschijnlijk: ‘genade.’

[p. 5]

 

Jochem sal ik bidde dat hy my tot haar went

 

En mijn zieltje wil behoede voor alle torment. ⁺

 

 

 

6.

 

‘k Sal my wel schicke na de wette van ‘t convent,

 

‘k Sal dageliks leren een lesje wel bekent

 

En off’ren myn zinnen op ‘t altaar van de min,

 

Op dat ik mag beminne myn schoone Vrindin,

 

Op dat ik mag beminne myn schoone Vrindin,

 

Ach pater, ach pater, laat my het klooster in.

+ St. Joachim: de echtgenoot van St. Anna, hier waarschijnlijk aangeroepen als een patroon van de goede echtgenoten.