7. Daarvan zullen alle jaren naar huis keeren drie van elk zevental, maar zij mogen niet opgevolgd worden door hunne nabestaanden, nader dan het vierde lid.
8. Ieder mag drie honderd jonge burgtverdedigers hebben.
9. Voor deze diensten zullen zij Fryas tex leeren en de wetten, van de wijze mannen de wijsheid, van de oude heermannen de kunst van den oorlog, en van de zeekoningen de kundigheden die bij het buitenvaren noodig zijn.
10. Van deze verdedigers zullen jaarlijks honderd naar huis keeren; doch zijn er sommigen verlamd geworden, dan mogen zij op de burgten blijven hun geheele leven lang.
11. Bij het kiezen van de verdedigers mag niemand van de burgt eene stem hebben, noch de Grevetmannen, of andere opperhoofden, maar enkel het volk alleen.
12. De Moeder te Texland zal men geven driemaal zeven flinke boden, met driemaal twaalf rappe paarden. Op de andere burgten elk burgtmaagd drie boden met zeven paarden.
13. Ook zal iedere burgt hebben vijftig (land) bouwers, door het volk verkozen, maar daartoe mag men slechts zulken geven, die niet geschikt en sterk voor de krijgsdienst, noch voor buitenvaarders zijn.
14. Iedere burgt moet in haar eigen onderhoud voorzien en geneeren zich van haar eigen ronddeel en van het deel, dat zij van het markgeld ontvangt.
15. Is er iemand gekozen om op de burgten te dienen en wil hij niet, dan mag hij naderhand geen burgtheer worden, en dus nooit een stem hebben. Is hij reeds burgtheer, dan zal hij die eer verliezen.
16. Bijaldien iemand raad begeert van de Moeder, of van eene burgtmaagd, dan moet hij zich melden bij den schrijver. Deze brengt hem bij den burgtmeester. Vervolgens moet hij naar den leetse, dat is naar den heelmeester, die moet zien of hij ook bezocht is van kwade tochten. Is hij goedgekeurd,