Ik sliep bij tussenpozen met mijn rug tegen een boom. Gegeten heb ik niet. Aangezien ik me niet meer herinnerde op welke dag ik precies was vertrokken, besloot ik vanaf de volgende ochtend de dagen te gaan tellen. Ik bedacht dat ik zo de tijd dat ik van haar gescheiden was kon bijhouden en er onverbiddelijk afstand van kon nemen. Ik bedacht ook dat het aantal dagen groter en groter zou worden en dat het op een gegeven moment zo groot zou zijn dat ik er niets meer aan zou kunnen doen. De cijfers zouden mijn geest vullen en zouden die tot rust brengen en verdikken. Ik had zin in de dikte van cijfers te duiken.
De volgende dag was de eerste dag. Ik zorgde dat ik het oude spoor op een afstandje volgde. Ik wilde de patrouilles mijden.
Op de vijfde dag bereikte ik een dorp. Ik bleef op enkele tientallen meters voor het dorp staan en wachtte. Ik was bang dat er een groep zijn intrek had genomen. Ik snoof de lucht op, geen enkele verdachte geur bereikte mijn neus. Ik wroette in de grond om te controleren of die niet hol was vanwege onderaardse gangen. Ik drukte mijn oor tegen de aarde en luisterde. Niets. Alles was rustig. Ik wachtte nog even. Een hele dag en een nacht ben ik in de buurt van het dorp gebleven zonder het dorp zelf binnen te gaan. Pas de zesde nacht durfde ik in de huizen te gaan kijken. Het dorp was verlaten. Voor hun vertrek hadden de bewoners alles verbrand dat ze had kunnen identificeren. Ik heb overal gezocht, ik vond een geschikte schuilplaats, ik begon te verzwakken, ik ben gebleven.
Aanvankelijk vond ik het moeilijk dat ik niemand had om mee te praten. Ik had spijt dat ik haar had achtergelaten. Het stemde me treurig. Ik dacht dat als ik met haar tot dit dorp was gekomen, ik haar misschien had kunnen verzorgen. Maar dat denken matte me af, dus toen ben ik ermee gestopt. Ik concentreerde me op mijn eigen overleving en besloot het uit te spreken, woorden te gaan zeggen. Ik was bang dat ik ze anders zou vergeten. Mijn stem klonk me vreemd in de oren. Ik zei Ik ga me verstoppen, ik zei Ik ga op het middelste uur de huizen doorzoeken, ik ga een veilige plek vinden, een plek voor mij alleen, om droog te kunnen slapen, warm, beschut tegen blikken. Er zijn woorden die ik heb gebruikt zonder het te weten. Bijvoorbeeld ‘middelste uur’, dat zei ik voor mijn eigen plezier, om iets van vroeger terug te halen, iets diep verborgens, en het uitspreken van die woorden was heilzaam.
De eerste dagen was ik bang dat er een groep zou komen. Als ze me zouden vinden, was ik verloren, ze zouden me straffen, en wreed ook. Dat had ik ze eerder zien doen. En ik had het zelf ook gedaan. In een van de huizen vond ik een verstopplek en ik besloot daar provisorisch mijn domein in te richten, totdat ik genoeg kracht had