Terras. Jaargang 2012 (02-03)(2012)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Aimé Césaire Gedichten Vertaald uit het Frans door Piet Devos Verloren lichaam Ik die Krakatau ik die alles meer dan moesson ik die open borst ik die laïelap ik die beter blaat dan cloacak ik die uit de toon ik die Zambezi of doldriest of bromhout of kannibaal ik zou almaar nederiger willen worden en me steeds erger verlagen zonder vrees of voorheen totdat ik mezelf verlies neerstort in de levende gierst van een wijd opengebarsten aarde. Buiten zou een mooie mist op de plek van de atmosfeer een vuile streek zijn elke waterdruppel zou er een zon schijnen waarvan de naam eender voor alle dingen ALGEHELE ONTMOETING zou luiden zodat je geen weet meer hebt van wat er passeert of van een ster of een verlangen of van een blaadje van de vlammende boom of van een onderzeese fakkeltocht van aureliakwallen Dan zou het leven zo stel ik me voor mij volledig onderdompelen ik zou beter voelen hoe het me betast of me bijt liggend zou ik de geuren op me af zien komen eindelijk vrij als de behulpzame handen die zich een weg in mij zouden banen om er lange haren te laten wiegen langer dan het verleden dat ik niet kan bereiken. Dingen wijk uiteen maak plaats in jullie midden plaats voor mijn rust die als een golf mijn verschrikkelijke kruin meevoert van ankerende wortels die naar vaste grond zoeken Dingen ik peil ik peil ik die vrachten sjouw sjouw wortels En ik weeg en ik forceer en ik geheim [pagina 60] [p. 60] ik navel Ah wie brengt mij terug naar de harpoenen ik ben erg verzwakt ik fluit ja ik fluit zeer oude dingen van slangen van holklinkende dingen Ik goud wind vrede ginds en tegen mijn frisse wankele snuit leg tegen mijn roestige gezicht jouw koude gezicht van vergaan gelach. De wind helaas zal ik blijven horen neger neger neger vanaf de bodem van de oeroude hemel iets minder sterk dan vandaag maar niettemin nog steeds te sterk en dat woeste gehuil van de honden en paarden die hij achter ons aan jaagt voor altijd marrons maar op mijn beurt zal ik hoog een kreet aanheffen zo krachtig dat ik de hele hemel zal besmeuren en met mijn afgerukte takken en met de brutale straal uit mijn gekwetste statige stam zal ik de eilanden opdragen te bestaan [pagina 61] [p. 61] Kalender van de lagune ik bewoon een heilige wond ik bewoon denkbeeldige voorouders ik bewoon een duister willen ik bewoon een lange stilte ik bewoon een onlesbare dorst ik bewoon een duizendjarige reis ik bewoon een driehonderdjarige oorlog ik bewoon een in onbruik geraakt ritueel tussen bloembol en klister ik bewoon de onontgonnen ruimte ik bewoon basalt geen stroom maar de getijgolf van lava die het dal op volle kracht overspoelt en alle moskeeën in de as legt naar mijn beste vermogen schik mij in de metamorfose van een onzinnig gemiste variant van het paradijs - het is nog veel erger dan de hel - af en toe bewoon ik een van mijn verwondingen elke minuut verander ik van flat en ieder moment van rust bezorgt me duizelingen werveling van vuur meer dan wat dan ook zakpijp voor het stof van zoekgeraakte werelden na mijn ingewanden van levend water vulkanisch te hebben uitgebraakt blijf ik achter met mijn broden van woorden en verzwegen mineralen ik bewoon dus een enorme denkwereld maar meestal verkies ik me op te sluiten in mijn kleinste gedachtegang ofwel bewoon ik een toverformule alleen de eerste paar woorden de rest is vergeten ik bewoon de ijsdam ik bewoon de ondergang ik bewoon de panden van een grote ramp ik bewoon het vaakst het ergste het droogste van de meest uitgeteerde bergtop - de wolvin van die wolken - ik bewoon het aureool van de cactussen ik bewoon een kudde geiten die aan de tepel trekken van het schraalste arganboompje om eerlijk te zijn weet ik mijn precieze adres niet meer bathyaal noch abyssaal ik bewoon een inktvissenhol ik vecht met een inktvis om een inktvissenhol [pagina 62] [p. 62] dring niet aan broer kelp in bulk dat mij verstrikt in warkruid of als porana verspreidt het is allemaal eender dat de golf aanrolt dat de zon aanzuigt en dat de wind aanzwelt bolle bult van mijn niets de luchtdruk of liever de tijdsdruk vergroot mateloos mijn talen zelfs al veredelt ze soms wat ik vervat in talen [pagina 63] [p. 63] Oppermasker Met draden met veer met glanshout het masker van woorden optuigen uit steen uit koper uit ijzer oprijzen de ketting van het geheugen om de hals tot de debiele dageraad tot de ultieme ontmoeting daar waar zich in een oersfeer de wilde omwenteling voltrekt van de labiele werelddelen drager van het machtigste masker. Vorige Volgende