| |
| |
| |
Suzanne Doppelt
De grootste aberratie
Vertaald uit het Frans door Kim Andringa
als hij naar buiten gaat kan zelfs de hond de stok tegenkomen, enkel en dubbel, verschillend toepasbaar om naar de wereld te kijken, is het een speeltje of een optische vezel. De natuur is er een, magisch en versteend, een bijgesneden, afgewerkte tak, een houten Y-vormige antenne die draait en uitslaat naar boven en beneden als hij vlakbij water komt. En als je hem daarin doopt recht van boven naar onder, en van krom maakt het verstand hem recht, dan zie je dat in de superstroom en tegenstroom er zich een mooie kolk omheen vormt, een ordening die de maat van alle dingen geeft, een vreemde ervaring. Analoog aan die van de mier die hem voor een landweg aanziet, aan die van de wandelende tak die er zelf één wordt, een stok of een fi kse twijg, en in een diepe slaap valt, hij speelt voor dood, zijn ogen uitgedoofd, star en weggedraaid als van een standbeeld, ontsteekt een klein lichtje in het midden van zijn raamloze kamer. Hij zoekt naar iets en vindt iets anders, je kunt niet ontwaken voor je ogen weer terug zijn of je vingers een stok aanraken, een vacuümbuis, en het lucifermannetje danst een verbluffend ballet in gelijkstroom en zingt onsamenhangend het grote gedicht van bindweefsel en gewrichten. Hij volgt de schaduwlijnen die een fi guur op de muur tekenen als op het schoolbord, hij is de optekenaar van de magische en versteende natuur, die hier en daar haar pen indoopt, in verf, was en boetseerklei, een mooi speeltje, een optische supervezel
| |
| |
het is de aanwezigheid die de stilte van een kamer maakt, dubbele aanwezigheid en dubbele kamer door de geleerde tafel in tweeën gedeeld, een flink deel erboven, een heel donkere achtergrond, en het tweede beneden onder het elektrisch oog, een achthoekige uitwaseming rechtstreeks ontsproten aan het geheugen van luca die er verstand van heeft. Hij lijkt daar op zijn gemak te staan, fel belicht in het kleine privétheater, hij poseert en het resultaat is deze intieme scène, aan de tijd maar niet aan het gezelschap onttrokken, er beweegt niets, gebeurt niets, en als je gezien moet worden om te bestaan, dan schiet hij daarin wat tekort, een fantoombeeld dat aanwezigheid en afwezigheid in zich draagt. Een dubbele afwezigheid gelijk aan die van de twee gezanten, buiten beeld hun metamorfose achtendertig jaar nadien, langgerekte zorgvuldig getooide schaduwen boven een onduidelijke plek, een goeie grap van voren met de dood als inhoud van opzij. Het lijkt een simpele ruimtelijke figuur of een optisch leeg hokje en toch krijgt het idee steeds vastere vorm net als de ruimte tussen hen beiden
| |
| |
hij kijkt naar beneden terwijl hij opkijkt, de onrust, de wanorde en de aantasting, de aarde is een platte schijf of een tafel, en daarboven, omlaag kijkend, is luca in de hemel, net als lucy, met een grote facetgeslepen diamant, want de vraag bereikt hem door de lucht, een ongeweten verschrikking, leegte en oneindigheid maar de horizon van elk experiment. Lang voor galileo doet hij een reeks observaties: bolvormen, die optische illusies of wiskundige kunstgrepen, de zon, poreus als puimsteen en breed als zijn voet, maar vooral de volle maan, een gedempte wolk vol gaten waarvan de volle cirkel maar één nacht duurt. Gevuld met stilstaand water, het doodste wat er is, en met vissen even futloos als hijzelf, hangt de stad van zijn buurman in de lucht en hij daarin, stil als niets haar komt verstoren, maar als er wind is beweegt ze heel traag, als alle lichamen loopt ze het risico te vallen, en hij met haar, plus nog de maan en haar geleende licht
| |
| |
Net als klaver of spinazie heeft luca een nachtelijk slaappatroon maar de nacht is nog niet aangebroken, hij staat nog alert in zijn kamer waar al even rechtop zijn buurman staat guido de oehoe met zijn schutkleur en zijn mooie keerzijde van goudbruine veren, om hem te zien moet hij zijn hoofd draaien in tegenstelling tot het konijn of sommige vissen. Hij kijkt in de verte, tot bijna 8 km, de grens van zijn gezichtsveld, met zijn spookogen waar volgens euclides alle stralen aan ontspringen, en die werelden doorsnijden - dieren doen hetzelfde, de zon, de maan en de sterren staan in één vlak, bijna vooraan. Zijn kamer is een verbijsterende echokamer, het theater der natuur, een bel waarin de leegte vol verschijnselen ontstaat die hij alleen zichtbaar kan maken, die weer een andere bel bevat en die nog één, luchtof zeepbellen, ware matroesjka's, het lijkt wel een aaneenschakeling van dromen. Buiten en binnen, de materie aarzelt, over het groen dat beeld en geluid terugkaatst, gaat van de ene vorm in de andere over, een plant is slechts een slapend dier.
Het is een bollamp, zwevend en glimmend als een worm, die hem aanstaart en andersom, op de weg van zijn tafel naar de horizon, hij is in kleur, roze en kopergroen, maar net als de vlieg ziet hij hem in zwart-wit plus een tussenkleur, die vorm waar hij uitdrukkingsloos naar kijkt en tegelijk doorheen beweegt, een blinde vlek zoals de mol is, maar op zijn beurt een beeld
| |
| |
het betreft een levensgrote man gekleed als franciscaner monnik die wiskundige feiten observeert met identieke vingerbewegingen en de adem uit zijn mond, stilzwijgend, een machine tot in de kleinste onderdelen, om in de tijd te reizen, star als een harnas, zijn lichaam afgestemd op de atmosfeer en zijn geest op de materie, die het niet aan eigenschappen ontbreekt. Die vangt hij op en legt hij vast, een betoverd oppervlak - met dat vollemaansgezicht, om de grote afwezige terug te laten komen uit alexandrië, hoe wat afwezig is zijn aanwezigheid opdringt, luca studeert graag 's nachts, hij kan meten en bouwen, daarom zal ik euclides niet vergeten, kalme rijpheid en iets besluiteloos en droefs. Een verbazend oppervlak, het doek waar alle stromen en tegenstromen een bijzonder mooie boomstructuur vormen, het portret van een flegmaticus met zijn putto de oehoe, om zijn humeur te bestrijden vermaakt hij zich met magische vierkanten, een eigenaardige denksport, of eet hij waterkers
| |
| |
het betreft een levensgrote jongeman wiens blik naar buiten afdwaalt, een ander tegemoet, een beeld dat zijn dubbelganger is, maar niet helemaal: jacopo zou daar een spiegel geplaatst hebben want daarmee kan hij zichzelf moeiteloos reproduceren en de hemel en alles wat zich daarin bevindt, een fraai zelfportret bij schemerlicht. Of de schilder als nachtvogel, bubo bubo met de scherpe blik maar wiens onverstoorbare ogen volkomen bewegingloos blijven en die heel discreet waakt over zijn hooggelegen stad. Ze geven je een gezicht en je bedenkt een ander, een nieuw aanschijn, en profil of driekwart, zo kijkt guido naar hem, met zware schaduwen voor de angst en sterk licht voor de verbazing. Ofwel, alsof het geluidloos van de maan is komen vallen, het onverschillige gezicht van de voorganger voor wie niets nieuw is, de cirkels en zelfs de geringste driehoek niet, en al helemaal niet dat vreemde gouden geheim, gewoon een illusie van de geest die het verband legt, want iedereen aarzelt, de plant, de ezel, het doek, de tafel
| |
| |
de koe ziet de sterren en stelt ze gelijk aan nul, luca is even bestendig als zij, hij is een kijkmachine, zijn hoofd in de capuchon lijkt leeg, eerder een masker, dat van het gezicht dat in alexandrië bleef - dit is totale vervreemding, een lichte schaduw die rust op vijf vingers en het uiteinde van zijn stok, een heel bijzondere fluit die alle tonen verzamelt maar er niet een voortbrengt. Als zijn gezichtsvermogen scherper was, zou hij het geheel zien bewegen, zijn gezicht in eindeloze herhaling getekend draaiend als een langspeelplaat, de lucht in zijn kamer nu eens op de ene dan weer op de andere manier vernieuwen, maar hij kijkt alleen naar de achterkant van de dingen, ervaart sprakeloos de duizelingen, en het zijn de bomen, de dieren en de materie die naar hem kijken. Vooral de materie van die luchtige bel, die bolle spiegel die iets ronds inbrengt en die het doek maakt waarop de gedachte al verschijnt voor hij begint te denken, en die hem een zo sterk gekrompen stuk van de wereld terugkaatst, met daarbij nog het beeld van zijn buurman, guido, dat hij niet kan kijken op straffe van blindheid
|
|