Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg(ca. 1800)–Anoniem Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Lente-zang. Op een Aangenaame Wys. 1. ô Aangenaame Lente tyd, Wy wagten op u geur; Daar gy ons harte meê verblyd, En uwe glans alom verspreid, En Groente brengt ons wyd en zyd Al in deez' Waerelds dal. 2. De Landman die dan ploegt en zaaid En hoopt op goede Oogst, Dat hy dan Zomers zaaid en maaid, Het Graan al in de Schuure laaid, daar hy ons 's Winters dan mee spyst En dan zyn vlyt dan pryst. 3. De Lente baard ons veel geneugt, dat Bloem en vrugten geeft, 't Gevogelte dat in de vlugt, Haar Schepper pryst al met genugt, dat ons al in de ooren streelt, En zingt en dartel kweeld. 4. Het dartel Vee dat op de Stal, Verlangt naar 't jeugdig Gras, dat haar dan voedsel geven zal, En in haar Wei vermaken zal, de Lente die ons dan verblyd, En ook zyn roem verspreid, 5. ô Aangenaame Lentetyd! Lokt toch de Zomer an, dat de Ambagtsman weer werken kan de Schilder en de Timmerman, de Metzelaar en Opperman, Zyn Werk verrigten kan. 6. Want 's Winters zit men in de nood, Als men geen werk en heeft, En vrouw en kinderen zugt in nood En kermen daaglyks om het brood, dan moet hy tot zyn droevig kruis, Om Geld naar 't Pandjes Huis. 7. Maar als de Lente ons genaakt, dan leeft men weer op hoop, dat men dan weer aan 't werk raakt, En wint zyn Brood dan met vermaak En spyze dan ons dierbaar kroost, Voor man en Vrouw een troost. Vorige Volgende