Tegen-zang, Op Meisjes Trouwd tog niet zo vroeg.
Op dezelfde Wys.
1.
Vrienden hoort eens na dit Lied,
't Is in de Peperstraat geschied,
Hoe een zekere jonge klant,
Zyn lieve Truitje nam by de hand.
2.
Ik had haar zo lang gevryd,
Tot dat zy had ja gezeid,
Want myn liefde zal niet vergaan,
Zo lang als de Wereld zal staan.
3.
Trouwe liefde daar is myn hand,
Tot een Huwelyks onderpand,
En wy deelen op den duur,
In het Huwelyk zoet en zuur.
4.
Zo ging ik dan ten ondertrouwe,
Ik zag haar aan voor myn Vrouwe,
Want de liefde staat zo vast,
Als een wimpel op de mast.
5.
Dag en uur was reeds bepaald,
Dat Jan zyne Bruid afhaald,
Maar het valt zo bitter zuur,
Dat de Aardäppels zyn zo duur.
6.
Ik verzogt haar op het middagmaal,
Toen voerd' ik tegen haar deez' taal,
Weet gy wel gewezen Bruid,
Dat ik schei met trouwen uit.
7.
Maar sprak Trui myn lieve Jan,
Wat is daar de oorzaak van,
Dat ik als een eerlyk man,
8.
Myn Moeder heeft myn ook gezeid,
Jan wat doet gy met zo een Meid,
Die daar zo veel schulden heeft,
Daar een ieder van rilt en beeft.
9.
Gelooft myn Truitje ik wagt nog een jaar,
Komt er dan een kansje klaar,
Dan komen wy weer als gy wilt,
In het Huwelyk grooten gildt.
10.
Ziet nu loop ik op een draf,
Straaten op en straaten af,
En voor een elk die het begeert,
Hairen knippen en Baarden scheert.
11.
Nu nog een vaersje tot besluit,
Nu schei ik met het trouwen uit,
Als de Aardäppels zyn goed koop,
Dan leven wy op goede hoop.
|
|