Baal. of de Waereld in Maskerade.
Here, may the Wand ring Eye with pleasure See
Both Knaves and Foolls in borrow d shapes agree;
How Lords and Ladies wave their wonted pride,
And walk with Jilts and Bullies. side by side.
Here, the Vile Atheist, to the Worlds surprise,
Puts on a Byhop's Robe for his disguise,
With lude and idle talk profanes the same,
And Nods his Mitre at some favrite Dame.
The Statesman that Commands his Princes Ear,
Descends to Harlikeno's Jacket here,
And, tho' at Helm he shares the Mighty Rule,
In Masquerade submits to play the Fooll.
Here, Lords in Footmen's Livries meet the Fair,
And Show us what their real Father's were,
Court Highbron Ladies who, for change of food,
Can chew coarse Diet if the Sause be good.
Here, Tender Beauty Wedded to an old,
Decrepit Fumbler, for the Sake of Gold,
To th' Tavern tempts some vigrous Youth & there
Display's her Charms in Hopes to steal an Heir,
Here City Wives, disguis'd in Widows Weeds,
Look out for Sparks to Mend their sev' ral breeds,
These no advantage of their favours make,
Sin not for Gold but Kiss for Kissings Sake,
Here, Drury Punks for Maiden Ladies pass,
And dress'd like Nymphs, decoy the Am'rous Ass,
He singles out his doe She grants the Prise,
And with venereal Trophies crowns his Joies.
Thus, all the World for Intrest, Love or Fear
Conceal themselves and in disguise appear
Hier kan 't Nieuwsgierig oog met Lust en ruymte weyen,
Aanschouwen t' kleyn begrip van s'waerelds mommereyen.
Hier Wand'len Schellemen, Vermomd in Narren schyn,
Met Narren, die zoo vaak van hun bedroogen zyn;
Hier ziet men de adel van hun achtbaarheyd verlaaten,
Met hoer, en Hoerenwaard, Vermomd, gemeenzaam praaten.
De Godver zaaker die van Schrift, nog Wetten weet,
Dekt hier zyn vuylen aard in t' heylig Bischops kleed,
De Man van Staat, die zelfs zyn vorst schynt te beheeren,
Verlaat zyn Tabbaart hier om Arlequinoos kleeren.
Schoon hy t' gebied des Lands als met zyn Koning deeld,
Op dat hy dus vermomd de Grootste Gek verbeeld.
Staat jonkers in Livrey, om duyd-lyk te verklaaren,
Wie dat in de Natuur hun rechte Vaders waaren.
Hoog Edle Juffers die het aangenaam gevry,
Schynt te behaagen van een minnaar in Livry.
In groove of fyne spys geen onderscheyding maaken,
Als maar een Lekk-re saus de Kost haar wel doed smaaken,
Een Jonge schoonheid aan een gryzaard swak en oud,
Geenzins uyt Liefde, maar om schat en geld getrouwd,
Tracht hier een Jeugdig heer, het wynhuys in te trekken,
Om steels gewys haar man, een Erve te verwekken.
Een ryke Pachters Wyf gedost in Weeuws gewaad,
Haakt na een Erfgenaam geteeld uyt hooger staat-,
Die naamaals om zyn Geest en gaaven hoog gepreesen,
Den Vasten Steunpylaar des huysgezins mag weesen,
Zy sondigd om geen Goud, zy ruylt geen Geld voor Gunst
Nog minnegaaven, maar speeld zuyver Kunst om Kunst.
Hier tracht een vuyle hoer een Reyne maagd te weesen
Gedost in zuyver wit als Vestaas rey voor deesen,
En dus ontsteekt zy t'hart ent' Jeugdig heete Bloed
Eens jongen Ezels die vast Balkt van minnegloed,
Tot dat zy om zyn Gunst en mildheid te betaalen,
Hem met t'vergif besmet van vuyle minnekwaalen,
Aldus wil elk door vreez, voordeel, of minnepyn,
Op s' Waerelds Schouwtooneel een Maskerade zyn,
|
|