| |
Derde bedryf.
Eerste toneel.
Dirk, Snapryk.
Dirk scheld drie viermaal aan 't huis van Loshart.
Wat verbruid schellen is dat? breng je geld Karel dat je zo verbaasd legt te razen?
Neen Meisje; die Brief moet hier wézen.
En schel je daarom zo, dat al de glazen.
Nog staan in 't Lood te rammelen? of was 't om de schel aan stukken te helpen?
Ik deê 't om dat ik haast heb, en dat je wat gaauw voor zoud komen: kom geef maar geld, en daar meê ga ik heen.
En waar komt de brief van daan?
En hoe veel moetje hebben?
Een schelling, want daar staat op geschréven: Cito, Cito, dubbeld port.
't Was een ryk mens die ze had om ze u te kunnen géven
Wat? heb je geen schelling? zo is 'er wel iemant in huis die ze hebben zal.
Neen Baasje, daar is niemant t'huis, en of ze al te zaam t'huis waren, dat hulp tog niet met al;
Want myn Heer, en zyn Zoons, en Bock hou wers, en Kassiers, en zyn Meid, die ik ben, durf ik u wel zwéren,
Zyn alle gaar zo wel voorzien van geld, als een Kat van Arendsvéren.
Hoe naar is jou Heer dan een Actionist? want aan die huizen ben ik het al haast gewoon,
Van dagelyks brieven te brengen, die zyn als of ze uit Oostinjen kwamen, zonder loon.
Wel, wyl gy 't reeds gewoon zyt, zo zult gy't niet kwalyk nemen, dat ik u verzoek om morgen weêr te komen,
Want mogelyk zal dan ons huis van geld, gelyk de zee van water, overstromen.
't Is dog de mode van de Actionisten om den eenen dag arm, en den and'ren weder ryk te zyn.
Ik zal u verzoek wel moeten volgen om weêr te komen, maar my dunkt 't heeft weinig schyn,
Dat uw Heer morgen meêr geld zal hebben als nu, om my te kunnen betalen;
Dat was wel goed toen de Acties rezen, maar nu zyn ze al te ver aan 't dalen;
't Is nu met al dien handel, gelyk het spreekwoord zeid, Nul op 't Request,
En 't zal met die grote Windblazers zyn, armoede op't lest.
Maar ik dagt dat je zulk een haast had, en nou blyf je hier staan, om je tyd te versnappen.
Dat's waar Meisje, je hebt gelyk, het was my al haast vergeten, maar ik ga stappen,
En ik zal morgen om myn geld komen.
| |
Tweede toneel.
Naberouw, Snapryk.
Maar ik zie daar een van myn Heer zyn Zoons; de bloedt lykt heel ontsteld.
ô! Zie 't wel, hy huild weêr om't verlies van Papa 's geld.
Ach! ach! bedroefde tyd! wat zullen wy door die Acties nog beleven?
De duivel heeft geloof ik het allereerst den raad tot die Windnegotie gegeven;
Want daar't op aard zo gaat, als't tegenwoordig doet, daar gaat het in zyn Ryk zeer wel,
Want door't liegen en bedriegen dat by de Acties omgaat, raakt 'er zeker menig in de Hel,
Buiten die gene nog, die uit disperaadheid hen zelven vermoorden, om in geen schande te raken,
En op deze wys kunnen de Acties geld en goed, lyf en ziel, als by Testament, aan den duivel maken.
Och! was ik ook nog van die gelukkigen, wyl myn Papa Loshart het alles heeft verbruid,
Dat ik alleen om de kost naar Oost-Indiën moet varen, en raken met fatzoen het zeegat uit.
ô Actie pest! ik zal u al myn leven beklagen, en bewenen,
Want door die vervloekte Windnegotie, is al ons geld in minder als rook en smook verdwenen.
Myn Heer, hoe ben je zo bedroefd? is't om dat uw Papa zo veel verloren heeft?
Doe liever als je Monfreer, want ik kan niet sien dat die een haar zuiniger of beter leefd
Dat geloof ik wel, dat is een Ligtmis, als ik 't zeggen moet.
Daarom geloof ik ook dat hy beter zyn fortuin zal maken, als jei, die om deez' tegenspoed
Het hoofd vol muizenesten hebt, want de grootste ligtmissen ziet men, als al hun geldje is vervlogen,
Door de eene of d'andere zaak, die bedrukte ver boven't hoofd getogen.
| |
Derde toneel.
Zorgeloos, Revelaar, Ligthoofd, Naberouw, Snapryk.
Zorgeloos, tegen Revelaar en Ligthoofd met den degen vegtende, komt al agter uit deinzende op 't toneel.
't Is schelmagtig twé tegen een! kom, heb je koeragie, man tegen man,
Dan zal ik je betonen, dat ik myn gestreke oordeel met de kling verdedigen kan.
| |
| |
Neen: je hebt ons alle beiden verongelykt, met het vonnis, 't geen gy hebt gesloten,
En daarom wil ik je, ten respekte van myn Mississippi Project, de kling door de ribben stoten.
En ik wil 't zelve ten voordel van de Zuidzé doen, om dat je 't graven van de Utrechtse Vaard,
Beter agt dan myn uitvinding van 't betoverd Scheepje; en zo de myne niet beter is, zo agt ik ze ten minste alle beiden even veel wraad.
Hoe? myn Heer, help je uw Broeder niet? daar deze twé hem hem beroven willen vant 't leven?
Och! zo ze't al doen, is 'er maar een ligtmissige Actionist te minder in de wereld. Ik meen my om hem in't gevaar niet te begeven.
Dat behoorde je wel te doen, want zo raakt je ligtelyk uit uw nood,
En de schand van Bankroet te gaan, kon je verwiszelen met een beroemde dood.
'k Ben van dat volk niet, die om hun verlies uit disperaadheit willen sterven,
Nog ook niet van die genen, die door een mal opzet van hun leven te wagen, na hun dood een beroem de naam willen verwerven.
Neen, ik hou my gerust, hy heeft het spel begonnen, hy mag maken dat hy 'er 't eind af vind.
Revelaar, tegen Zorgeloos.
Allon! 't sa! verweer je; of beken dat je gelogen hebt, en dat je my en myn Vrind
Dat doe ik in eeu wigheid niet, en ik zal het altoos staande houwen,
Dat by het heer'lyk Utrechts Project, de uwen niet eens waardig zyn te aanschouwen.
Dat liegje! het Utrechtse is een prul, indien je 't ter degen by myn Mississippi Project kompareerd.
En ik weet het ook dat myne van de Zuidzé, dat van de Vaartgravers heel ver passeerd.
En ik weet dat je Gekken zijt, niet een haer te wys om aanstonds in het Lasarushuis te brengen,
En dat sal ik staande houwen, al zou ik ook om die ed'le Utrechtse Vaart myn bloed zien plengen.
Dat zeggen zul je met je dood betalen!
tegen Revelaar.
Ze vegten.
| |
Vierde tooneel.
Loshart, Zorgeloos, Naberouw, Ligthoofd, Revelaar, Snapryk.
Hoe gaat het hier zo toe? zo ben ik verpligt myn Zoon by te staan.
Kom Naberouw hel uw Broeder!
Neen Papa, in genen delen.
Heb jei ons geld verbruid, je zult my evenwel niet dwingen met myn leven te spelen.
| |
Vyfde tooneel.
Warpaal, Loshart, Zogeloos, Naberouw, Ligthoofd, Revelaar, Snapryk, Jeroen.
Wat is hier voor een straat gerugt? Maar hoe zyn hier die Gekken weêr in 't spel?
Jeroen haal eens een half douzyn goede knuppels, om die dwazen....
Myn Heer ik versta je wel,
Je meent om hen den rug eens te meten, dat zal ik je aanstonds zo meesterlyk verrigten,
Dat je zult moeten seggen, dat het is of ik het al myn leven gedaan heb.
Jeroen, binnen en weêr uit, met drie of vier stokken.
Konfrater niet te zwigten!
Ik stal so vast, als ik denk dat myn Dyk van Mississippi zal staan.
Terwyl Loshart met Zorgeloos tegen Revelaar en Ligthoofd vegten, komen Warpaal en Jeroen agter de twé laasten, en slaan hen met stokken, waar op zy de vlugt nemen.
Allon! dat 's op den Mississippiessen dyk dan.
En dat 's op het snel zeilend betoverd scheepje.
Konfrater pakken wy onze biesen, want kryg ik nog zo'n tweden slag,
So vrees ik zal myn Mississippi dyk in stukken bréken.
En my dunkt dat ik myn betoverd Scheepje al reeds voel zinken
Pakt je spillen, zeg ik je, of ik geef u aanstonds nog eens van die zelfde zop te drinken.
| |
Zesde toneel.
Warpaal, Loshart, Sorgeloos, Naberouw, Snapryk, Jeroen.
Zo dat maakt eens een eind van die batailje. Maar myn Heer, wat is tog de oorzaak van dit gevegt?
Zy wouden my tot Regter maken over hun verschil.
Uitvindingen hebben zy my ook al te voren gelegt.
Dan kent gy hun dwaasheid?
In 't eerst wouw ik niet naar hen horen.
Dog toen ik hen gehoord had; zeide ik dat my het Project van Utrecht nog beter kon bekoren,
Dan hun malle Uitvindingen; en dit was de oorsaak van ons gevegt, wyl ik myn woord niet wou herhalen. Maar
Wy zyn seer veel aan u verpligt, die ons so schielyk verloste van dat gevaar.
| |
Zevende toneel.
Schynryk, Warpaal, Loshart, Zorgeloos, Naberouw, Snapryk, Jeroen.
Myn Heer, niet tegenstaande al myn moeite, lopen, en draven,
Heb ik uw Dogter of Heer Reinhart, so weinig gevonden, als of zy levendig waren begraven;
'k Heb de stad op en neêr gekruist, geen herberg onbesogt gelaten, alles omgesnuffeld, en nagespoord,
Maar ik heb tot nog toe, geen de allerminst tyding van hen gehoord;
't Geen my heel veel spyt, wyl ik my om dubbele redens aan Reinhart wens te wreken.
En waar in zou die wraak toe bestaan?
In hem sevenmaal te doorsteken.
Dat's wel zesmaal te veel.
Maar so uw kouragie so groot is, myn Heer,
Dunkt het my heel veel wonder, dat toen hy u die klap gaf, gy hem aanstonds niet door uw geweer.
In de aard deed byten? wyluw hoon tog niet gestild word, als met zyn bloed te zien vergoten;
Toen was 't uw tyd om hem eerelyk vegtende, voor de vuist te doorstoten.
Schoon dat niet geschied is, zweer ik nogtans, het zal terstond geschiên,
Al waar 't in uw prezentie myn Heer, so dra ik dien verrader kryg te zien.
Myn Heer, hier is een brief uit den Haag, dien ik so daad'lyk heb gekregen.
den brief open gedaan hebbende.
Helaas! nou ben ik heel geruineerd!
Hoe myn Heer, wat maakt u dus verlegen?
Deez' brief is van een goeden Vrind uit den Haag, die my schryft, dat myn Heer Schraaphart is bankroet gegaan,
|
|