Het groote Tafereel der dwaasheid(1720)–Anoniem Tafereel der dwaasheid, Het groote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] [De Actionisten reisvaardig naar Vianen (vervolg)] En ik verzeker u, zo gy haar vinden kunt, dat uw wens u cerlang zal gebeuren. Losh. 'k Zal haar verblyf plaats ligt wel haast ontdekken en met eene my wreken van de smaad, Die Reinhart my gedaan heeft, en die my zeer gevoelig ter herte gaat Warpa. 't Is wel ik zal u, na dat gy uw zaken verrigt hebt, om bescheid tot mynent verwagten. Losh. Myn Heer, 'k verzeker u, dat ik myn pligt hier in als Vrind, en Minnaar zal betragten. Negende toneel. Langtong, alleen. ô ACties! ô Acties! wat maak je al vreemde keuren? je maakt het geld niet allénig kapot, Maar je bent besmettender als de beet van een dollen hond, want al die maar 't minste met u aanleid, maakt gy stapel zot, Want die veel by u gewonnen heeft, wil dat hem elk om zyn grootsheid zal als een Koning agten, Hyzwierd, hy ryd, hy rost, en maakt zyn schone dagen tot nagten, Denagten tot dagen, want dan zit men in de kroeg, Men zuipt, en speeld van 's avonds af tot 's morgens vroeg, En 't is weinig, duizend guldentjes met eene gooi te wagen; Maar die verloren hebben zitten onder wylen op hun nagels te knagen, Even als de Poëeten, die mymerende naar 't Rym woord zoeken, en ik geloof, naar allen schyn, Dateen verloren hebbende Actionist, een wonderlyk goe Poëet zou zyn. Voor al om Klaag-Lyk-of Grafdigten te maken, want klagte zyn hen zo eigen, Datzy zelf met hunne oogen klagen schoon de mond moet swygen, Dewyl die door droefheid gesloten is, en.... Maar 't is wel zo goed, Dat ik, in plaats van hier over de Acties te redenêren, ga zien wat ik in de Keuken verrigten moet. Einde van 't Tweede Bedryf. Vorige Volgende