[Het Dolhuis der Actionisten (vervolg)]
Die wy uit de Maanwaereld na onze kust zullen voeren,
Zullen niet minder geeven; dat is dubbel winst op winst:
Ja wy belooven alle jaar achthonderd Percent Uitdeeling op 't minst.
Dat is om ryk worden te doen! dat is wat anders te zeggen
Als vier of vyf Percentjes! neen; hier moogen al de andere Compagnien de broek wel by neêr leggen.
Ook hebben wy een nieuw slag van Schepen gepraktizeerd,
Daar wy meê kunnen zeilen, zonder dat de tegenwind ons deert;
Wy bemoeijen ons met voor nog tegen stroom, nog met verloop van tyen.
Om kort te gaan, Heeren, 't zyn Schepen met vleugels aan beide zyên,
Die door een machine geduurig bewoogen worden, en dat met twee drie Man
Op een zeer ligte en gemakkelyke wys geschieden kan.
Want al zo wel als Dedalus wel eêr op zyn wieken door de wolken kon vliegen,
[Z]o kunnen wy met onze gevlerkte Schepen door de lucht zeilen, of ik moest my leelyk bedriegen.
Maar neen; het spreekt van zelf, en 't is zo duidelyk dat het de botste kan verstaan,
Dat is beter inventie dan die van den Man in de Maan,
Zo die Compagnie door gaat meen ik een korf drie vier met Egyptische Duiven te ontbieden
Om voor Expressen te dienen, als ik nodig oordeelde dat zulks moest geschieden,
Of zy moesten de Visscherspinkjes ook vleugels aan naaijen.
Raasbol, zel je maaken dat je wat op je lappen krygt.
Gy ziet dan, myn Heeren, dat niets by deeze inventie kan haalen.
Wy hebben geen eeuwigaangroeijende Zantplaaten wech te maalen
Nog geen Vaart van ruim vier uuren lang te graaven; neen, de Lucht! de Lucht
Laat ten allen tyden voor ieder een open om met een snelle vlucht
Maar zeil te gaan: wy behoeven ons ook op geen Kompassen te betrouwen,
Nog met Oost en West ons te moeijen, dewyl wy altyd de Maan in 't oog kunnen houwen;
Dat is de Noordster daar wy op aan zulien gaan; en dat is het punt
Waar op het voordeel van deeze Maan Compagnie is gemunt.
Verders zullen wy Beleenen en Assureeren,
Op alles wat ons voorkomt, ook zullen wy Disconteeren,
Maar wy zullen maaken ryk van kas te weezen, om, of 'er een Wisselbrief van vier tonnegoudsen quam
[Di]en niet ongedisconteerd weêrom te zenden als die van......
Dat is te blaauw. Nu Messieurs! nu met de Intekening maar begonnen.
Lang leef de Projecteur die dit heerlyk Project heeft verzonnen,
Zyschryven alle Briefjes en geeven die aan Windvang.
Monsieur ze hoop niet dat de Compagnie is vol?
Wel Karel wat vraag is dat? ben je gek of dol?
Je bent hier te Hoorn niet.
Wel Heer Windbuil hebt gy wat genomen?
'k Heb honderd en zestig duizend gulden getekend, waar van ik een goed avansje hoop te bekomen.
Ik voor my heb het met negentig duizend aangezien.
Kom, begutje, wie durft nou iens opgeld biên?
Ik wel Smous; kom an wat wilje winnen?
Ja dat kan je wel verzinnen
Zeventig, en wil je niet; je kent' het laaten staan;
Neen by myn leven 't is gedaan
Wel Heer Windbuil zouden we ook niet een klein partytje hand'len.
Wel als je wilt: 'k eisch honderd en twintig.
Dan ken je maar gaan wand'len.
Wie biedt nu Premie om te leveren van dit loopende jaar
Die koop is aanstonds klaar:
Daar's een gedrukt akkoord dat zal ik in gaan vullen.
Medenblik! Munnikendam! Weesp!
Wech praat nou van geen prullen.
Wat wil je hebben voor de nieuwe Maan Compagnie?
Alvry wel. Heer, maar kom, 'k zal honderd veertig geeven.
Om dat jy 't bent Juffrouw, slaa ik den koop toe; maar 'k zal ze van myn leven
Aan niemand tot dien prys overdoen.
Ik meen myne Acties als fyne koek te bewaaren,
Achthonderd Percent uit deeling belooven ze alle jaaren.
Ja maar dat kan ze wel mis.
Dat het geen nood Sinjeur.
Je hebt het zo wel als ik gehoord, het komt uit den mond van myn Heer den Projecteur,
En die zel ommers niet liegen.
Zie je niet wie je veur hebt
Waal? 'k wensch hem die eerst dien Actiehandel gepraktizeerd heeft
Zo veul stroppen om zen hals als hy al braave Familien geruïneerd heeft.
Wie wil ze verkoop? wie wil ze verkoop? wie? wie?
Ja ik, ik ik, Waaltje; kom biê
Maar ereis, heb je 't hart, ik eisch veur men Acties nou vyf honderd
Ze is verkokt. hadt jou dat wel gedenk. staa ze niet verwonderd
Dat ikkezo cordiaale bin?
Ik; tot zes honderd Percent.
Myn die party, en ik geef je noch tien Acties toe op Purmerent.
Wat zou ik met die vodden doen?
Je kent 'er je poort anveegen,
Daar zyn ze noch goedt toe.
De Duivel! nou niet langer gezweegen;
De Acties doen al seshonderd Percent: ik sal voort
Myn partyen opeischen. Heer Wingraag zie hier het getekend ak koord,
Gy soudt my dienen te leveren,
Te leveren? waar syn uw gedachten?
Ja, myn Heer, ik kan niet een oogenblik langer wachten.
Myn Fortuin is gemaakt. ik win nu groter schat
Dan de ryke Koning Kresus ooit bezat,
Dan moetje ze sien te krygen, ik heb jou de Premie terstont moeten betaalen,
En jy sult my nu ook leveren,
Och! och! ik docht dat se souden daalon,
En dat de Premie allemaal winst was, och! och! wat raad? wat raad? Ik ben geruineerd!
Wel behelp je met Fredrik Hendriks Plakaat.
Ja, ja ik sal hem dat Fredrik Hendrikken wel verleeren,
Kom voort myn Acties moeten 'er weesen, of ik sal jou de rioben smeeren,
Hou daar dat 's raak myn Heer de Contramineur,
Als het op vechten gaat dan leg ook wel eens een krabbelvuisje Sinjeur,
Alle de Actionisten raaken onder malkander aan 't vechten.
Ja heb je 't hart in je bloed ereis dat je dat durft beginnen
Loop Flippyn jaag me al die gekken maar na binnen;
Sluit elk terstond weêr in zyn eigen hok,
En zet die nieuwe Kommesaal in nommer elf.
En willen se niet scheîen, so schei jy se met je stok.
| |
Zesde en laatste tooneel
Iapikvaer. Valerius. Eelhart. Leander.
Wel wat dunkt je van die Snaaken, myn Heeren?
Men zou hier komen om sich wat te diverteeren,
Maar die Projecteur met syn Compagnie na de Maan;
Hoe gek dat hy is, heeft het niet al mis geraân,
Want gelyk syn inventie om met gevlerkte Schepen na de Maan te klimmen
Louter wind is, so syn al de Bubbel Compagnien maar enkle herssenschimmen,
Die alleen op wind gegrond syn, en die door dien selven wind
Weêr so sullen vervliegen, dat men'er geen overblyfsel van vindt
Wat roem en eer verdienen dan die wyse en voorsigtige Overheden
Van onse drie vermaardste Hollandsche Steden,
HAARLEM, LEIDEN en AMSTERDAM, dat sy
Sich door sulk een gevloekt gety
Van Windnegotie niet hebben laaten vervoeren, maar die Landpest moedig durfde tegenstreeven,
Waar door sy eeuwig met lof in de Historien sullen leeven.
Hoe lacht ge so Heer Leander? schiet u iets vermakelyks in
My komt daar een kluchtig geval in den sin,
't Geen onlangs te Haarlem is voorgevallen,
En dat ik u om de koddigheid met allen
Gaarn wil mededeelen. Een seker Heer
Daar by syn Vrinden t'huis synde, wierdt voor vystig duysend gulden aan Acties op Ter Veer,
Waarom hy ernstig gesolliciteerd hadt, toegesonden;
Zyn Vrinden, daar by synde, begonden
Wel hartig te lachen, en raadden hem dat hy die maar
Voor een almoes soude geeven aan d'een of d'andren Bedelaar;
En met meêr diergelyke discoursen sochten sy so wat met hem en met syne Acties te gekken.
De dag, dat hy gereed was om te vertrekken,
Ontmoeten hy aen de Sparwouder Poort
Een armen Schooyer dien hy voort
Zyne Acties voor een aalmoes wilde vereeren,
Maar de Schooyer bedankte hem, en zei dat hy veel liever een oortje sou begeeren,
Wat verder gaande rencontreerde hy een Jood,
Dien hy weder zyn vyftigduizend guldens Acties op Ter Veer aanboodt,
Om met of zonder avans te verkoopen;
Doch de Smous boodt'er net vyftig duizend guldens aan Acties op Naarden voor. hoe 't nu verder is afgeloopen
Is my onbekend; ligt sal hy se ook in 't jaagers zakje gestooken hebben.
Wel dat is een soete klucht. maar laat ons gaan,
Want ik word al moê van hier so lang te staan.
Zyn wy ook iets schuldig, Vrind, voor 't bezien van dit Huis.
Maar beliefje an de Knecht wat te geeven dat staat in uw begeeren.
EINDE.
MDCCXX. |
|