Het groote Tafereel der dwaasheid(1720)–Anoniem Tafereel der dwaasheid, Het groote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *54] [p. *54] De Laggende Law, De Treurende Actionist met de Smekende Mercurius K'moet laggen zeker waar als ik myn schat aanzie En als ik overdenk hoe veel en ook al wie Dat ik bedroogen heb met myn papiere listen En aasent op hun gelt daar niemant op en gisten Maar brogten gelt met vreugt en riepen met plysier Myn Heer soo 't uw belieft geeft my een stuk papier Waar van ik was voorzien en hebbet haar gelangen Te weten als ik daar myn gelt had voor ontfangen Doe deet ik goede winst verkogt papier in 't gros Maar nu daars niet te doen de rykste zyn al blos En zyn door myn berooft van hun voor heene schatten Die zy niet weeder zien nog minder zullen vatten Tis inde Arents klaauw die vast houd dat hy heeft En soekt' er eer wat by eer dat hy iet weg geeft Maar sàgt wie hoor ik daar die vent lykt wel te vloeken Zyt duisent maal verwenst die my soo wist te doeken Hoe kan, hoe kan het zyn dat ik zoo ben verleid Helaas, Helaas ik treur dat ik myn gelt ben kweid Hoe weet hem dat bedrog zoo lieffelyk te toonen Ja 'tis niet anders of daar engelen in hun woonen Maar engelen swart van kleur vertoonen vry wat aars Met hoorens op het hooft en staarte aan haar maars Die warent maar ik konse door de vlyt niet zien Die ik tot d'Actie Ja k'liep of ik een bien Gekogt had voor een duyt, gelyk het spreekwoord leert Doen wast een Gulde tyd nu is de kans verkeert Nu zien ik eerst ter deeg de doek is van myn ogen Nu ik bekenne moet hoe dat ik ben bedroogen En heb in plaats van gelt niet anders als papier Het geen my nu in kort wel dwingt te gaan van hier Adieu dan Amsterdam adieu ik wil vertrekken Wyl elk genégen is om met myn staat te gekken En maakt myn arme kop gestaadig op de hol En roept help minnebroers Viaanen is al vol Ik ga dan ongetroost geklag kan dog niet baten Adieu dan schoone Stad wyl ik u moet verlâten Hoe heeft de gierigheit de mens nu zoo verblint Dat hy zyn gelt besteet in ydel rook en wint En laat de koopmanschap als onnut heene varen Van syde stoffen en veel anderen koopmans waren Waar van dit Amsterdam en t' magtig scheepryk Y De naam van koopstad draagt en euwig waardig zy Is nu een wyl verflaut en met de wint vervloogen Ogoode van Parnas hebt met my ramp medoogen Gy weet myn smert en pyn my droefhect angst en druk Vertroost my droeve geest en geest my weer geluk Van zuyvere koopmanschap die nu zoo leit vertrede Veriaagt de swarte nyd op dat men leeft in vrede En niet en vroet om gelt te winne in de wint Dat zuivere koopmanschap van nu of aan begint Dies wilt de gierigheit twist haat en nyd uitroeyen Op dat de koopmanschap in eer en deugt herbloeyen Vorige Volgende