Het groote Tafereel der dwaasheid
(1720)–Anoniem Tafereel der dwaasheid, Het groote– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
Vyfde toneel.
Windbuil, Eerste Jood, Tweede Jood. Gevolg van Jooden. Grypvogel, Pieter, Jan, Geesje, Fransje.
Eerste Jood.
'k VErkoopje Muyden, en schiedam met jou believen.
Windb.
Blyf van myn lyf!
1 Jood.
Wil jy niet winnen? daar zyn brieven
Van de Bahama!
Windbuil.
Is het mooglyk wat je zegt!
1 Jood.
Durf jy niet bieden?
Windb.
Smous je bent hier niet te regt.
Kom bied eens premie in de Suid op zeven honderd.
Eerste Jood.
Ik trek de brieven uit mijn zak. Stae nou verwonderd!
Set nou de bril eens op je nees; tuik wat 'er staat!
Windbuil.
Wel bied eens veertig.
Eerste Jood.
Neen.
Windbuil.
Hoe veel dan kameraad?
Eerste Jood.
Hoor ik stel dartig om te neemen of te geeven.
Windb.
Noch ses?
1 Jood
Neen, by my niet te doen! neen by me leeven!
2 Jood.
'k Verkoop jou Rotterdam.
Grypv.
Wat bied jy voor Tergou?
1 Food.
Grypvogel, trek jou hoe voor myn eens uit. Voor jou is Uitrecht.
Grypv.
Ik bied een.
1 Jood.
'k Bie je anderhalf!
Grypv.
Jou gekken,
Blyf van men Lyf! of 'k klop je voor je malle bekken!
Eerste Jood.
Je bent een gek! je wilt niet winnen as je kan.
Krab eens de villis uit jou oogen as een man.
| |
Zesde toneel.
De Barbier, met een gevolg, Windbuil, Eerste Jood, Tweede Jood. Gevolg van Joden. Grypvogel, Pieter, Jan, Geesje, Fransje.
Pieter.
KOp Koffi. he!
Jan.
Met zoet?
Pieter.
Ja.
Jan, met koffi.
Brandje niet! myn heeren.
Barbier, en gevolg.
Edam! Rams koolbroek! Cheeis!
Jan, met koffi.
En Brandje niet in 't keeren!
Barbier.
Kom hum verkoop jou nou Enkhuizen, en Edam.
Pieter.
'k Was al verwonderd dat 'k die gek niet eer vernam.
De Joden gelyk.
Bank! op november! bank.
Jan, met koffi.
En Brandje niet! in 't dingen!
Barb.
Den bank! de bank!
Piet.
Zoek jy me van de bank te dringen?
Barbter.
Nou Pietje doe hum niet een klein partytje?
Pieter.
Neen.
Laat my passeeren: want ik moet zo aanstonds heen.
Grypvogel.
Nu ziet gy 't zelf, gy kunt Bonavontuur eens spreken.
De Joden, tillen Fransje om hoog.
Swol! Kampen! Cheels! de West!
Pieter.
'k Vrees hier den hals te breeken.
Grypvogel.
Blyf hier maar, Pieter: want je kent 'er tog niet deur.
Pieter.
Kop koffi!
Eerste Jood.
Pyp tabaak!
Jan, met koffi.
En brandje niet! Sinjeur.
Windbuil.
Heb jy Krispyn nog niet van Hooren hier vernomen?
Pieter.
Ik zie hem daar met twee drie wortel boeren komen.
| |
Zevende toneel.
Krispyn, Louw, Kees, Windbuil, Eerste Jood, Tweede Jood. Gevolg van Joden. Grypvogel, Pieter, Jan, Geesje, Fransje,
Krispyn.
WIe wil in Hoorn nog wat voor acht percent! die spreek!
Barbier.
Monsieur Krispyn wat heb jy altyd slimme streek,
Hum keef ze wel voor drie
Krispyn.
Ik weet zy zullen ryzen.
Die Kompanye is meer als van Schiedam te pryzen.
En ruim zo goed als die van Alkmaar, beste vrind.
De Joden, tillen Fransje om hoog.
De bubbel! bubbel! bles de bubbel. wie koopt wind.
Grypv.
'k Bied vyf en drie quart, wil je 't doen voor drie partyen?
Krispyn.
Wat zeg je miester Louw?
Louw.
Ik zelse laaten glyen.
Zy schryven op den bochel.
Krispyn.
Nu Monsieur Barrebier spreek op nu, wat biedt gy.
Barbier.
Se 'k eef jou vijf voor zes.
Kees.
Geluk met de party.
Windbuil.
Kom geet voor drie, 'k sal dan twee regementen nemen.
Krispyn.
Nu miester Louw, kom, spreek.
Louw.
'k Ben niet gewend te teemen,
Maar is die man wel goed?
Krispyn.
Ik wil daar borg voor staan.
Geluk met de party.
Louw.
Mijn heer, het is gedaan.
De Joden, ligten Fransje om hoog.
Eerste Jood.
Begnt Krispijn? jy kent bedriegen.
Krispyn, schryvende op de bochel.
Ik moet wat hebben voor mijn rijên en mijn vliegen.
Pieter.
So, zo, Krispijn, jy weet te leeven dat is fraaij.
Grypvogel.
Krispijn, je weet, my komt de helft toe van de snaaij.
Joden.
Ha! Ane Vranke!
Barbier.
Dat heb jy luiafgesprooken.
Krispyn.
Barbiertje dat heb jy al wonder gaauw geroken.
Pieter.
't Is wel Krispijn, 't is wel, 'k zal 't zeggen aan mijn heer,
Wat jy hier uitvoert.
Krispyn.
Hoor, verhaast je niet te zeer.
Dat beursje, Pietje, komt u toe, 't is vol dukaaten.
Gy krijgt nog meer zo ik my mag op u verlaaten.
Wy moeten in dees' tijd juist zo oprecht niet zijn.
Gebruik ook uw vernuft, en speel fijn contra fijn.
Wy zullen in het kort veranderen van kleêren,
En speelen dan een rol gelijk twee groote Heeren.
Pieter.
Jy bent een eerlijk man, Krispijn, dat zie ik klaar:
Maar wordt mijn heer eens die bedriegery gewaar,
Dan geeft hy ons de zak.
Krispyn.
Dat kan ons weinig scheelen,
Wanneer wy rijk zijn, en naar ons genoegen deelen.
Pieter.
Fiat Krispijn.
Krispyn.
Ik neem u in de kompanjie:
Maar ik sluip weg, dewijl ik ginder Eelhart zie.
| |
Achtste toneel.
Eelhart, Hendrik, Windbuil, Eerste Jood, Tweede Jood, gevolg van Jooden. Grypvogel, Pieter, Jan, Geesje, Fransje.
Eelhart.
GEef een kop Koffi, en met een twee schonne pijpen.
Windbuil.
Mijn heeren komt gy hier? dat kan ik niet begrijpen.
2 Jood.
Eelhart, wat bied jy voor de Suidsee? schreeuw eens uit,
Eelhart
Ik handel in geen wind. Ik bied niet eenen duit.
2 Jood.
Jy bent een groote gek.
Windb.
Heer, wilt gy diskonteeren?
Eelhart.
Hebt gy een Wissel?
Windbuil geeft Eelhart een Wissel.
Ja
Eelhart.
Se is goed, zeg uw begeeren,
Windbuil
'k Ben twee miljoenen ryk, en ik heb geld van doen.
Eelhart.
'k Fisch twee percent.
Windbuil
Een maand naâ zicht? 't is geen fatsoen,
Een nalf of drie quart dagt ik zou myn Heer van praaten.
Eelhart
Gy kunt in Rotterdam 't dan diskonteeren laaten.
Windbuil.
Mord blen ik moet het doen, 'k heb overal geweest.
Ik sprak daar even een impertinenten beest,
Die dorst my acht percent afeischen in beleening.
Eelh.
Ja 't geld raakt weg. Hy had gelyk, Heer, na myn meeing:
Want geeft men veel voor wind die haast vervliegen moet,
Dan weet gy dat het geld weer naar proportie doet.
Eelhart schryst op den Bochel.
Zie daar, gy kunt het geld by myn Kassier doen haalen.
Dees assingnatie zal hy morgen prompt betaalen.
Van binnen word geroepen.
Delft! Rotterdam! ter Gon! de Zuid, de Visichery.
Op het Tooneel roepenze.
Schiedam, Ramskoolbroek, Cheels,
Windbuil.
De Zuid, daar moet ik by.
Zy loopen alle de deur uis.
| |
Negende tooneel.
Eelhart, Hendrik, Grypvogel, Pieter, Jan, Geesje, Fransje.
EEelhart.
Grypvogel, wy zyn hier alleen en goede vrinden,
Ik heb iets voor, daar gy uw rek'ning by zult vinden.
Grypvogel.
Mijn Heer, 'k ben als gy weet, een eerlijk Makelaar.
'k Bedien mijn Meesters trouw; daarom gebie my maar.
'k Heb nimmer de eer gehad voor u te negotieeren:
Maar 'k zal betoonen dat ik ben een man met eeren.
Eelhart.
Hoe veel partijen heeft mijn broêr met u gedaan?
Grypvogel.
Ik zal eens zien, wijl ze in 't Notitieboekje staan.
Zes, Heer, van duizend pond, en seven van vyfhonderd.
Eelhart.
Is 't mooglyk!
Grypv.
Hoe, mijn Heer, zijt gy daar van verwonderd?
Dat is niet veel, bedenk hy is Contramineur.
Heer Windbuil, die hier was, uw Nichtjes Serviteur,
Heeft tienmaal meer. Men moet wat in de Waereld waagen.
Uw Broêr doet op die wijs al ongemeene slagen.
Eelhart.
Maar 'k vrees dat hy daar na met eenen slag een vlugt
Zal neemen, dat hy steekt de beenen in de lucht.
Grypvogel.
Hy heeft geen nood. 'k sal u den grond van 't werk verhaalen.
Door zijn reskontres kan hy 't werk heel lang doen dralen:
Want komt 'er een die zijn party eischt, zegt hy voort,
Als my geleeverd wordt, beloof ik op mijn woord,
Dat ik u leev'ren zal, en dat in korte dagen.
Eelhart.
En als dat dan niet aan den Kooper mogt behaagen
Grypvogel.
Daar is geen recht op. Zou men lev'ren eer men ka.
Neen, die reskontres gaan eerst voort, van man tot man.
Eelhart.
Hoor, aan mijn broers krediet is ons wat meer gelegen.
Indien gy, als gy zegt, zijt tot mijn dienst genegen,
Ziet dat gy wederom al zijn kontrakten vind.
Grypvogel.
Daar is nu kans toe, Heer, zo gy u maar verbindt.
Hoe veel percent wilt gy meer als de premie geeven,
Die hy ontvangen heeft?
Hendrik.
De Zuid is nu op zeven.
Eelh.
Kom 'k reskontreer se.
Grypv.
Neen mijn heer dat kanniet syn
Sy zullen ryzen in het kort.
Pieter.
‘Dat heb jy fyn.
Nurijzen, en elk een zegt dat zy zullen daalen.
Grypvogel.
‘Swijg gek, ik sal aan jou de helft der suaaij betaalen.
'k Eisch zestig voor me avans.
Eelhart.
'k Bied dertig.
Grypvogel.
Vystig.
Eelhart.
Neen.
Nog vijf.
Grypvogel.
Voor veertig.
Eelhart.
Neen.
Grypvogel.
Wel 'k ben daar mê te vreên.
Wy zijn goe vrinden, en 'k heb order, 't zo te geeven.
| |
[pagina 22]
| |
Eelhart.
'k Zal maakan dat u't geld in bank wordt afgeschreeven.
Zy schryven op den Bochel.
Hendrik.
Grypvogel, nu, men laat het verder op u staan.
Grypvogel.
Myn heeren! houd uw plaats, gy moet niet heenen gaan
Zo gy geneegen zyt een stuivertje te winnen.
De inschryving zal terstond op deeze plants beginnen,
De Negotianten van de bobbel kompanjic,
Verwacht men hier.
Hend.
'k Zal niet vernoegt zyn voor ik 't zie.
Mag dat hier zo geschien?
Grypvogel.
'k Meen nu niet uit te leggen.
Gy zult wel merken wat die potzery wil zeggen.
Meu heeft gewed, dat reets het volk zo is verblind,
Dat elk inteik 'nen zal, al is het maar op wind.
Hendrik.
Ik weet niet hoe het volk zo dol is en bezeeten,
Dat zy de intentie niet van deeze luiden weeten.
Grypvogel.
De kleine plaatsjes heer die hebben groot gelyk.
Zy lachen in hun vuist, en worden schielyk ryk.
Zy zullen nog al meer inventien verdichten.
Eelhart.
'k Denk geen kasteelen in de lucht te helpen stichten.
Grypvogel
Ik hoor 't gerxas daar komt de gansche staatzie aan.
Hendrik.
Ik zie Krispyn daax by, hoe pikken zal dit gaan!
| |
Tiende toneel.
Krispyn, met een kleed van Staatzie aan, worde gevolgd van alderhande Volk, die hem briefjes in de hand zoeken te stoppen.
Grypvogel, Hendrik, Eelhart, Pieter, Jan, Geesje, Kees, Windbuil, Gys, Fransje, Eerste Jood, Tweede Jood, Barbier, Boeren, Louw.
Eerste Jood.
MYn heer daar is een brief, neem an met joo believen.
Krispyn, gooijt al de kriefjes weg.
Brus aan de Pomp. 'k wil niet gebruid zyn met je brieven.
't Volk grabbelt.
Daar wort een stoel boven op een tafel gezet, waar op Krispyn gaat zitten, en eenige boeren op de bank voor hem. Terwyl 'er van de een voor, en den ander na, briefjes op den bochel van Fransje geschreven worden.
SIlentium! myn heeren hoort!
Zegt dit projekt malkander voort.
Die is genegen in te schryven,
Men zal hem op dees tyd geryven,
Ik ben de man die 't al gebie,
In de eed'le bobbelkompanjie.
Rrispyn leest.
'k Zal wisselbrieven diskonteeren,
En op de schepen Assureeren;
Ook huizen, schuuren. turf en hout,
Pakhuizen, beesten, jong en oud.
Die voor 't geweld der Turken vreezen,
Die kunnen hier verzekerd weezen,
Wy zullen een Commercie doen,
Veel grooter als men zoo vermoên,
Met Spanjaarts, Franschen, Portugiezen;
Nooit zal men op de waar verliezen.
De Schepen worden reets gebouwd.
Wy zyn al meesters van het zout.
Men kan 't heel hoog in prys doen stygen:
Wyl 't elk van ons zal moeten kryged.
Men zoekt een Paerel Vislchery;
Op dat men wel verzekerd zy.
Die in dees' bobbel in wil schryven
Behoeft 'er juist niet in te blyven:
Maar mag zig dienen van den wind,
Indien hy 't zo geraaden vind.
Krispyn spreekt.
Dit is geen werkje van de keijen,
Noch 't graaven door een lengte heijen,
ô Neen, wy leggen dicht by Zee
En hebben een bequaame Ree.
Hier zal men vry veel voordeel haalen,
Als heele plaaten weg te maalen.
Wy bobbelboeren al den brui
Zyn wyze, en zeer bequaame lui,
Om met een wonderlyke gratie!
De beurs te blaazen van de natie.
Nu mannen broeders maekt begin!
Legt in dees bus uw briefjes in.
Eerste Jood.
Myd heer, de Directeer, ei zeg me, by je leeven,
Daar is een Polis, 'k wil aan u wel premie geeven.
Krispyn.
Wat is dat voor een ding? dat ken ik niet Sinjeur.
Eerste Jood.
Een Polis.
Krispyn.
'k Ken 't niet, veeg je poort daar aan, ga deur.
Barbier, Windhuil, Tweede Jood, en andere met briefjes.
Myn Heer, ei blyf eens slaan, neem an!
Krisp.
Wel seldreweeken
Ik ken je niet. Waar is ooit jou krediet gebleeken?
Hou op! hou op! 'k geloof dit volk is zot of dol.
Louw, roept uit het venster.
Messieurs vertrek maar; want de Kompanjie is vol!
Windbuil.
Hoe, maatje ben je vol? wy hebben niet gedronken.
Krispyn.
Wy hebben 't vleesch al op. kaauw jy nou aan de bonken.
Hendrik.
Dat schynt doorsteken werk! is dat een Kompanjie?
't Profyt gaat in hun zak.
Grypvogel.
Wie wil nu koopen! wie?
Gys.
Wat heb je hier te koop? zeg mannen, wat veur zacken?
Hendrik.
Boer, jy kent hier nu aan een grooten rykdom raaken.
Gys.
Wat is 'er dan te koop?
Hendrik.
't Zyn acties, goede vriend.
Gys
Wat is 't veur kost? laet ik eens proeven of 't my dient.
Bestel me maer voor eerst eens voor een halve stuiver.
Krispyn.
Hou jy ons voor de gek?
Gys.
Neen zeper, zuiver, zuiver.
Wat is het veur een drank? 'k wil wel eens proeven maet.
Grypvogel.
Het is geen drank: 't bestaat in briefjes kammeraad.
Gys.
Ja nou begryp ik het, nou jy 't me komt beduien.
't Zyn van die pakjes, ook? van die quakzalvers kruien?
Wel hoe je lacht? wel ik ben al een raere vent,
Al ben ik hier in stee zo euvel niet bekend.
Wat is dit nou veur volk!
Hendrik.
Het zyn Actionisten.
Gys
Is 't meuglyk, wat je zegt, zyn dit nou de Atheisten?
Wel ongze koster heit daar dikwils van 'epreekt,
Ik wou wel dat ik wist wat in dat volk al steekt.
Grypvogel.
Wel als je wilt je kent een bobbel-Actie koopen.
Gys.
Wel tappen ze die dan by pintjes, of by stoopen?
Het moet al lekker zijn, dat hou ik veur gewis,
Verstae je, om dat hier nou zo groot een nering is.
Ei lieve laat ik ook eens proeven, is 't zo lekker?
Grypvogel.
Wel Boer ik wenschte jou voorzeker niet veel gekker.
Elke Actie maatje kost omtrent twee honderd pond.
Gys.
Dat is veul te veul, al was het ook nog zo gezond,
Geen mensch zel 't koopen
Krispyn.
Boer, dan kan je maar vertrekken.
Gys.
Maar Monsieur Gouverneur, eer dat jy heen gaat rekken:
Laat ik eens zien wat jy verkoopt.
Krispyn.
Daar, domme Loer,
Daar ziet het is papier.
Gys.
Al ben ik maar een Boer,
Ik ken 't begrijpen: 't zel een Bobbelgaesje weezen.
Is dat nou zo veul waerd as daer op staet te leezen?
Krispyn.
Ja, als je koopt, je kent veel winnen op dien brief.
Gys.
Ik wil wel winnen: maar ik heb myn geld ook lief.
As ik je daar non iens een hoopen op zou tellen;
Dan moest je my met ien twie goeje borgen stellen.
Krispyn.
Ik stel geen borg.
Gys.
As jy dan raakten an de zwier,
En 't geld verbruide, hiel 'k niet anders as pampier.
Maar hoe veul renten zel je geeven alle jaeren?
Krispyn.
Boer, als ik 't zelver weet dan zel ik 't jou verklaaren.
Wy zullen Koopmanschap beginnen. Wint men veel
Zo kryg je veel; zo niet..... hoor ieder krygt zyn deel.
Maar Boer ik mag myn hoofd niet langer met jou breeken.
Gys.
Jy zelt het geld zo ligt ook uyt myn beurs niet preeken.
'k Koop liever biesten veur myn plaeten, goeje vrind.
As jou pampiertjes; 'k maak myn zelven gien steekind.
Wie zou ze koopen?
Krispyn.
Jy bent zot, boer 'k moet vettrekken.
Gys.
Dag Monsieur Governeur. Ik hou my van de gekken.
Eerste Jood.
Myn Heer ik bid je stae, geef my nog een party
Tien twintig, 'k hou begut jou voor de schade vry.
'k Zal by de natie die heel hoog vernegotieeren.
Dan zel je krygen al wat dat je zelt begeeren.
Ik weet jy hebt nog voor jou zelf een millioen.
Een makelaar, als ik, begut, heb jy van doen.
Krispyn.
Gy kunt Grypvogel maar van deeze zaaken spreeken.
Ik wil myn hoofd nu met geen wisjewasjes breeken,
Hy is korespondent der Kompanjie, Sinjeur.
Ik mag niet hand'len: want ik word nu directeur.
Tweede Jood.
Myn Heer Grypvogel, laat ik helpen in jou zaaken.
Ik ben in Medenblik, ik zel de wind wel maaken.
Grypvogel.
Kom morgen aan myn huis daar spreek ik u het best.
Van binnen word geroepen.
De zuid! de zuid! de zuid?
Allegaar.
De west? de west? de west?
Einde van het tweede Bedryf.
|
|