Tweede bedryf.
Eerste tooneel.
Verbeeldt een Koffihuis, waar in eenige menschen rooken enz.
Jan, Geesje, Fransje, met een groote bult, en een brilledoos, waar op geschreven staat: Bambario.
KOmt springt op klopmen en op sohoenen!
Want elk wordt ryk in Quincampoix,
Hy zwetst nu niet als van miljoenen,
Die Korts moest slaapen in het strooy.
Wat is 't een Goudeeuw voor de snyers:
Want menig kalis wordt een heer,
En de oude meiden krygen vryers,
Niet om de ketel: maar het smeer.
Wil dees Negotie nog wat duuren,
Ik wed'er in de gansche stadt,
Geen meid of knecht zich zal verhuuren:
Want ieder droomt van grooter schat.
Pothuizen zal men konnen vinden,
By menigten voor niemendal;
Want Jan de lapper en zyn vrinden,
Houdt koets en paerden op denstal.
De Schouwburg zal 't nu niet lang maaken,
En haast ontbloot zyn van Akteurs:
Dewyl ze aan and're rollen raaken,
En speelen op de windvang beurs.
Turfdragers zullen met hunn'manden,
En kruijers met'er wagens, wis,
In korten tyd viktorie branden:
Wyl elk op't minst een Kkeuning is.
Wel Fransje, heb je in 't zin hier wat voor gek te speulen?
Of heb jyook een slag gekregen van de meulen?
In deezen wind. Wagt tot het vastenavond is.
Hoe, meen je dat ik dit voor niet doe? neen, dat's mis.
'k Zie dat de zotten nu den meesten rykdom winnen,
En geld ontbreekt me, dies moet ik iets nieuws beginnen,
Hoor, in Parys was korts een kaerel met een bult
Gelyk als ik, die heeft zyn beurs daar mee gevuld,
Daar wierdt in Quincampoix schier geen party geslooten
Of myn konfrater heeft zyn snaai daar van genoten,
Om dat men op zyn bult kon schryven met gemak.
Ik kan elk een als hy met pennen, inkt en lak
Ha! ha! dat 's wel verzonnen,
Waar drommel of'er niet al geld mee wordt gewonnen.