Twede bedryf.
Eerste toneel.
Lucille, in Mans kleding, Vroomaard, Deugdryk, Joris
ONze aanslag is zo ver naar wens gelukt, nu moet
Ik nog dien schender van myn Broeders geld en goed
Zien te pvertiogem. jpe dat ju dppr ;ost em ;pgem.
Met de Acties van de Znid myn Broeder heeft bedrogen.
Myn Waarde! waag u zelf niet al te veel, wyl gy
Nauw Monfreer genoeg kunt blyken doen, hoe hy
Door Windvangs schelmery word listig uitgestreken.
Ik moet dit werk geenzints ten halven laten stehlen;
Het eerste stuk is my daar toe re wel gelukt.
Daar 't u gelukte, ben ik haast van een gerukt,
Toen men my zo onzagt, en tegen welbehagen,
Gelyk als in triomf, de deur heeft uitgedragen.
Zulks waar uwe eigen schuld, dewyl gy ieder een
Door scherts en boertery hebt op den voet getreên;
Dit kan u nu voortaan een goeje les verstrekken,
Om, daarge alleig zyt, met velen niet te gekken.
Ja 'k had ligt buiten u alreeds 't bewys gehad,
Hoe Windvang, door zyn list, myn Broeder poogd een rad
Voor't oog te draajen, door tot nog hem wys te maken,
Dat hy zyne Acties of de Zuid niet kwyt kon raken;
Daar hy die reeds voor lang verkogt heeft, toen de Zuid
Zie daar, ik ben een Guit,
Zo ik niet dagt, dat gy door my uw wens zoud krygen.
Uw mening gelt hier niet, 'k gebiê dat gy zult zwygen.
Moet ik dan zwygen Heer, en zien die gekheid aan?
Dat 's haast onmogelyk, want zy zyn zo vol waan
En wind, dat zy geheel huu eigen zelf vergeten;
Ja de een wil voor den aâr zig zelf te barsten vreten
Aan Wortelacties, of aan Koolverkopery;
Ik kan 't niet laten om met hunne zotterny
Te laggen. Neen ik moet die Windverkopers plagen