| |
Derde bedryf.
Eerste toneel.
Windvang, Katryn.
KAtryn, kan ik myn Heer Wingaren wel eens spreken?
Die's nog niet by der handt, maar wat komt u gebreken?
Kan ik de boodschap doen?
Maar Meisje hoor eens hier.
Wel wat zal 't nu weêr zyn?
Ik zal 't u zeggen; zagt, wil niet zo haastig wezen.
Hebjei jou leven wel Komedien gelezen?
Dat meest de minnâry is de inhoud van een Spel?
Wat komt dat hier te pas?
Al zagt, heb wat patientie,
'k Zal 't u zeggen, maar geef dan wat audiëntie.
Je weet een Spel bestaat het meest in minnary,
Daar vaak een Minnaar tragt om zyne weêrparty
De Bruid te ontdraaijen, daar hy al zyn hoop op bouwde;
Nu, by de Minnares is veel tyds een Vertrouwde,
Die haar geheimen weet en ondersteund met raad,
Dies twyffel ik geenzints, of gy zyt in deez' staat
Nu ook Vertrouwde van Klarice, en haar gedagten
Zyn u bekent, wijl ik 't onmogelijk zou agten.
Dat gy niet weten zoud wat zy dat zy verkiest,
Enof Heer Edeling, of ik haar gunst verliest.
Is dat nu 't heel verhaal, waarom dat ik patientie
Moest oeff'nen, en aan u eerst geven audientie?
Gy vraagt my iets, dat ik nog nimmer heb verstaan.
Maar zo gy 't weten wilt, so spreek Klarice aan,
Die zal u ligt in't kort wel duidelyk doen horen,
Of sy Heer Edeling, of u heeft uitverkoren.
'k Weet haar verkiezing wel, maar 'k weet ook dat de zin.
Van haren Vader stryd met 't oogmerk van haar min;
Dies wenste ik maar alleen van u eens regt te weten,
Of sy haar Dogter pligt zo ruuk'loos zou vergeten
En minnen Edeling, dan of zy naar zyn wil
Geloof ik, dat haar keur naar Edeling zou keren;
Dog vraag my niet, de tyd zal u die zaak wel leren.
Zy zou dien Lanterfant dan nog beminnen? ja
In veêrwil van myn min en 's Vaders ongenaâ.
Katryn, weet gy geen raad om hare min te breken?
Och! wou je een woordje maar voor my ten besten spreken!
Wie weet of ik daar door myn oogwit niet bekwam.
Je kunt jou Acties gaan in Quinquenpoix verkopen;
Ik ben Vertrouwde, en ik zou myn pligt verlopen;
Op Windvangs raad, om Wind? neen Koopman van Eool,
'k Vind geen behagen in jou schyn schone Actiekool.
Myn Heer, zo gy ooit hebt Komediën gelezen,
Zo weet gy wel dat een Vertrouwde, trouw moet wezen,
En nooit bedriegen tot haar voordeel of gewin,
Die geen, die haar 't geheim betrouwd van hare min.
Ook was 't u nutter met een Kameloen te trouwen,
Als met myn Jufvrouw, want die kunje makk'lyk houwen
Met wind, die u het hoofd reeds zo heeft opgevuld,
Dat gy eerlang uw beurs bed roefd beklagen zult.
Wel stoute Meid! wat heb jei van de Wind te seggen:
Niets, als datge als die storm van Acties eens gaat leggen,
Belaân van geld, gelyk een Nagtuil van verstand,
Een dooltogt doen zult naar het warme Peperland,
Want dat is de uitvlugt meest van die hun gelt verspillen,
Het zy met Acties, of met diergelyke grillen.
Zwyg Onbedagte! want gy meet niet wat gy zegt.
En gy niet wat gy doet, dat is nog ruim zo slegt.
Het lust my nu met meêr myn hoofd met u te breken;
Zeg aan uw Heer dat ik hem dadelyk zal spreken;
Maar denk dan dat ik ook my van uw onbescheid
| |
Twede toneel.
GA Koopman van Papier, die intrest zoekt te halen,
By Vodden, Draf, en Kool, de Wind zal u betalen;
Klarice is niet voor u, want gy op winst gezet,
Liet haar om Quinquenpoix des nagts alleen in 't bed
Uw trouw vervloeken, want gy schuuwd de Zonnestralen,
En mind Mevrouw Diaan om winst by haar te halen.
'k Zie daar voor haar gelyk alreê een and're Ster.
| |
Derde toneel.
Edeling, Katryn.
Meêr van het Laaz'rus huis, of 't eintje van zyn leven,
Want gist'ren avond heeft hy klare blyk gegeven,
Dat hy verstoord is op Heer Windvang, en dat is
Een blyk van dolligheid of van zyn dood, naar 'k gis;
En 't geen my aldermeest doet voor die rampen vrezen,
Is, dat gy wonderlyk scheent in zyn gunst te wezen.
Dus schynt hy naar my dunkt, geheel getransformeerd,
En meêr herschapen als ooit Naso heeft geleerd.
Want hy is nu van gek in wys hervormd.
Van die verand'ring, is my ligtelyk te ontleden,
Door't geen'er gist'ren is in Quinquenpoix geschied,
Waar door ik ligt myn wens nog dezen dag geniet;
Maar 'k zal die reden aan Klarice zelf ontvouwen,
Verzoek of ik nu de eer mag hebben haar te aanschowen.
't Is wel myn Heer, ik zal 't haar zeggen, dat gy wagt
| |
Vierde toneel
GA heen, wyl ik niets liever tragt
Dan haar te aanschouwen, die my 't meeste kan behagen.
Nu hoop ik zal de Zon van myn geluk eens dagen,
En Windvang deer'lyk in zyn hoop te loor gesteld,
Zig zien op eenen tyd ontbloot van Bruid en Geld,
Zyn Windnegotie nog vervloeken, wyl veel menssen
Die Actiehandelaars ontelb're rampen wenssen,
En zig verheugen in hun derelyken staat,
| |
| |
Als 't Actiescheepje door een storm eens ondergaat.
| |
Vyfde toneel.
Edeling, Klarice, Katryn.
MYn Schone! ik zie onz' min by't stralen van den morgen,
Bevryd van 't dreigend leed, ontrukt van alle zorgen,
Daar die, toen de Avondstond den Hemel met zyn kleed
En nevels hield bedekt, ons niet dan ramp en leed
Voorspelde; maar de list, die aan de min een wapen
En zeker toevlugt strekt, heeft onze ramp herschapen;
Door't flik'rend ligt der hoop in een gewenste vreugd
Dies twyffel ik geenzints of onze min op deugd
En ware Trouw gevest, zal eind'lyk zegepralen,
En met een wenss'lyk eind onz' voor' ge rouw betalen.
Myn Edeling! hoewel myn hart uw wens bestemd.
't Is om myn Vader nog met droeve zorg beklemd.
Katryn heeft my alreeds verhaald, hoe dat uw Vader
Op Windvang is verstoord, dies is onz'min ligt nader
Aan 't wit van haar begeerte, als gy u zelf verbeeld.
Dit is ook de een'ge hoop, die myne zinnen streeld,
Die buiten dat geheel voor eeu wig ging verloren.
Ik bid u, laat aan my uw Vaders reden horen.
'k Zal u in weinig reên zyn kwaadheid doen verstaan.
Na Vader gist'ren kwam uit Quinquenpoix van daan,
Scheen hy geheel verstoord te wezen, 'k vroeg de reden,
(Want'k waar bezorg voor u) van zyne moeij'lykheden,
Waar op dat ik van hem dit antwoord kreeg? 'k Ben kwaad
Op Windvang, want hy heeft daar dadelyk een daad
Bedreven, die hy wis voor eeuwig zal beklagen,
Want veertig Acties heeft hy ruuk'loos opgeslagen
Op Dort, tot vier percent, 't geen hem vast ruineerd,
Want deze Compagnie is reeds gedeserteerd.
Maar 't geen my nog veel meêr verwondering kan geven,
Is, dat Heer Edeling heeft wonderen bedreven,
In twee Partyën, zo van Utrecht, als Tergouw,
Zo dat ik twyffel wien ik best verkiezen zou
Voor Schoonzoon, want die geen, waar op dat ik voor dezen
Een goed vertrouwen had, toond zig een gek te wezen,
En Edeling, dien 'k als een Weetniet heb verägt,
Heeft dezen avond nog wel zyn pligt betragt,
Dat zig heel Quinquenpoix moet om zyn gaauwheid schamen,
Ja de een toond zig een gek, en de and'ren een bekwamen
En deftig handelaar van Actiën te zyn,
Zo dat ik 't wezen ligt zou kiezen voor den schyn.
Dies als Heer Windvang hier komt morgen naar my vragen,
Zeg dat ik nog niet by der hand ben: 'k mag zyn klagen
En talmen aan myn hoofd niet velen, want gewis
Waard gy weer de oorzaak waar door hy bedrogen is,
Dewyl zyn harszens met uw min zo ingenomen,
Hem doen het een verlies naar 't and'ren overkomen,
Ten minste zo hy zeid, of my wil doen verstaan,
Maar 'k trek zyn talmen en geteem my niet mêer aan,
Want op zo'n wys kan hy wel al zyn geld verliezen,
En dan lust het my niet tot Schoonzoon hem te kiezen.
Bedenkt, myn Lief! wat vreugd dit waar voor myn gemoed?
Wyl nog zyn kwaadheid door myn af keer wierd gevoed,
Wanneer hy my verliet, waar door ik durf geloven,
Dat wy het meest gevaar zyn van onz' min te boven.
De wyl uw Vader reeds in twyffel is geraakt,
Verdiend aan ons geluk geen twyffel meêr gemaakt.
Heer Trouwhart zal ons ook hier dadelyk versellen,
Om aan uw Vader nog eens klaar voor 't oog te stellen,
In welk een loszen staat dat Windvang zig bevind,
En hoe dat hy eerlang voor Windnegotie, wind
Zal zoeken, om den drang der schuldenaars te ontwyken,
En om voor Pluimgraaf naar Oostinje toe te stryken.
Ik gaf hem daad'lyk nog dat eigen onderregt.
Wel dat waar zeker slegt,
Zou zulk een Minnar, zo Galant, en die de liefde
Dwars door zyn harzens tot in beî zyn nieren griefde,
Nog hier niet zijn geweest? Wel wis, hy heeft aan my
Twe Acties op Edam beloofd, indien ik by
U maken kon, dat gy zijn liefde wou wt bestralen
Met weergunst, of zo 'k u geheimen wouw verhalen.
Daarom bid ik u zelf dat gy my nu voortaan.
Niets meer betrouwd, want ik zou u geen borg weer staan,
Dat ik om uw geluk zou mijn fortuin verlopen;
Want als ik Acties had dan kon ik ook verkopen,
En gaan naar Quinquenpoix, wat schoon die van Edam
Nu een percent doen, 'k wed mijn Actie aanstonts kwam
Tot vijfentwintig toe, en 't was ook maar regtvaardig,
Want Meisjes Actie zijn meer dan papieren waardig.
Dan wou wt gy naar ik merk, u zelf op Acties toe
Al naar't vald zei Uilenspiegel. Hoe!
De Windnegotie zou my een Mevrouw ligt maken.
Jou lang tong zwijg, ik zie Heer Trouwhart ons genaken.
| |
Zesde tonneel.
Edeling, Trouwhart, Klarice, Katryn
Hoe gaat het met uw werk Heer Edeling?
Schijnt my de hand te bien na zo veel ramp en druk,
Want Windvang is reeds in Wingarens ongenade,
Dewijl zijn ruuk'loosheid hem brengt in schande en schade;
Hy twijffeld om aan my zijn Dogter toe te staan,
Verblind door 't voordeel dat ik gist'ren heb gedaan,
En 't geen hy agt dat hem is klaar genoeg gebleken.
Dan is het tijd, om hem van 't huuw'lijk voort te spreken,
Eer hy door 't een of 't aar word weder om gezet.
Ei heb nog wat geduld, ik zie daar Windvang met
De Kaak'laar Schoonpraat, zagt de Maak'laar wil ik zeggen.
| |
Zevende tonneel
Windvang, Schoonpraat, aan de eene, Edeling, Trouwhart, Klarice, Katryn, aan de and're zyde van 't Toneel.
Schoonpraat, tegen Windvang.
HOe wel 't my smart, Mijn heer, 't is niet te wederleggen?
Op Dordregt is 't gedaaan, en die van Arnhem zal
Geen voortgang hebben. Ik beklaag uw ongeval!
Op Dordregt is 't gedaan! en Arnhem is verboden;
Dietyding is in staat om my terstont te doden!
Want 't was op deze twe daar nog myn hoop op stond,
Want Huizen, geld, en goed is alles op een hond
Door d'Actiehandeling. Helaas! ik ben verloren!
Geen ongelukkiger was immermeer geboren!
Op Dordregt is 't gedaan! en Arnhem schied'er uit!
Nu is myn hoop alleen op myne aanstaande Bruid,
Ach! laat ons daad'lyk Heer Wingaren gaan begroeten,
Ik hoop zijn geld zal nog mijn ongeval verzoeten,
Als ik zijn Dogter kryg: Maar help, ik ben verraan,
Ik word vermoord! beroofd!
Om hier te komen! en Klarice te onderhouwen?
Die hare Vader wil dat gy nooit zult aanschouwen,
En gy Me-Juffer! soet! 't is schand, dat gy den last
Uws Vaders zo onteerd, en op uw pligt niet past.
Al 't geen ik doe, daar leid u 't minst niet aanbedreven.
En van mijn doen hoef ik geen rekening te geven.
Dat zal ik u in 't kort wel anders doen verstaan.
Katryn, voort roep uw Heer.
Uw zaak gaat my niet aan.
Zo gy hem hebt vandoen kunt gy hem zelver halen.
'k Zal die brutaliteit, Karonje, u haast betalen.
En wie Karonje Jei, zeg Koopman van de wind?
Speelpopje van Heer Lauw, Fortuin haar troetelkind,
Heer Nagtnegotiant, en grote deurbewaarder.
Van Quinquenpoix, ei zie wie zag zyn leven raarder.
En wonderder Postuur, dan 't geen men titeleerd
Heer Windvang, die zyn geld heeft in papier verkeerd
Door hoop op Wind gebouwd, en nu, na hy zyn landen,
Zyn huizen, hof, en goed, en alles moest verpanden,
|
|