Het groote Tafereel der dwaasheid(1720)–Anoniem Tafereel der dwaasheid, Het groote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *35] [p. *35] De Viaantsche Tol-Poort voor d'Actionisten komende uyt alle Steeden Hier zieje klaar voor d' Actionisten Vianens Tolpoort afgebeelt Die eerst hun geld en goet verquisten En braaf het heerschop hadt gespeelt Maar nu men 't touw niet meer kan rekken Met Jan Oom na Vianen trekken. De directeuren van gedrogten Om kroond en allesins verzelt Die krommen zigh in veele bogten Verbeeldende hun zugt tot geldt En als gouteeter gout te slokken Maar wagt zy stikken aan de brokken. De Roof behaalt die zieje deelen Maar telje aan het geld niet blint Het kyken mogt u ligt verveelen Want als je 't wel hebt is 't maar wint Die na den uytslagh der bewysen Maar nieten blyven en geen prysen. Gintz komt de Wanhoop aangetreden Wyl suster Sotzkap meer verschynt En Armoe met haar naakte Leden Die hangt het hooft en dubt en pynt Zy vloekt en schent dat zielloos tergen Op winst en hoop van goude Bergen. Heer Koningh Midas met syn ooren Daar worden sakken voor geleyt Van gout en silver wyl alvooren Elk gierge hem vast smeekt en vleydt En aanbidt of hy haar kan geven Een ryke schat om van te leven. Maar hoe sal hun die schat bekomen Regt als een spekstruyf uit de pan Die omgewipt niet werdt vernomen Ter plaatze daar hem Meester Jan Verwagt hadt ó ó Midas kinders Wat maakt u d'acties dwaze vinders. De Wagens ryden voor sint felten Met alle magten na de stadt De Voerman Jaagt als had hy stelten En yder wenst om 't zeerst; ó dat Ik maar een plaatz hadt in Viaanen Dan waar ik vry van al het maanen. De Schuyten zyn niet om te tellen Die na Vianen vaaren om Al d'acties kraamers en gesellen 't Saam volk van eene adeldom Tot binnen aan de poort te brengen Wil het de Schilwagt maar gehengen. Waar, daar dat hoor j hem dat lyk roepen Maar sonder gelt laat 'k niemand deur En hebje dat al waar je troepen Of hoopen volks den Gouverneur Die sal u alle plaats geryven Voor Jan Contant en Ronde schyven. Die buyten blyft die zit te kermen Wat sal den bloed och Lacie doen Nogh langer in de Wint te schermen Daar is geen Raat toe met fatzoen Best dat hy leert sigh selfs bedwingen Wyl die van binnen vrolyk zingen. Vorige Volgende