| |
| |
| |
[De windhandel of Bubbels compagnien (vervolg)]
En schempen was voor heen op d' Actiehandel, ik
Kan my zulks niet verstaan.
Wat Medenblik? dat heeft de stuipen reeds gekregen.
Dat zy dan zo, daar leid my gants niet aan gelegen,
Indien gy nog maar wat partyen hebt.
Tot twé Pereent, daar ik die voor een k wart kon krygen.
| |
Vierde toneel.
Edeling, Wingaren, Windvang, Trouwhert, Sneever, Hoopryk, Waaghals, Schoonpraat, Pieter.
Hoe veel? maar maak niet lang te dreigen.
't Is wel, ik neem die aan.
De duivel dat 's een koop,
Dat's zonder lang beraden.
Geen Actionist zou zo'n Partytje ook ligt versmaden.
'k Zal u van deez' Party zo aanstonds uitslag geven.
Wingaren, Tegen Windvang.
't Schynt dat hy al zyn leven
Een Actiehandelaar geweest heeft.
Edeling, Tegen Trouwhart.
Hoe veel op Utrecht? Spreek.
Wel nu tot veertig effen.
Ja dat kunt ge ook wel beseffen,
'k Heb ze u tog toegeleid;
Daar heeft hy weêr een schonen slag geslagen,
Wie durft op Alkmaar nu nog twé Percentjes wagen?
| |
Vierde toneel.
Schoonpraat, Edeling, Wingaren, Trouwhart, Snoever, Hoopryk, Waaghals, Windvang, Twistgraag, Levi, Joseph, Pieter.
Schoonpraat, Tegen Snoever.
Daar's geen bedenken aan.
Geef eens een pyp Toebak.
't Is wel dan, 't is gedaan.
Myn Heer, gy hebt daar even
Zeer schone proeven van uw Koopmanschap gegeven,
In die Partyen so van Utrecht, als Ter Gouw,
Dat wy nu saam eens een Partytje sloten, 't zou
Niet kwalyk wesen. Wat durft gy voor Naarden bieden?
Voor Naarden? Niet een kwart, 't zal daar niet op geschieden
En voor Muiden al zo min.
'k Heb in die Compagnies geen sin.
Ik zou met de Engelzen dan nog veel meerder houwen
Op Vodden, of op Kool een Compagnie te bouwen.
Die Compagnie van Kool, die heeft zyn regten naam,
Want het is alles Kool, die reeds de snelle Faam
Voor de aller grootste Kool gaat door de wereld blazen.
Wat leid die Smous te razen.
Zyn schorre gorgel maakt my bei myne ooren doof.
Wer wolder Brief kens, hei! wie zal Projecten koof?
Wel nu den Haag, of Dort?
Den Haag, daar moet ik wezen.
Die is tot vyftien reeds gerezen.
Tot vier per cent? voor my.
Tot vier per cent voor u? geluk met de Party
Wel welk een winst komt my van zelfs hiertegen stromen!
Den Haag tot Vier percent!
Zagt Heer, wil u betomen;
Wy spraken daar van Dort.
Geenzints, wyl gy van zelfs my daar uw woord op gaf,
Maar ik meende op den Haag.
Daar 's my niet aan gelegen
Wat dat gy meend of niet, gy hebt 'er gants niets niet tegen;
Om Veertig Acties aan te nemen tot dien Prys.
Op Dort? het zal niet zyn; 'k ben daar toe wel te wys.
Of ik zal met deez'stok u braaf de lenden meten.
Begin eens, hebje 't hart
En ik heet u op zulk een soupe wellekom. zy vegten.
Niets dan een'ge rotting slagen.
Die winst kan aan geen Boer, laat staan een mens behagen.
Maar schei hen van elkaâr.
Zagt Heren, houd uw rust.
Ik wil niet, want ik ben nou duivels veel belust;
Een Actie met de vuist te sluiten,
't Is beter door goeluî uw zaak te scheiden laten.
Dat zal niet zyn, hy zal my tot een duit voldoen,
Ik zal waaragtig niet, 't is tegen het fatzoen
Dat hebt gy als een schelm dwars door uw hals gelogen.
Gelogen, allon t' sa! morbleu, kom voor 't rapier.
Ik kom hier om geen staal te hand'len, maar Papier,
En zal by d'Officier voort over u gaan klagen.
Ja voer vry alles uit wat dat u kan behagen,
Maar egter die party zal blyven tot uw last.
'k Zag liever u de keel toe nypen met een bast.
Ja vlugt vry, want gy vreesd een degen te zien blinken.
Hei! een kop Koffi! 'k moet eens op die Actie drinken.
| |
Vyfde toneel.
Edeling, Wingaren, Trouwhart, Snoever, Hoopryk, Waaghals, Twistgraag, Hans, Levi, Joseph, Pieter, Schoonpraat.
MEn Her, hebt jer ook iets te handzelen?
Das daubels ting nicht, moest men 't etszen, oder zoeffen?
Mar zeg was wol das roeffen?
't Zyn Actien, mijn Heer,
Die zunt mich nicht bekent,
Was is das voor Kompost? indien het exelent
Unt legker is, ich loot mich daadelyk was schaffen.
Hei! brand je daar niet! hei!
Hold man mich voor ein maffen
Unt kalen bloed, das man mich nicht zoe woord wol stoon.
Man brengt mich dood'lyk eins ein schotel Acties oon.
'k Verzeker u myn Heer, dan zult gy duurkoop smullen.
Laats ich voor ein Dukoot al eins main darmen vullen.
Was legt door zo veil oon!
Spreekt gy van een dukaat,
Ik bid u dat je van tien Tonnegoudssen praat.
Ten dunder! was is das? doe schold mich hoost verschrikken.
Tien Tonnegoldsen: moor ein schotel aus soe likken.
Was kost das? want ich was op 't alderhoogst bedroeft,
Wen 'k nicht in Amsterdam had dein Kompost geprooft.
Ei! laat man dan eins zein!
Zie daar, maar niet te houwen
Was duibel! dat's papier, dat kumt her wunder schoon.
Doe Hazekof! doe hebt mich das gedaan soe hoon,
Ich kon voor gein dukoot her man genoegen etszen.
Maar ich moest aan papier tien Tonnegolds vervretszen;
|
|