Twede bedryf.
Eerste toneel.
Edeling, Trouwhart, Hoopryk.
't Schynt hier nog vroeg te syn in Quinquenpoix.
Dog ik verzeker u vertoef een weinig maar,
Dat het haast naar uw zin u vol genoeg zal wesen.
Ja voor ons oogmerk ligt maar al te vol, zou 'k vrezen.
Dat heeft geen nood, so wy maar letten op ons werk,
Hoe volder dat het is, hoe dat hy minder merk
Kan nemen op ons doen; maar laat voor al niet blyken.
Indien gy toelegt om hem listig uit te stryken,
Dat wy elkanderen bekent syn, als alleen
Door d'Actiehandeling; so heeft hy minder reên
Om wantrouw in syn hart te voeden, dat onz' handel
Allen in list bestaat; en gy Heer Trouwhart, wandel
Zo lang nu hier, dan daar, om Wildvang te bespiên,
En syn verlies of winst naauwkeurig naar te sien,
Ik sal my onderwyl by Edeling vervoegen,
En om Wingaren tot syn voordeel te vernoegen,
Myn Acties hem goed koop verkopen, so kan hy
Niet denken, dat hy word door onz' bedriegery
Bedrogen, en als ik van Ed'ling ben gescheiden,
Voeg u dan aan syn zy, dan moet gy met u beiden
Het overig van 't spel voltooijen, maar ga heen,
Daar komt Wingaren, met Heer Snoever, herwaarts treên.
| |
Twede toneel.
Snoever, Wingaren, Trouwhart, Hoopryk, Pieter.
Ma foi het is so, 'k heb net honderd duisend gulden
Op Rotterdam alleen gewonnen.
Wat schulden? wie heeft schuld die maar in Acties doet?
Die handeling maakt alle onse agterstallen goed.
Maar welk een Compagnie soud gy de beste houwen?
'k Kan daar myn sentiment niet droogmonds afontfouwen.
Geef eerst een pyp toebak met een kop Koffi.
Wel so ik u myn mening seggen moet,
'k Zou onder alle die van Utrecht 't besten agten.
Dan stryd uw sentiment heel ver met myn gedagten.
Ik Utrecht boven al de andere Steden schat,
Is wel voornaam'lyk om syn schone situatie,
En so wy door den tyd eens sien die operatie,
Die ons 't Project belooft, sal Amsterdam voortaan,
Haast in de schaduuw van 't florerend Utrecht staan.
Hoe sal het ad'lyk Stigt het hoofd dan boven steken,
Wanneer syn vloot sal door het vaste land heen breken,
Wyl de uitgegrave Vaart haar vrye pas verleend,
Tot daar de Zuider zee sig met den Eems vereend.
Wat sal 't vermaak'lyk syn om van de groene zomen
Des buiten wals, de vloot op 't kabb'len van de stromen,
Te zien, heel swaar gelaân, aankomen naar de stad;
Dan sie ik Amsterdam wel haast beroofd van schat,
Van Zeevaart, en al 't geen het nu beroemd kan maken,
Wat sal 't daar makk'lyk syn om in het zout te raken
Van 't binnelandse meir, om regel regt, regt aan,
Met een zuid oosten wind voort Texel uit te gaan;
Geen Pampus sal ons daar verhind'ren of beletten,
De voorgenome reis niet aanstonds voort te zetten,
Door 't laag verloop van 't Ty; neen 't sal daar anders gaan,
Daar zal men ieder uur de vloten vol gelaân
Met d'aldereersten schat van 't oosten en van 't westen,
Hun kabels vast sien slaan aan de over ouwde vesten
Der Bisschopp'lyke stad, daar is geen Compagnie,
Daar 'k so veel sekerheid als wel in dese zie;
Nu weet gy myn besluit. Wat syn nu uw gedagten,
En welk een stad soud gy nog boven Utrecht agten?
Ik? Rotterdam, dat blykt ook dat beter is
Daar hoefd men eerst geen vaart te graven, om de schepen,
Ruim seven meilen ver dwars door het land te slepen,
Want 't is vier uuren eêr men tot den Eems geraakt,
En dan nog drie, eêr men de Zuiderzee genaakt.
Daar moet men aan den Eems nog eerst een haven maken,
De kust verdiepen, en meêr diergelyke zaken;
Daar die van Rotterdam hoe swaar, hoe vol gelaan,
Terstont syn uit de Maas tot in den Oceaan;
Dies so ons Amsterdam ooit voor een stad sal wyken,
Het sal voor Rotterdam alleen syn vlaggen stryken.
't Is vry wat veiliger het geen men reeds besit,
Als dat men hebben sal; Ja Utrecht kan syn wit
Niet treffen, want die vaart en haven, met elkand'ren,
Zal 't Fonds der Compagnie haast doen in Nul verand'ren.
Gy twist wie 't besten is of Rotterdam, of 't Stigt,
't Zyn Varkens Acties, laat die Compagnie tog wand'len,
Alwaar me alleen in draf en zwynen denkt te hand'len.
En daarom zou ik die verkiesen.
Die Actiehandel is voor Christenen alleen,
Geen Smous of Jood zal daar de hand aan durven steken.
Voor my, 'k zou dat ook tegenspreken.
Dan zoud gy denken dat een Jood, die Actie nog
Zou durven hand'len, dat geloof ik niet.
Wis zal een Smous zo wel als gy die durven kopen,
Dat zou ik geenzints hopen,
Want in die Compagnie zie 'k myn fortuin gemaakt.
Of met zo menig een ligt op den dyk geraakt.
| |
Derde toneel.
Edeling, Wingaren, Trouwhart, Snoever, Hoopryk, Waaghals, Pieter.
Wat komt Edeling hier zoeken?
Zaagt gy hier hem nooit meêr?
ô Neen! want al zyn vlocken.
|
|