De Regte Afbeelding der Wind Negotie Gehouden in de Straat van Quinquempoix tot Parys.
Waar eertijds 't Grieks Atheen' vermaard
Door 't voest'ren van de Wetenschappen,
Waar door men langs Minerva's trappen,
Zig kon vereeuwigen op aard.
Hier ziet gij 't Kweekschool van de Dwazen,
Die door een Missisippi-wind,
Zijn hoorend' doof. en ziende blind,
Heel tot in Engeland geblazen;
Van daar weêr door het Stormgergas
Der Zuidzé winden. als bez eten,
Fluks over hals en kop gesmeten,
Tot op den oever van de Maas.
Dog 't lust mij niet mijn Landgeno 'ten
Hun Wind Negotie te bespiên,
Maar 't Franse Quinquempoix te zien,
Waar uit die Dwaasheid is gespróten.
Zie, de Actie-Klok hangt in 't ge zigt,
Maar niemant hoord haar klepel kleppen,
Zo weinig als men Ligt kan scheppen,
Uit een Lantaaren zonder Ligt;
Dog 't Ligt zal des te schoonder strálen,
De Klok weêr des te beter slaan,
Wanneer zij doen aan't Volk verstaan,
Dat het zijn Intrest voort kan hálen.
Dog zo hier iemant tegen zeid,
Wanneer zal die betáling lukken!
Ik denk als 't Kalf danst op twé Krukken,
Dat's nu, nog inder Eeuwigheid,
Ten zij men de Intrest wil ontfangen
In Stroppen, die beproeft, op trouw,
Gedraait zijn van het Fijnste touw,
Om zes paar in een strik te Hangen:
Nogtans men raasd, men schreeuwd, men dringt
Om Acties, dat 'de', menschen smooren,
Hier bruid de een den aâr om d' ooren,
Tot dat Monsieur Serjant hem dwingt,
Daar hij zijne ogen fors doet blinken,
Elkaâr met rust te laaten gaan
Daar doet men weêr de Trommel slaan,
Als of men't Kalfsvel in zou klinken,
Tot stijving van het Bank-krediet,
Hier ziet men weêr Projecten lézen,
Of inschrijv, briefjens, die naar dee zen
Haast waardig zijn een grote Niet.
Dus vindge, in Quinquempoix, naar 't léven
De Bubbels van heel Nederland.
Maar zo 'k ook nu naar mijn verstand
Den Uyt-hang-Sleutel 't slot zal géven;
En u mijn mening zeggen moet.
Zo heb ik weinig uit te leggen,
Want dat wil in ons Hollands zeggen,
De Man is dood: daar s'niet te goed.
|
|