Kunst- en letternieuws.
Vlaemsch letter- en toonkundig Feest, door de Maetschappy ter bevordering van nederduitsche tael- en letterkunde, met kenspreuk: voor tael en kunst, te Antwerpen, op 19 Mei 1851 gegeven.
Reeds vroeger was het door menigeen gevoeld dat om de vlaemsche beweging met nadruk te verspreiden, het noodzakelyk was door aengename oefeningen het publiek van de schoonheid onzer moedertael te verzekeren, en het aldus aen te sporen zyne levendige ondersteuning aen onze vaderlandsche poogingen te gunnen. De maetschappy Voor Tael en Kunst heeft die nooddruft ten volle begrepen en met het beste welslagen gepoogd in die noodzakelykheid te voorzien. Zoodra zy zich in staet had gesteld dit doel vol te houden, heeft zy besloten van tyd tot tyd een groote zitting te geven, waer het vermakelyke en het nuttige zou afgewisseld wezen, en die belangryke feesten volgen zich met drokte op.
Genaemde maetschappy is ook best geschikt om in die doelmatige poogingen te slagen. De talrykheid harer leden geeft haer de magt van, zonder tusschenkomst van stad- of staetsbestuer, de zware geldelyke onkosten van dergelyke feesten te dragen, en de talentvolle mannen welke zy aen haer hoofd telt, stellen haer ingelyks in staet van aen hare vermenigvuldige feesten die afwisseling te geven, welke steeds aengenamer en aengenamer valt; by aldien het nieuwere door juistheid van uitvoering en kunde het vervangene evenaert.
Het feest van 19 Mei overtrof, wy zeggen het rond uit, al die reeds in de stad, niet alleen door de maetschappy Voor Tael en Kunst, maer zelfs door meer andere genootschappen gegeven zyn. Nooit werd er meer talent ten toon gespreid; nooit hebben zangers en lezers zich over het algemeen zoo wel van hunne taek gekweten. Om op den zang nader weder te komen, moeten wy zeggen dat de chooren, dit zoo belangryk vak der zangkunst, met eene buitengewoone juistheid en medeslependheid uitgevoerd werden: de zangafdeeling der maetschappy had nog nimmer vroeger dien trap van volmaektheid bereikt en wy kunnen niet nalaten het den iever van den heer Van Dyck dank te weten, dat de choorzangers dit charakterischtisch hunner zangliederen zoo goed begrepen hebben.
De stukken door de symphonie uitgevoerd, zyn even wel geslaegd; byzonder het eerste ouverture is boven alle verwachting gelukt; dit moeijelyke muziek is door de leden der maetschappy op eene wyze uitgedrukt die de onvoldoenbaerste regters vergenoegde en zelfs verbaesde. De onvermoeibare heer Van Eeckhoven, bestuerder dier symphonieafdeeling, hebbe onzen dank; en wy kunnen hem niet genoeg loven, om de moeiten welke hy genomen heeft, om de symphonieafdeeling nog zoo kortelings samengesteld tot dat punt van volmaektheid te voeren. Voegen wy hier by dat de meest befaemde toonkunstenaers der stad, hem in dien arbeid lofwaerdig ondersteund hebben.
De heeren Jaek Mertens en Van Hoof, hebben zich zeer verdienstelyk van hunne romance gekweten; en juffer Paulina Vervenne, eerste zangprys van het koninklyk conservatorium van Brussel, heeft al de aenhoorders door hare krachtvolle toonen verrukt. Het handgeklap heeft niet opgehouden en men heeft haer met bloemtuilen vereerd.
Niet minder toejuichingen behaelde de jeugdige Josef Mertens, die zyne vedel op eene wyze bespeelt, welke oudere toonkunstenaers zouden benyden. Wy studere diep de moeijelyke toonkunst en hem is eene vruchtbare toekomst beschoren.
De lezingen gelukte niet min goed dan de vroeger aengehaelde stukken. Om over de debutterende Hermans en van Ostaeijen kortstondig over te stappen,