Het Taelverbond. Jaargang 3(1847)– [tijdschrift] Taelverbond. Letterkundig Tydschrift, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 503] [p. 503] De Dichter. Rein van hart en gemoed, als een kind eenvoudig, Steeds in 't schoone verliefd, en een vriend der waerheid, Glimlach' blyde der wereld, Wie zich te dichten verstout. Wie 't oorspronkelik kleed onbevlekt bewaerd heeft Ook voor 't glansende vuil, dat de menigte aentrekt, Die mag vry uit de longpyp Zingen voor groot en voor klein. Hy wiens liefde zich niet vergenoegt in laegheid, Maer in luchtiger sfeer zich verblydt en ophoudt, Die kan zingen de wellust, Zingen der engelen lied. Vol ernst pleeg' hy de kunst en vereenig' minzaem Slechts wat waer is en schoon; en van mond tot mond klinkt Zyn zoetvloeijende hoogzang, Ja, van geslacht tot geslacht! J.M. Dautzenberg. 25 November 1847. Vorige Volgende