Tabu. Jaargang 38
(2009-2010)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van enkelvoudige inbedding naar meervoudige inbedding: een tegelzettersprobleem?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. RecursieChomsky introduceert de toepassing van recursie in Aspects (1965). De zin in (1) kan worden afgeleid met de regel in (2), waarin het cruciaal is dat het symbool S aan beide kanten van de herschrijfpijl voorkomt. Deze ene regel kan door herhaaldelijke toepassing in principe oneindig lange zinnen creëren.
Deze vorm van recursie wordt directe recursie genoemd. Bij indirecte recursie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vindt de herhaling over meerdere regels plaats (2). Voor het Principle of Propositional Exclusivity van Hollebrandse en Roeper (2010) is dit cruciaal. Dit wordt later in het paper besproken.
Recursie kan eindeloos lange zinnen genereren. Op basis van (2) kun je in principe zin (1) eindeloos uitbreiden (3).
Recursie wordt tegenwoordig in de generatieve grammatica gezien als essentieel onderdeel van de menselijke taal (Hauser et. al. 2008). Het is niet zozeer dat aspect dat centraal staat in dit artikel. Wat centraal staat is het feit dat als je eenmaal een potentieel recursieve regel hebt, toegepast, je dat automatisch nog een keer kan doen. Heb dus een potentieel recursieve regel -een met een identiek symbool aan beide kanten van de herschrijfregel- geleerd, dan kan je die regel automatisch laten herhalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Van Eerste naar Tweede OrdeEen natuurlijke en frequente manier om gedachten of denkbeelden toe te schrijven aan een individu is door middel van ingebedde zinnen (4a). Dit speelt een belangrijke rol in het werk van Jill de Villiers, met name als het de zgn. Language First Hypothese betreft. Deze hypothese zegt dat het leren van een Theory of Mind gedreven wordt door kennis van inbeddingen. Maar het toeschrijven van denkbeelden hoeft niet altijd via syntactische inbedding te gebeuren. Het toeschrijven van denkbeelden aan een ander kan ook makkelijk gebeuren in een discourse, zoals (4b) laat zien. Het toeschrijven van de propositie Marc houdt van Bourdeaux vindt in zowel (4a) als (4b) plaats.
Een discourse met een anafoor kan dus dezelfde rol van toeschrijven vervullen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
als een zin met een complementzin. Toch is er een interessant verschil tussen syntaxis en discourse. De eerste staat recursie toe, terwijl de tweede dit niet toestaat. De discourse in (5b) heeft niet dezelfde betekenis als de zin in (5a).
Het is enigszins opmerkelijk dat een dubbel-ingebedde betekenis niet aanwezig is voor (5b). Misschien is het in een sterk pragmatische context wel mogelijk. Stel je bij een Amerikaanse rechtszaak de discourse in (6) voor.
Hollebrandse, Hobbs, De Villiers en Roeper (2008) hebben gevallen vergelijkbaar met (5) uitvoerig getest met Nederlands en Engels sprekende volwassenen (en kinderen). Niemand is in staat om de dubbel-ingebedde betekenis af te leiden uit de discourse in (5b). Dus hier zijn syntaxis en discourse niet hetzelfde. Het is overigens wel voor te stellen dat in talen waarin meervoudige inbedding niet voorkomt, of minder frequent is dan in de Germaanse talen, discourses zoals in (5b) wel een dubbel-ingebedde betekenis kunnen hebben. Hollebrandse en De Koning (2009) hebben dit voorgesteld voor Nederlandse Gebarentaal. Een ander kandidaat zou de Papua taal Teiwa zijn (Klamer, 2010; Sauerland, Kratochvil en Hollebrandse, 2009). Tot nu toe hebben we laten zien dat inbeddingseffecten niet beperkt zijn tot de syntaxis. Discourse kan het semantisch effect van inbedding hebben. Maar dit semantisch effect beperkt zich alleen tot enkelvoudige inbedding. De syntaxis speelt een cruciale rol in meervoudige inbeddingen. Dit is de eerste aanwijzing dat er een verschil tussen enkele inbedding en meerdere inbedding is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Enkele EmbeddersDe vorige sectie laat semantische inbeddingseffecten in discourse zien. Tevens laat het zien dat deze niet recursief zijn. Naast deze discourse-inbedding zijn er nog een relatief groot aantal gevallen waarin van Enkele Embedders. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 DislocatieEen vergelijkbaar effect als in de discourse-embedding kun je vinden in rechtsdislocatie. Ook hier zien we dat een enkelvoudige inbedding mogelijk is, maar de meervoudige inbedding veel minder acceptabel is.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Volgens-constructiesOok zgn. volgens-constructies zijn moeilijk meer dan één keer in te bedden. Toch maakt de syntactische positie hiervoor wel uit: (10a) komt overeen met (10b).
Toch is het aantal toegestane inbeddingen niet oneindig. Zijn de dubbele volgens in (10) prima, de driedubbele in (11) is veel minder goed. Daarbij is de zin in (12) prima.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Directe RedeIn de hierboven besproken gevallen, dislocaties en volgens-constructies, kan men niet oneindig vaak inbedden. Deze gevallen zijn echter gevallen waarin men kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
betogen dat het in deze ‘inbeddingen’ niet om complementatie gaat, maar veel eerder om adjunctie. Als dit adjuncties zijn dan verwachten we bij deze single embedders geen recursie. Dit levert overigens weer wel een probleem met de meervoudige inbeddingen voor volgens. Directe rede is een voorbeeld waarvoor argumenten te geven zijn dat het hier wel om complementatie gaat. Bovendien staat direct rede ook niet meer dan één inbedding toe (13).
Collins and Branigan (1997) laten overtuigd zien dat quotatie in een syntactische zusterpositie met het inbeddend werkwoord staan. Zij tonen dit aan in gevallen van Quotative Inversion (14a,b). In (14) vindt er topicalisatie plaats, waarmee om ‘economy’-redenen do-support vermeden kan worden. Zij betogen dat dit soort inversie alleen mogelijk is als de quote uit de zusterpositie van het inbeddend werkwoord verplaatst wordt.
Hollebrandse (2000) betoogt ook dat er in directe rede sprake is van complementatie. Hij geeft een tweetal directe-rede-selectors. In het Amerikaans-Engels, met name gebezigd door jonge sprekers in informele situaties, kan men de werkwoorden ‘be going’ en ‘be like’ vinden, die alleen direct rede toestaan (vergelijk (15) met (16)).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 EvaluatievenZoals we voorafgaand hebben gezien leidt een enkelvoudige inbedding niet vanzelfsprekend tot een dubbele. Hollebrandse en Roeper (2010) stellen dit vast aan de hand van evaluatieven. Werkwoorden, zoals consider staan een enkele inbedding toe (17a), maar ook hier is een meervoudige inbedding niet toegestaan (17b).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit feit gebruiken Hollebrandse en Roeper (2007, 2010) als argument om hun Principle of Exclusivity (18) voor te stellen. Dit principe zegt dat meervoudige inbeddingen alleen kunnen voorkomen als het (recursief) ingebedde deel een ‘kale’, niet-gemodificeerde propositie is.
De ungrammaticaliteit van (17b) wordt door dit principe verklaard. Het voorbeeld schendt namelijk dat principe, omdat het meer dan een propositie inbedt. Er wordt niet alleen de propositie Bill to be the new director ingebed, maar ook een evaluatie daarvan. Zo'n ‘zware’ inbedding is recursief niet mogelijk. Dit is één keer mogelijk (17a) maar niet recursief. Er zijn drie opmerkingen te maken over het geval van evaluatieven: 1. OCP-effect; 2. small clauses; en 3. modalen. Uriagereka (p.c.) merkte op dat er hier ook een syntactisch Obligatory Contour Principle effect (OCP), een verbod op adjacency van identieke (of features) kan zijn. Het Engels kent naast consider ook know to be (‘kennen als’). Al valt er een licht effect van OCP te bespeuren, de voorbeelden in (19) zijn nog steeds niet perfect.Ga naar eind2 Dat lijkt inderdaad zo te zijn, maar het OCP effect doet de ongrammaticaliteit niet geheel verdwijnen.
De ungrammaticaliteit van (17b) kan ook niet worden verklaard door het feit dat het hier een zgn. small clause betreft. Het Nederlands kent namelijk de evaluatief vinden, die een zin met een (vervoegd) werkwoord selecteert (20a). Ook deze zinnen staan geen meervoudige inbeddingen toe (20b).
Zwart (p.c.) maakte hier overigens een interessante observatie. Terwijl (20b) niet toegestaan is, is (21) daarentegen prima.Ga naar eind3
Echter dit wordt ook verklaard door Hollebrandse en Roeper's (2010) principe. De zin (20b) is uitgesloten, omdat er hier niet alleen proposities worden ingebed maar ook nog evaluaties van die proposities. Dat laatste is niet het geval in de zin in (21). Hier is slechts de evaluatie over de propositie Jan Wouter zou moeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vinden dat Bordeaux lekker is van het hogere subject ingebed. Zo'n inbedding is toegestaan in niet-recursieve vorm en dat is hier ook precies het geval. Zin (21) drukt geen evaluatie van de propositie dat Bordeaux lekker is uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Ondersteuning uit kindertaalHet verschil tussen eerste-orde en tweede-orde inbedding is scherp te zien in kindertaal. Ook hier zien we dat kinderen met de kennis van enkelvoudige inbeddingen niet vanzelfsprekend meervoudige inbeddingen doen. In Hollebrandse et. al. (2008) wordt in meerdere begripstaken dubbele inbedding getest.Ga naar eind4 Zij boden bv. de discourse in (22) aan, gevarieerd met vragen zoals in (23a) om tweede orde te testen of vragen zoals in (23b) om eerste orde te testen.
Kinderen in de leeftijd van zes jaar hebben duidelijk meer moeite met dubbele inbedding (23a), dan met de enkele (23b). Hetzelfde patroon wordt zichtbaar in een andere taak. De kinderen werden in een verhaal opgezet voor verschillende kennis van verschillende individuen. Zo dacht Sam dat er op de markt appeltaart verkocht werd, maar zijn zusje Maria dacht dat hij dacht dat er koekjes verkocht werden. De cruciale vraag werd mbv een enkelvoudige inbedding gesteld, maar om die goed te beantwoorden, moet men een redenering doen die op een dubbelingebed is.Ga naar eind5
De kinderen die eerste orde begrijpen geven regelmatig uitleg in eerste orde zinnen (25a), maar nooit in tweede orde (25b).
Dit wordt op dit moment getest door Sanne Kuyper binnen het Asymmetries in Grammar-project voor Autisme Syndrome Disorder populatie, waarvoor we het niet bereiken van tweede-orde verwachten. Tot slot vinden Hollebrandse en Van Hout (2009) dat de vraag in (26a) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gereduceerd wordt tot (26b).
Zij concluderen hieruit dat dit een strategie is, waarmee de tweede orde wordt vermeden, door het te reduceren tot eerste orde. Deze drie voorbeelden laten duidelijk zien dat er ook voor kinderen een stadium is waarin ze wel enkelvoudige inbeddingen kunnen doen, maar moeite hebben met dubbele inbeddingen. Dus ook voor kinderen is het recursie systeem voor ingebedde zinnen niet een automatisch systeem. Hebben ze eenmaal enkelvoudige inbeddingen geleerd, dan kunnen ze dit niet vanzelf toe passen in meervoudige inbeddingen. De verklaring hiervoor ligt wellicht in het leren van het Principle of Propositional Exclusivity. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Tegelzetter of Tovenaar?Het effect van syntactische inbedding kan gemakkelijk worden bereikt zonder syntaxis, dwz zonder complementatie. In dit artikel zijn voorbeelden gegeven van discourse anaforen, dislocatie en volgens-constructies. Deze drie gevallen betreffen geen complementatie, maar adjunctie. Recursie wordt dan niet verwacht. Echter de gevallen van directe rede en evaluatieven zijn wel gevallen van complementatie. Ook in die gevallen is enkelvoudige inbedding mogelijk en meervoudige inbedding uitgesloten. De conclusie is dat enkelvoudige inbedding niet altijd vanzelfsprekend tot meervoudige inbedding leidt en dus niet altijd recursief kan zijn. Hollebrandse en Roeper (2010) zoeken de oplossing buiten de syntaxis in de interpretatie van proposities. In meervoudige recursieve inbeddingen kan men slechts ‘kale’ proposities interpreteren. Zij vatten dit in hun Principle of Propositional Exclusivity. De vraag is echter hoe Koster's Tegelzetter dit probleem kan oplossen. Immers, hoe houdt de Tegelzetter bij het leggen van de eerste tegel al rekening met het patroon van een mogelijke tweede rij? Komt daar toch een Tovenaar bij kijken? Ik verwacht het niet! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|