| |
| |
| |
Alles is Merge
Jan Koster
1. De reductie van Move en Percolate tot Merge
Generatieve grammatica's specificeren met een eindig aantal middelen een oneindig aantal zinnen en hun structuur. Volgens de huidige minimalistische inzichten staan de belangrijkste operaties die hiervoor beschikbaar zijn bekend als Merge en Move. Aangenomen dat syntactische structuren binair vertakkend zijn voegt de operatie Merge telkens twee elementen samen tot een nieuwe eenheid. Omdat dit proces recursief is kan een oneindig aantal uitdrukkingen gegenereerd worden. In de volgende structuur bijvoorbeeld zijn het antecedent α en het daarvan afhankelijke element δ samengevoegd tot β (waarbij ik het karakter van β nog even in het midden laat):
Hoewel ik (1) hier gebruik om Merge te illustreren, zie ik (1) als het universele schema voor alle syntactische kernrelaties, waarbij een incompleet (‘dependent’) element δ de noodzakelijke eigenschappen aan het antecedent α kan ontlenen, zodat δ compleet is in β. Een voorbeeld van een elementaire toepassing van (1) is als δ als DP een complement is van α en de noodzakelijke theta-rol aan α ontleent. Het schema (1) is een variabelvrije versie van wat ik in eerder werk (bijvoorbeeld Koster 1987) de Configurationele Matrix noemde, derhalve iets wat niet allen de vorm van de basisregels (Merge) definieert, maar ook de vorm van verplaatsingsprocessen, Gapping, en tal van andere grammatische kernprocessen.
Move, bijvoorbeeld, doet eigenlijk hetzelfde als Merge, met dien verstande dat α (in (1)) op enigerlei wijze ontleend is aan de interne structuur van δ. Volgens een gangbare theorie is α een kopie van een element bevat door δ. Hierdoor wordt Move een minder lokaal proces dan Merge. Immers, Merge in (1) heeft betrekking op de strikt-adjacente elementen α en δ, terwijl bij Move (van α naar α') niet langer sprake zou zijn van adjacentie:
Verplaatsing naar een strikt-adjacente positie (bijvoorbeeld van α naar δ in (1)) komt nooit voor en daarom wordt aangenomen dat Move in het allereenvoudigste geval er uit ziet als in (2). Zo bezien is het onderscheid tussen Merge en Move mede gerechtvaardigd doordat er verschillende configuraties, namelijk (1) en (2), mee corresponderen.
| |
| |
In feite is het onderscheid vaak nog opvallender doordat Move over grotere afstanden kan plaatsvinden. De afstand wisselt en mede daarom werden verplaatsingsregels sinds Syntactic Structures (Chomsky 1957) met behulp van variabelen geformuleerd. Dat werd als problematisch ervaren en daarom was veel generatief onderzoek er vooral op gericht om dit variabele gedeelte sterk in te perken. Deze onderzoekstraditie kwam vooral van de grond dankzij het klassieke werk van Ross, Constraints on Variables in Syntax (1967). Men kan het variabele gedeelte toevoegen aan (2) door de drie puntjes tussen α'en δ in (3):
(3) |
[β α'... [δ ...α... ] ] |
Het verschil met (1) is nu nog groter en tegelijkertijd blijft er sprake van een zekere overeenkomst, een intuïtie die sinds Emonds (1970) tot uitdrukking gebracht werd door het idee van structuurbehoudendheid.
De laatste jaren is het duidelijk geworden dat variabelen helemaal niet nodig zijn en als een artefact gezien moeten worden van de aanname dat er een Move-operatie bestaat naast Merge (zie Koster 2001). Alle grammaticale kernprocessen kunnen gereduceerd worden tot Merge, met een eenvoudige, strikt-locale structuur als die van (1).
Om dit in te zien is het nuttig om grammaticale regels te zien als processen die op geordende wijze informatie (als bijvoorbeeld uitgedrukt door kenmerken) transporteren over zekere afstanden. In het allereenvoudigste geval, dat van Merge in (1), wordt informatie vervat in α en/of δ over minieme afstand getransporteerd naar β. Cruciaal voor het inzicht dat grammatica's geen variabelen nodig hebben is het feit dat Merge --als recursief proces-- herhaald kan worden, waardoor kenmerken over grotere afstand getransporteerd kunnen worden. Een voorbeeld is de projectie van categoriekenmerken, zoals die indertijd door de X-bar-theorie werd uitgerukt:
(4)
De kenmerken van het hoofd X worden meegenomen naar X', waarna ze vervolgens terechtkomen op X". Projectie is een vorm van ‘opwaarts’ kenmerktransport, ook wel aangeduid als percolatie. Elke stap valt binnen het schema (1) in de zin dat er sprake is van binair vertakken en telkens worden kenmerken van een element α overgebracht op de volgende categorie, d.w.z. de β in het schema (1). De overdracht is naadloos in de zin dat geen enkele tussenliggende categorie β wordt overgeslagen. In zulke gevallen worden de kenmerken als het ware binnendoor getransporteerd. Ik heb dit aangegeven door de route die de kenmerken afleggen extra vet te maken.
| |
| |
Verplaatsing daarentegen transporteert kenmerken buitenom, d.w.z. dat tussenliggende knopen in de boom worden overgeslagen. Neem bijvoorbeeld Wh-verplaatsing:
(5)
De tussenliggende knopen (die did, you en see onmiddellijk domineren) worden overgeslagen en spelen geen rol in het transport van de Wh-kenmerken van who.
In feite kent de grammatica nog een derde vorm van kenmerktransport over langere afstanden, namelijk in Pied Piping. We spreken van Pied Piping als bij Wh-verplaatsing bijvoorbeeld niet de kleinste drager van het Wh-kenmerk verplaatst wordt maar een meer omvattende constituent. Dus in het volgende voorbeeld wordt niet het minimale welke verplaatst, maar de meer omvattende categorie met de vader van welke jongen:
(6) |
[pp Met [DP de vader [pp van [DP [welke] jongen]]]]i heb je ti gesproken |
Men kan Wh-constituenten dus groter maken door het Wh-kenmerk te percoleren naar meer omvattende constituenten.. Deze kenmerkpercolatie is sinds jaar en dag bekend maar nooit zo systematisch uitgewerkt als de X-bar-theorie (nu: Merge) of verplaatsingsregels (nu: Move).
Al met al hebben we dus eigenlijk drie manieren om kenmerken over langere afstanden te transporteren: Merge, Move en Percolate. Merge en Percolate transporteren kenmerken binnendoor, terwijl Move er enigszins uitspringt doordat kenmerken buitenom getransporteerd worden. Mijn stelling nu is dat er slechts één transportmechanisme is, namelijk Merge, en dat Pecolate en Move hiertoe kunnen worden gereduceerd. Laten we daartoe eerst Merge aan een nadere beschouwing onderwerpen.
Merge heeft o.a. de oude X-bar-theorie opgevolgd. In Chomsky's minimalisme is de X-bar-theorie vervangen door ‘bare phrase structure’ gevormd door Merge, wat niets anders is dan het doorgeven van de kenmerken van het hoofd naar de onmiddellijk dominerende knoop. In een DP bijvoorbeeld, worden de kenmerken van het hoofd (aangeduid door het) doorgegeven naar de onmiddellijk dominerende knoop door middel van Merge (cf. Chomsky 1995, hfst. 4):
| |
| |
(7)
Bekijken we dit proces nogmaals in het kader van de universele vorm voor syntactische relaties (1) (hier herhaald als (8)):
Het is gemakkelijk in te zien dat (7) de vorm heeft die door (8) gedefinieerd wordt. Projectie door middel van Merge (als in (7)) houdt in dat niet alleen δ eigenschappen aan α kan ontlenen, maar de onmiddellijk dominerende β eveneens. Met andere woorden, door middel van het universele schema (8) zijn minimaal twee soorten informatie-overdracht mogelijk: horizontaal (van α naar δ), als in hoofd-complement-relaties, en verticaal (van α naar β). Beide vormen van kenmerkoverdracht zijn strikt lokaal, d.w.z. geheel beperkt tot α, β en δ in het universele schema (8).
Het is trouwens de vraag - afgezien van praktische, illustratieve doeleinden - of horizontale kenmerkoverdracht uiteindelijk moet worden onderscheiden van verticale overdracht. Immers, Merge verzorgt wat Katz en Fodor (1963) ‘amalgamation’ noemen: eigenschappen (inclusief de semantische eigenschappen) van twee constituenten worden selectief gecombineerd. Zo gezien combineert β in (8) bepaalde eigenschappen van α en δ. Als δ bepaalde eigenschappen mist (zoals lexicale inhoud bij sporen) is er niets aan de hand zo lang α de desbetreffende eigenschappen bevat, waardoor het geheel (β) compleet is. Strikt genomen is het dus niet nodig om te zeggen dat δ eigenschappen aan α onleent. Het is veeleer het geval dat de ‘Merge’-operatie zelf incomplete constituenten kan voltooien.
Hoe dit ook zij, wat ik tot dusver Pied Piping genoemd heb is niets anders dan verticale kenmerkoverdracht en als zodanig geheel te vergelijken met de projectie van kenmerken van het hoofd, zoals die tot stand komt via Merge.
Wat traditioneel verplaatsing (Move) wordt genoemd is, zoals ik zal laten zien, gebaseerd op het feit dat niet alleen α maar ook δ eigenschappen aan β kan doorgeven. Chomsky (1995, ch. 4) suggereert dat alleen de kenmerken van α worden door-gegeven (als in projectie), maar dit is onjuist zoals blijkt uit het Pied Piping-voorbeeld dat ik gegeven heb. In een PP als met wie worden de Wh-kenmerken van wie doorgegeven aan de hele PP:
| |
| |
Uitgedrukt in een boomdiagram is de kenmerkoverdracht dan als volgt:
(10)
Met andere woorden, de dominerende knoop β (in (8)) is niet gelijk aan het hoofd α maar aan een deelverzameling van de vereniging van kenmerken van de samen-gevoegde constituenten α en δ. Door deze eenvoudige aanname kan Percolate (Pied Piping) gereduceerd worden tot Merge. Pied Piping is niets anders dan een resultaat van het verticale kenmerktransport waarvoor Merge in het leven geroepen is. Er zijn natuurlijk beperkingen op de verticale overdracht van kenmerken bij Pied Piping, maar dat geldt ook voor wat tot dusver gezien is als een van de kerntaken van Merge, de overdracht van de kenmerken van het hoofd bij projectie (te vergelijken met de vroegere X-bar-projectie).
Verrassenderwijs kan de voor ‘verplaatsing’ (Move) noodzakelijke kenmerk-overdracht eveneens gemakkelijk gereduceerd worden tot de universele werking van Merge. Ook bij Move wordt er iets verticaal doorgegeven, namelijk de lexicale incompleetheid die pleegt te worden aangegeven door een spoor (of in kopieer-theorieën van verplaatsing door een niet-gelexicaliseerde kopie van het verplaatste Wh-element). Analoog aan wat we zien bij het Pied Piping-geval van Merge in (10) kunnen we de niet-gelexicaliseerde kenmerken verticaal laten doorgegeven door Merge, waarbij lexicale voltooiing later in de derivatie kan plaatsvinden. Bij wijze van illustratie (en ter verduidelijking van de analogie met (10)) kunnen we de ontbrekende lexicalisering aanduiden met een spoor (of een ‘slash’-categorie als in Gazdar (1981), wat gezien kan worden als een verwant voorstel). Een zin als Whati did you see [ti] impliceert dan de volgende percolatiestap (als gevolg van Merge) bij de vorming van de VP:
(11)
In een slash-notatie in de trant van Gazdar (1981) wordt deze aanduiding van incompleetheid bij elke volgende stap van Merge naar boven toe doorgegeven, totdat men voor een structuur als (5) het volgende beeld heeft:
| |
| |
(12)
Doordat Merge telkens herhaald wordt onstaat er in de derivatie uiteindelijk een configuratie waarin who adjacent is aan een constituent die /t bevat, zoals bovenin de boom (12):
In dit stadium voldoet de configuratie aan het universele schema (8). De categorie met het ontbrekende lexicale materiaal (aangeduid door /t) is nu lexicaal compleet in β.
Met andere woorden, wat aangeduid wordt als verplaatsing vereist in het geheel geen afwijkend mechanisme (‘buitenom’) voor kenmerktransport, zoals Move, maar de relevante kenmerken worden door de herhaling van Merge ‘binnendoor’ bij elkaar gebracht in de standaard-configuratie voor het aanvullen van incompleet materiaal, namelijk (8).
Er moet hier worden opgemerkt dat ik zowel de sporen als de slash-notatie van Gazdar slechts gebruik ter illustratie van de werking van het Merge-mechanisme. In feite is niets van dat alles nodig. Men kan er vanuit gaan dat in plaats van de sporen de normale categoriale kenmerken aanwezig zijn (als in de kopieertheorie van de verplaatsing) en dat slechts het lexicale materiaal ontbreekt. Dat laatste wordt domweg later in de derivatie opgepikt en wel via Merge in de standaardconfiguratie (8). Omdat deze configuratie de lexicale incompleetheid opheft wordt de structuur niet uitgefilterd als oninterpreteerbaar op het interface met de conceptuele modulen.
Concluderend kan gezegd worden dat zowel Percolate (Pied Piping) als Move gereduceerd kunnen worden tot Merge, dat naar ik aanneem de vorm heeft van wat ik in eerder werk aanduidde als ‘de configurationele matrix’. De huidige formulering (8) is een aanzienlijke verbetering doordat variabelen geheel geëlimineerd zijn en daarmee tevens het klassieke probleem van de ‘constraints on variables’.
| |
| |
| |
2. De mogelijke reductie van QR tot Merge
Ik wil nu tot slot de vraag opwerpen of, naast Percolate en Move, nog een derde grammaticaal verschijnsel tot de werking van Merge herleid kan worden, en wel het mechanisme waardoor scope wordt toegekend. Ik wil daarbij allerminst suggereren dat scope een uniform fenomeen is. Verder kan ik het probleem hier slechts aanstippen, waardoor ik niet meer pretendeer dan het suggereren van een richting voor verder onderzoek
De meest gangbare analyses van het onderlinge bereik van kwantoren brengen die kwantoren met elkaar in verband volgens het hier besproken buitenom-patroon en niet volgens het binnendoor-patroon zoals dat teweeggebracht wordt door de werking van Merge. Omdat Move traditioneel ook gezien werd als een buitenom-relatie is het niet geheel verwonderlijk dat er een zekere traditie binnen de generatieve grammatica bestaat om scope-verschijnselen te benaderen via verplaatsingsregels. Het bekendste voorbeeld hiervan is de regel QR (Quantifier Raising), zoals voorgesteld door May (1977 en 1985). Deze benadering is niet al te succesvol geweest omdat de eigenschappen van QR maar in geringe mate corresponderen met die van de meer gangbare verplaatsingsregels (zoals Wh-verplaatsing).
Deze problematiek wil ik echter hier laten voor wat het is. Ik wil me hier beperken tot een kritische kantekening bij het buitenom-karakter van benaderingen gebaseerd op onzichtbare verplaatsing (QR, LF-verplaatsing). Neem het volgende standaardvoorbeeld:
(14) |
Someone loves everyone |
Het kenmerk van buitenom-analyses is dat ze niet noodzakelijkerwijs betrekking hebben op adjacente categorieën en dus niet in het universele schema (8) passen. Bij (14) komt dat tot uiting in het feit dat men de analyse beperkt tot de twee kwantoren someone en everyone, die dus niet adjacent zijn vanwege het tussenliggende werkwoord loves. Dit werkwoord wordt ‘overgeslagen’ in de analyse en men laat de veronderstelde dubbelzinnigheid van (14) afhangen van de verschillende volgordes van de kwantoren in de onderliggende structuur. Dus de dubbelzinnigheid wordt verklaard uit een scope-verschil uitgedrukt door de volgende twee onderliggende structuren:
(15) |
a. |
[Someonei [everyonej [ti loves tj]]] |
|
b. |
[Everyonej [someonei [ti loves tj]]] |
Historisch gezien is dit een analyse die terug gaat op de logische notatie met geprefigeerde kwantoren, zoals die indertijd o.a. is voorgesteld door Bertrand Russell. Representaties als (15) herformuleren die wijze van noteren door middel van de verplaatsingsregels van de generatieve grammatica, waarbij de sporen met gebonden variabelen corresponderen:
| |
| |
(16) |
a. |
∃x ∀y (x loves y) |
|
b. |
∀y ∃x (x loves y) |
Ik ben van mening dat (16) soms ten onrechte gezien is als een empirisch relevante analyse, terwijl het in werkelijkheid slechts gaat om een desambiguerende notatie, gebaseerd op het feit dat het in de natuurlijke taal de gemakkelijkst interpreteerbare resultaten verkregen worden door de kwantor met de wijdere scope vooraf te laten gaan aan de kwantor met de nauwere scope. Het is enigszins onnatuurlijk om (14) te interpreteren met de meest wijde scope voor everyone, omdat die interpretatie in strijd is met onze voorkeur om de kwantor met de wijde scope aan de kwantor met de nauwe scope vooraf te laten gaan. De oorspronkelijke QR-analyse in de trant van (15) was gebaseerd op het twijfelachtige idee om een notatie als (16) serieus te nemen als een voorstel voor de onderliggende linguïstische structuur. Van het begin af aan leverde dat zulke slechte resultaten op dat May (1985) al weer afstand moest nemen van wat hij in 1977 (met behulp van (15)) had voorgesteld.
Het zou interessanter zijn als scope-fenomenen in de natuurlijke taal niet geanalyseerd werden in termen van notationele voorstellen uit de logica maar in termen van wat er empirisch bekend is over grammaticale regels in het algemeen. Ervan uitgaande dat (8) de algemene karakterisering is van de vorm van syntactische relaties zouden we dan moeten aannemen dat de fenomenen in kwestie geen buitenom-analyse (Move op LF-niveau) maar een binnendoor-analyse in termen van percolatie (Merge) vereisen. Interessant genoeg zijn er aanwijzingen dat een dergelijke analyse van scope-verschijnselen de juiste is. Voor (14) zou een binnendoor-analyse de voorspelling doen dat kwantoren alleen een betekenisinteractie aangaan via de adjacentie die door (8) voor grammaticale relaties in het algemeen vereist wordt. In concreto zou dat voor (14) betekenen dat het subject someone alleen in contact gebracht kan worden met everyone via de adjacente constituent [loves someone], die dus ook het werkwoord loves bevat.
In feite was al geruime tijd geleden opgemerkt dat het gedrag van kwantoren in meer omvattende constituenten lijkt op percolatie, d.w.z. op iets wat te vergelijken is met de Pied Piping die we aantreffen bij Wh-verplaatsing. Rullmann (1988) heeft een opmerkelijke uitwerking aan dit idee gegeven, dat m.i. de scope-verschijnselen in principe binnen het bereik van de gangbare grammaticaregels brengt, oftewel binnen het bereik van Merge in overeenstemming met het schema (8). Rullmann benadert de verschijnselen in kwestie met behulp van het begrip referentiële afhankelijkheid. D.w.z. een referentieel variabele DP kan in principe een meer omvattende DP eveneens variabel maken. Vergelijk de volgende DP's:
(17) |
a. |
de vader van Jan |
|
b. |
de vader van elke jongen |
| |
| |
In (17a) verwijst de meer omvattende DP de vader van Jan naar een bepaalde vader, maar in (17b) varieert de referentie van de gehele DP (de vader van elke jongen) mee met de variabele deel-DP, elke jongen. In zo'n geval zegt Rullmann dat de meer omvattende DP referentieel afhankelijk is van de deel-DP.
Referentiële afhankelijkheid in deze zin kan gezien worden als de percolatie van het distributieve kenmerk van de gekwantificeerde uitdrukking elke jongen. Met andere woorden, er is een route binnendoor om de interpretatie van een DP afhankelijk te maken van een andere DP: het distributieve kenmerk kan via successieve toepassing van Merge overgebracht worden van de kleinere DP naar de meer omvattende DP, net zoals een Wh-element een grotere DP in zijn geheel tot een Wh-element kan omvormen.
Merge lijkt aldus voldoende om afwijkingen van de lineaire orde bij scope-verhoudingen te verantwoorden. Een kenmerkend voorbeeld is het verschijnsel dat bekend staat als inverse-linking:
(18) |
Someone from every city |
In dit voorbeeld gaat het element met de nauwere scope (someone) vooraf aan het element met de wijdere scope (every city), anders dan wat gebruikelijk is. Pogingen om door middel van QR (LF-verplaatsing) er iets van te maken als ‘For every city, there is someone such that...’ leiden tot eindeloze complicaties en hebben daardoor niet kunnen overtuigen.
Via de interne route is er echter geen probleem: de gehele DP someone from every city is referentieel afhankelijk van de deel-DP every city. Het gekwantificeerde element someone varieert mee in referentie met every city. Ook de zin (14), hier herhaald als (19) stelt een probleem van deze soort:
(19) |
Someone loves everyone |
Volgens de lezing die wordt weergegeven door (15b) en (16b) kan ook hier een omkering plaatsvinden, in de zin dat everyone wijdere scope heeft dan someone, in afwijking van wat men zou verwachten op grond van de lineaire volgorde. Ook hier echter is het in het geheel niet nodig om everyone buitenom te verplaatsen naar een positie links van someone, zoals in (15b). De beschikbare route binnendoor --via successieve toepassing van Merge-- is voldoende. Volgens deze procedure, die in overeenstemming is met het algemene syntactische schema (8), draagt everyone het distributieve kenmerk eerst over op de VP loves everyone. Vervolgens wordt deze eigenschap overgedragen op het adjacente element someone, dat mee kan variëren met de variabele VP.
Het schema (8) vereist adjacentie voor elementen die participeren in een grammatisch proces. Dit houdt in dat de relatie tussen een gekwantificeerd subject en een gekwantificeerd object als in (19) (hun scope-verhoudingen) altijd via de gehele VP verloopt en dus ook altijd interageert met het werkwoord. Dit
| |
| |
kan gedemonstreerd worden met behulp van kwantoren die zowel een distributieve als een collectieve lezing mogelijk maken. Elke is een typisch distributieve kwantor, met een duidelijke percolatie naar meer omvattende constituenten, zoals in de vader van elke jongen (waarbij het hooguit toevallig om een en dezelfde vader kan gaan).
Een kwantor als alle daarentegen heeft zowel een distributieve als een collectieve lezing. De vader van alle jongens is daarom dubbelzinnig: bij de collectieve interpretatie van alle wordt er geen distributief kenmerk gepercoleerd zodat de vader niet variabel wordt. Dit wordt interessant bij het volgende paar zinnen:
(20) |
a. |
iemand heeft alle jongens bezocht |
|
b. |
iemand heeft alle jongens verenigd |
Dankzij de distributieve lezing van alle is het mogelijk om (20a) zo te interpreteren dat telkens een ander iemand de jongens bezocht heeft. In de traditionele terminologie zou dit een lezing zijn waarin alle jongens wijdere scope heeft dan iemand. Dankzij (20b) kunnen we echter zien dat het werkwoord ook meedoet bij het vaststellen van de interpretatie. Het werkwoord verenigen dwingt de collectieve lezing af van alle, waardoor het onderwerp iemand niet variabel is maar slechts betrekking kan hebben op één iemand. Dit laat zien dat dit soort scope-verschijnselen niet uitsluitend afhangt van de onderlinge volgorde van de kwantoren, als in de verplaatsingstheorie (buitenom), maar dat de onderlinge relaties binnendoor tot stand komen, en wel via percolatie door Merge, waarbij cruciaal de VP gepasseerd wordt, waarbij verdere percolatie mede afhangt van de aard van het werkwoord.
| |
3. Conclusie
Al met al lijkt het op zijn minst mogelijk om de interactie tussen kwantoren te laten afhangen van percolatie (en dus van Merge), in overeenstemming met het universele schema (8) dat ook bepalend is voor alle andere grammatische kernprocessen. Als de tekenen niet bedriegen reduceert dit niet alleen de beregeling van scope-verschijnselen tot een normaal grammatisch proces (Merge), maar is er bovendien sprake van nieuw inzicht in de feiten, als wellicht gedemonstreerd door het contrast tussen (20a) en (20b). Een meer algemene conclusie is dat het nu mogelijk lijkt te worden om niet alleen de oude basisregels, maar ook Move, Percolate en QR te herleiden tot de effecten van één en hetzelfde grammatische proces, namelijk Merge volgens het strikt lokale, variabele-vrije schema (8).
| |
Bibliografie
| |
| |
Chomsky, Noam
1957 |
Syntactic Structures. The Hague: Mouton. |
1995 |
The Minimalist Program. Cambridge, Mass.: MIT Press. |
Emonds, Joseph
1970 |
Root and Structure Preserving Transformations. Proefschrift Massachusetts Institute of Technology. |
Gazdar, Gerald
1981 |
‘Unbounded dependencies and coordinate structure.’ Linguistic Inquiry 12, 155-184. |
Katz, Jerrold & Jerry Fodor
1963 |
‘The structure of a semantic theory.’ Language 39, 170-210. |
Koster, Jan
1987 |
Domains and Dynasties. Dordrecht: Foris. |
2001 |
‘Links en rechts van het werkwoord.’ Nederlandse Taalkunde 6, 38-53. |
May, Robert
1977 |
The Grammar of Quantification. Proefschrift Massachusetts Institute of Technology. |
1985 |
Logical Form: Its Structure and Derivation, Cambridge, Mass.: MIT Press. |
Ross, John Robert
1967 |
Constraints on Variables in Syntax. Proefschrift Massachusetts Institute of Technology. |
Rullmann, Hotze
1988 |
Referential Dependency. Doctoraalscriptie, Rijksuniversiteit Groningen. |
| |
Adres auteur:
Taalwetenschap
Faculteit der Letteren
Rijksuniversiteit Groningen
Postbus 716
9700 AS Groningen
|
|