| |
| |
| |
Frasale recursie:
De syntaxis van de gelaagde VP
Ron van Zonneveld en Roelien Bastiaanse
0 Inleiding
De generatief-syntactische structuren van de laatste decennia gaan vrijwel altijd uit van het volgende formaat, dat wordt gedicteerd door de X-bar theorie:
(1)
X is het hoofd van de projectie XP, een frase, en X kan de waarde hebben van V, N, A, Adv en P, de lexicale categorieën verbum, nomen, adjectief, adverbium en prepositie. Hierboven is X in-gevuld als V, en geprojecteerd tot VP. Daarnaast kan X ook staan voor een functionele categorie, zoals I (inflectie), C (complementeerder) of CON (connectief). ZP is het complement van X, YP de specificeerder. Sinds Kayne (1993) wordt er aangenomen dat de volgorde van (1), specificeerder - hoofd - complement, universeel is, en dat de varianten daarop te danken zijn aan Move Alpha.
Een andere recente ontwikkeling is die van de VP-shell-theorie. Deze theorie, gelanceerd door Larson (1988, 1990) en in gewijzigde vorm overgenomen door Chomsky (1995), concentreert zich tot dusver op de interne structuur van VP. VP zou in lagen (shells) worden gegenereerd, zo dat het hoofd V zijn projectie VP als complement neemt. In dat geval is VP dus recursief. In (2) wordt geïllustreerd hoe (1), ingevuld met een V-hoofd, een gelaagde VP kan opleveren.
(2)
Deze V-projectie vertoont tenminste twee V-posities (er zit er nog minstens één in het diepste VP-complement), waarvan er slechts één wordt gelexicaliseerd. In het Engels zou dat de hoogste V zijn, in het Nederlands de laagste, omdat het Engels en het Nederlands respectievelijk een SVO- en een SOV-taal zijn. De variant van Chomsky is, dat de
| |
| |
hoogste V in zo'n gelaagde VP een ‘kleine v’ is, een functionele verbale categorie, te interpreteren als CAUSE. De lexicale VP is in deze visie het complement van de functionele vP. Wij gaan in dit artikel voorbij aan deze vP, en beperken ons tot VP, in het bijzonder tot de VP-shell. Wij vertalen deze term met ‘gelaagde VP’, waarmee een vorm van VP-recursie wordt bedoeld waarbij VP ‘zichzelf’ als complement neemt. In een recursief VP-complement is V identiek aan de direct hogere of lagere V. Slechts één V brengt het tot lexicalisatie, Vlex. Gelaagde structuren in het algemeen noemen wij ‘gelaagde XP’, een abstractie die generaliseert over alle mogelijke gelaagde categoriëen. Denk aan ‘gelaagde NP’, ‘gelaagde CP’, enz.
Wat heeft Larson tot dit idee gebracht? Wat levert het op? De specificeerders YP en ZP kunnen argumenten van V zijn, maar ook adverbia. Door VP in lagen te genereren ontstaat er dus per nieuwe laag een nieuwe specificeerderpositie, Spec, VP. De winst daarvan is adjunctiestructuren overbodig worden (zie Bowers 1993 voor adverbia die aan V' worden geadjungeerd). Dankzij de gelaagde VP hoeft er ook geen beroep meer te worden gedaan op de small clause zodra een VP meerdere VP-interne argumenten heeft (zie de Kayniaanse analyses van dubbel-objectconstructies: [haar een boek] is een small clause binnen een zin als Zij geeft haar een boek).
In dit artikel exploïteren wij de VP-shell-theorie, door eruit te halen wat erin zit. Wij maken er eigenlijk nog veel uitbundiger gebruik van dan Larson en Chomsky voor ons gedaan hebben, want wij gaan zo ver dat wij (3) verdedigen:
(3) |
Gelaagde XP-theorie: |
|
a) |
X kan XP-recursieve structuren genereren (gelaagde XPs). |
|
b) |
Een gelaagde XP bevat uitsluitend hoofd-identieke XP- of zero (lege) complementen. |
|
c) |
Specificeerders in een gelaagde VP zijn of wel argumenten van V ofwel adverbia. |
|
d) |
Een gelaagde XP maakt adjunctie overbodig. |
|
e) |
Een gelaagde XP minimaliseert XP-intern de functie van Move Alpha. |
Volgens (3a) is er aanleiding om de theorie niet te beperken tot VP. Ook gelaagde NPs, onder andere, behoren tot de mogelijkheden. IP-recursie is daarentegen niet mogelijk, omdat er maar één persoonsvorm en éen subject kan zijn in een IP. Deze functionele projectie wordt immers zo gedefinieerd dat Spec, IP de positie is van het subject. Zo kunnen er volgens ons ook geen gelaagde DPs zijn, omdat D net als I uniek is. Volgens (3b) is een XP-complement altijd een begin van een nieuwe laag, met dezelfde X als hoofd. Is dat complement leeg, dan wil dat zeggen, in geval van VP, dat de zin af is. Hetzelfde zou moeten gelden voor gelaagde NPs. Volgens (3c) zijn argumenten en adverbia op dezelfde wijze over VP gedistribueerd: ze zitten in Spec, VP. Daar volgt niet uit dat zulke constituenten naar willekeur worden gedistribueerd: argumenten hebben veelal een vaste volgorde, maar adverbia veelal niet. Uit (3d) volgt onder meer dat adverbia, die tot dusver als ‘extra’ constituenten aan VP werden geadjungeerd, nu op een andere manier in VP belanden. In het algemeen: wat er zich ook maar als ‘adjunct’ heeft aangediend, is specificeerder in deze gelaagde XP-theorie. Zie overigens Rijkhoek (1998) voor een pleidooi ten gunste van adjunctie. Tenslotte, (3e) laat zich het best illustreren aan de hand van een gelaagde VP. Onder de aanname dat (1) de universele VO-volgorde codeert, leidt men de OV-volgorde af door het object O naar links te verplaatsen. Deze verplaatsing zou ingegeven zijn door feature checking. In het
| |
| |
gelaagde-VP-model is deze verplaatsing niet uitvoerbaar, omdat elk argument en elk adverbium per definitie in Spec, VP zit, dus links van V. Daarmee verdwijnt ook feature checking, waar wij geenszins rouwig om zijn. De volgordevariant VO/OV is in dit model het gevolg van lexicalisatie van V. Lexicalisatie van de hoogste V levert VO, en lexicalisatie van de laagste V OV. In (3e) wordt gezegd dat de functie van Move Alpha wordt gereduceerd. Dat er nog een bescheiden rol overblijft voor verplaatsingsregels, ligt aan het feit dat er minimale lokale varianten zijn waarin niet zo maar rechtstreeks kan worden voorzien. Daarbij valt te denken aan partikelverplaatsing, zoals zich voordoet in op kunnen zoeken, af te leiden van kunnen opzoeken. Pronominale objecten ondergaan eveneens verplaatsing: aan de VP het Marie geven ligt de VP Marie het geven ten grondslag. Ook de afleiding van Verb Raising-constructies moet nog een beroep doen op Move Alpha. Denk aan haar een liedje horen zingen, af te leiden van horen haar een liedje zingen. Buiten de gelaagde VP blijft Move Alpha actief, al is het maar om constituenten naar de eerste zinspositie (Spec,CP) te verplaatsen, via Topicalisatie: Die vrouw vindt hij niet aardig. Daar hij vandaan gekomen, of Wh-verplaatsing: Wie vindt hij niet aardig? Waar is hij vandaan gekomen? De VP-interne varianten waarvan men aanneemt dat ze het resultaat zijn van ‘scrambling’, worden in een gelaagde VP rechtstreeks gegenereerd, zodat het niet op voorhand aan te nemen is dat dit boek gisteren gelezen hebben de ‘afgeleide’ vorm is en gisteren dit boek gelezen hebben de canonieke. De gelaagde VP nodigt ook uit om de observaties rond parasitic gaps (Bennis en Hoekstra 1984) opnieuw
te bekijken: Jan heeft die boeken [zonder e te bekijken] weggelegd; * Jan heeft [zonder e te bekijken] die boeken weggelegd. Dergelijke verschijnselen lijken immers onverklaarbaar zonder Move Alpha. Niettemin schuiven wij deze kwestie voor ons uit: wij komen daar in dit artikel niet aan toe (maar zie Zwart 1993: 309-313 voor enkele sceptische kanttekeningen bij de theorie van Bennis en Hoekstra). Evenmin hebben wij het voor elkaar gekregen om recente opvattingen als die van Koster (1999) ter discussie te stellen. Koster neemt aan dat adverbia links van VP worden gegenereerd en dat Move Alpha in de nodige varianten voorziet. (Voor het Engels voorziet hij massieve Pied Piping, iets waar ik in het bestek van dit artikel evenmin aandacht aan kan besteden.)
In dit artikel zullen wij de nodige argumentatie leveren ten gunste van de stellingen (3). In hoofdstuk 1 wordt de gelaagde VP in de steigers gezet. In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet hoe adverbia en argumenten, door elkaar heen, positie kiezen in een gelaagde VP. In hoofdstuk 3 speculeren wij over het intrigerende feit dat bevraagde adverbia nevenschikking opeisen, terwijl ze dat niet-bevraagd niet doen. Vergelijk: Waar en wanneer heb je haar ontmoet? en Ik heb haar gisteren op de Grote Markt ontmoet. In hoofdstuk 4 wordt de zinsstructuur die in hoofdstuk 2 is ontworpen aangepast om ook VO-structuren aan te kunnen. Vergelijk: Hij heeft zijn vriendin een verhaal verteld en Hij heeft zijn vriendin (het verhaal) verteld dat het gisteren regende. De laatste zin toont een VO-volgorde, met een sententieel object, de eerste een OV-volgorde, met een DP-object. In hoofdstuk 5 wordt het vertrouwde onderwerp Verb Raising vluchtig aan-gesneden, met het doel dit fenomeen in een gelaagde VP te beschrijven. Dan zal blijken dat er geen werkwoord wordt verheven. In hoofdstuk 6 wordt de gelaagde VP gegeneraliseerd tot een gelaagde XP: er is aanleiding om aan te nemen dat er ook gelaagde CPs, gelaagde NPs, en gelaagde CONPs (nevenschikkingen) zijn. Tot slot bekijken wij wat de gelaagde VP-theorie buiten de theoretische syntaxis te bieden heeft, in het bijzonder voor het onderzoek naar agrammatisch taalgebruik.
| |
| |
| |
1 De gelaagde VP (VP-shell)
Een subject-initiële hoofdzin stellen wij voor als een projectie van I, een zogenaamde inversiezin als CP, overeenkomstig de voorstelling van zaken in Zwart (1993). VP is daarbij het complement van I. De zinnen (4a-b) ontvangen aldus een representatie zoals onder (5). De topicalisatievariant en de vraagwoordvariant van (4a), namelijk (4b), worden dus als structureel identiek opgevat. De sporen onder V en PP zijn aanduidingen van de canonieke posities van de verplaatste constituenten. De hier uitgevoerde verplaatsingen zijn in het geheel niet controversieel, integendeel, zij worden algemeen aanvaard. Het enige bijzondere aan de diagrammen is de systematisch doorgevoerde lagenstructuur van VP.
(4) |
a. |
Hij gaf haar een kus in het café. |
|
b. |
In het café / waar gaf hij haar een kus. |
(5)a.
| |
| |
(5)b
Adverbia zijn ‘laagmakers’ bij uitstek: elk VP-gebonden adverbium eist een Spec,VP-positie, wat telkens een extra VP-laag oplevert. Omdat het subject in Spec,IP zit, en omdat adverbia ook tussen persoonsvorm en subject in positie kunnen kiezen, zoals in In het café gaf gisteren iedereen elkaar een kus, moeten wij voor zulke gevallen besluiten tot een gelaagde CP.
| |
| |
(6)
In de hoofdstukken 2-3-4 zullen wij de vraag opwerpen naar de distributie van adverbia in het Nederlands. Deze vraag is actueel doordat Cinque (1997) heeft voorgesteld om adverbia op te nemen in strikt geordende functionele projecties, een idee dat niet spoort met eerdere bevindingen van Verhagen (1986), die ruwweg concludeerde dat adverbia in het Nederlands ‘overal’ mogelijk zijn en dat de generatieve theorie niet bij machte was om deze stand van zaken te beschrijven. Hoeveel lagen telt een VP?
(7) |
Een gelaagde VP telt evenveel lagen als specificeerders.
Specificeerders zijn: door V gesubcategoriseerde argumenten en adverbia (al dan niet door V gesubcategoriseerd). Het subject telt niet mee: het subject zit in Spec, IP. Het complement van een gelaagde VP is een hoofd-identieke VP (zie (3b)). |
Het Nederlands kan voor een VP met alleen een direct object volstaan met een VP die het object in Spec,VP heeft en een lege VP als complement. Het Engels doet het in dat geval met een object rechts van V, dus een laag lager. Ook dan kan het complement leeg blijven. Maar zodra er een argument of adverbium bijkomt, is het complement weer
| |
| |
gevuld, namelijk met een adverbium in Spec, VP. Het idee dat V gesub-categoriseerd is voor zijn argumenten behoeft geen nadere toelichting. Het Projectie Principe eist dat de argumenten van V in de syntactische representatie zichtbaar worden gemaakt, of ze nu gerealiseerd zijn of niet. Adverbia worden in sommige gevallen ook door V gesubcategoriseerd. Dit inzicht is overigens ook terug te vinden in de ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst (Haeseryn e.a. 1997). Denk hierbij aan richtingbepalingen als de haven uit (varen), aan plaatsbepalingen als in Berlijn (vertoeven), of aan partikels als wel: Dat zal wel! *Dat zal!
Het idee van de gelaagde VP is in de Engelstalige literatuur nog maar op bescheiden schaal toegepast. Zie daarvoor naast Larson (1988-1990) ook Bowers (1993) en Radford (1997). Werkwoorden van het type put zijn modelkandidaten: in de shell-analyse van John puts the book on the shelf zou het direct object the book in Spec, VP zitten, en de verplichte locatieve PP on the shelf in COMPL, V, zoals hieronder. In het Engels gaat V niet naar I, op enkele gevallen (hulpwerkwoorden) na, en het subject wordt meestal VP-intern gegenereerd, dus in (de hoogste) Spec, VP. Dat hebben wij in (8) maar zo gelaten, want dat is bijzaak. Waar het om gaat is dat tot dusver ook de complementpositie in de gelaagde VP voor argumenten en adverbia is benut, een traditie waarmee wij in dit artikel breken: de recursieve VP is het enig mogelijke complement van V. Zie wederom (3b).
(8)
Een vergelijking van (8) en (5) laat zien dat de PP in Spec, VP zit in (5), en in COMPL, V in (8). Waarom ruilen wij (8) in voor (5)? Omdat de gelaagde VP in principe ‘oneindig’ diep is. Die eigenschap is zichtbaar in (5), maar (8) schiet daarin tekort. Vul (8) maar aan met in a minute of met unfortunately, en het probleem wordt voelbaar: waar laten we deze PP? Vullen wij daarentegen (5) aan met de PP vanwege haar verjaardag of met de CP omdat zij jarig was, dan kunnen wij meteen de vacante finale VP gebruiken, in het bijzonder de specificeerderpositie daarvan, en zo ad libitum. In dit licht is het misschien niet zo verbazingwekkend dat Chomsky (1995) de vrees uitspreekt voor een proliferatie van VP-shells, maar deze bezorgdheid lijkt ons toch op een misverstand te berusten, althans geen betrekking te kunnen hebben op de gelaagde VP die ons voor ogen staat. Chomsky zelf deinsde ooit immers niet terug voor de gedachte dat een zin in principe ‘willekeurig’ lang zou zijn. Dat hebben wij altijd een mooi
| |
| |
inzicht gevonden. Daarom hoeft de oude meester zich evenmin zorgen te maken over een ‘willekeurig lange’ VP-shell. Het gaat hier om precies hetzelfde idee. De ‘oneindig’ lange zin dankt zijn (theoretische) bestaan in onze optiek aan VP-recursie, dus aan de gelaagde VP. Laat het Nederlands een SOV-taal zijn, zodra de objecten sententieel zijn is het Nederlands en SVO-taal, althans, sentententiële objecten kiezen rechts van V positie, bijzondere gevallen daargelaten.
(9)a. |
Omdat hij altijd vervelende dingen zegt (heb ik een hekel aan hem). |
b. |
Omdat hij altijd zegt dat hij het niet ziet zitten (vind ik hem vervelend). |
Het werkwoord zeggen is blijkens (9a-b) gesubcategoriseerd voor OV en VO, dus voor een DP-object links en een zinsobject rechts van V. Hoe maakt een gelaagde VP dit feit zichtbaar? Zoals in (10). In dergelijke CPs blijft I in de regel onbezet, omdat Verb Second, op enkele bijzondere gevallen na, zich beperkt tot hoofdzinnen.
(10)a.
b.
| |
| |
De laatste VP is leeg in (10b), maar daar kan opnieuw een laag worden gegenereerd die een bepaling in Spec, VP heeft, zoals een bepaling van graadaanduidend gevolg: omdat hij zo vaak zegt dat hij het niet ziet zitten dat ik er onderdehand doodmoe van word. In een dergelijk geval moet natuurlijk ook zo vaak worden toegevoegd, enwel in de positie van altijd.
Hiermee hebben wij gedemonstreerd dat gelaagde VPs kunnen ontstaan door toevoeging van adverbia aan de lexicaal bepaalde VP. Maar argumenten zijn net zo goed laagmakers. Zodra een werkwoord meer dan één VP-intern argument selecteert, levert dat een VP-laag op. Zie (5) voor het werkwoord geven. Een werkwoord als ruilen heeft zoveel argumenten, dat de gelaagde VP daar eenvoudig en elegant uitkomst voor biedt.
(11)
Ook hier geldt dat het lege complement zich laat invullen door een adverbium, bij voorbeeld een CP als terwijl hij toch nog nooit op een brommer heeft gezeten. Gegeven de uniforme behandeling van argumenten en adverbia, wordt ook de vraag naar de functie van de PPs in kwestie van minder belang. Is met Kees een argument of een bepaling? Hoe deze vraag ook beantwoord wordt (een argument, volgens ons), het antwoord heeft geen enkel effect op de structurele analyse. Heeft de vraag naar het soort argument of adverbium daar wel effect op? Ja. Een indirect object in DP-vorm kan alleen hoger zitten dan het direct object (haar een boek geven; *een boek haar geven; *een boek geven haar), maar als het in PP-vorm verschijnt, krijgt het dezelfde positionele vrijheden als adverbia (aan haar een boek geven; een boek aan haar geven; een boek geven aan haar). Er zijn ook adverbia die VP-intern vast zitten aan één positie. Tot die categorie behoren predicatieve adverbia als rood: Hij heeft de deur rood geverfd (*geverfd rood; rood de deur geverfd). In de hoofdstukken 2, 3 en 4 zullen wij deze adverbiale vrijheden en gebondenheden globaal in kaart brengen.
| |
| |
| |
2 Adverbia
Bekijken we de lineaire volgorde van argumenten en adverbia, dan komt er een beeld naar voren als onder (12).
(12) |
Adv | pv | Adv | subj | Adv | obj | Adv | adv.arg | V | Adv |
|
-kw |
-kw |
-kw |
|
-degr |
-degr |
-degr |
|
-instr |
|
-wh |
|
-wh |
|
|
|
Kenmerken:
kw: kwantor; degr: graad; instr: instrumenteel; wh: bevraagd; adv.arg. staat voor ‘adverbiaal argument’, zoals richtingbepaling. Degree-frasen sluiten AP (Adjective Phrase) in. |
Er kunnen dus volgens (12) ‘overal’ in de zin adverbia voorkomen, maar niet elk type heeft dezelfde distributionele vrijheden. Welbeschouwd is er maar één VP-interne positie waarin adverbia zonder voorbehoud mogelijk zijn: direct boven de zinsfinale V. Voor de klasse van wat Cinque ‘circumstantial adverbs’ noemt zijn alle posities van (12) beschikbaar. Denk aan in Amsterdam, vorige week, helaas. DegPs zijn daarentegen, afgezien van de eerste zinspositie, uitsluitend direct boven V mogelijk. Neem erg goed, zoek er een plaats voor in een zin die meerdere adverbia en argumenten bevat: Ik heb haar juist volgens mij altijd erg goed behandeld. Er is geen andere VP-interne positie beschikbaar dan de aangebodene. Hooguit kan erg goed de gelaagde VP verlaten om de eerste zinspositie te bezetten: Erg goed heb ik haar juist volgens mij behandeld. Verder worden de distributionele vrijheden van adverbia ook extern ingeperkt, door het soort argumenten. Zo verdraagt een pronominaal subject geen adverbium direct links:
(13)a. |
Plotseling kwamen daar uit de struiken twee eekhoorns tevoorschijn. |
b. |
* Plotseling kwamen daar uit de struiken zij tevoorschijn. |
Het lijkt erop dat de adverbiale positie direct rechts van de persoonsvorm vrij komt als het subject indefiniet is, en zich leent voor zogeheten ‘er-insertie’-constructies:
(14)a. |
Er kwamen drie eekhoorns tevoorschijn. |
b. |
Toen kwamen er drie eekhoorns tevoorschijn. |
c. |
* Er kwamen zij tevoorschijn |
d. |
* Toen kwamen er zij tevoorschijn |
Maar er is hier ongetwijfeld een algemener fenomeen aan de orde: alle pronomina neigen naar links. Daarom is Wij zagen plotseling ze tevoorschijn komen ook niet goed. Alleen reflexieven doen niet mee met deze generalisatie: Wij zagen in dat programma onszelf nog optreden. In een gelaagde VP ingeleid door een adverbium zijn pronominale DPs bij voorkeur de hoogste specificeerders, tenzij het ‘sterke’ reflexieven of reciproken zijn:
| |
| |
Uitgesloten, of althans minder gewaardeerd door (15) zijn dan zinnen als:
(16)a. |
*Wij zagen in dat programma ze (goed: onszelf) optreden. |
b. |
?Wij gaven gisteren hen (goed: elkaar) een boek. |
c. |
?Wij begroetten gisteren haar (goed: elkaar) op het vliegveld. |
Overigens geldt observatie (15) voor objectpronomina, voor DPs, en dus niet voor PP-interne pronomina. Dit toont zich in het paar: Wij spraken gisteren met haar - *Wij spraken gisteren haar.
Wat zien we nog meer in (12)? Op de positie direct na de persoonsvorm zijn de beperkingen ongeveer van hetzelfde soort als die er voor de post-verbale positie zijn opgesomd. Schendingen leveren het volgende beeld op, waar de fouten gemakkelijk te corrigeren door de positie tussen de vishaken te kiezen.
(17)a. |
*Gelukkig hebben regelmatig de buren ons <regelmatig> bijgesprongen. (- kw) |
b. |
*Gelukkig hebben de buren erg goed ons <erg goed> geholpen. (-degr) |
c. |
*Daarna hebben heel beleefd de buren de politie <heel beleefd> uitleg gegeven. (-degr) |
d. |
*Toen hebben waarom de buren <waarom> de politie gebeld? (-wh) |
De adverbiale argumenten waarvan (12) melding maakt, zitten altijd vast aan V. In veel gevallen zijn ze ook verplicht aanwezig. Het is hoe dan ook op geen enkele wijze mogelijk om ze van V los te maken, zelfs niet via een adverbium.
(18) |
a. |
Zij heeft lang in het buitenland gewoond. (* in het buitenland lang) |
|
b. |
De behandeling heeft helaas een uur geduurd. (* een uur helaas)] |
|
c. |
Ze hebben zich in colonne naar het kerhof begeven. (* naar het kerkhof in colonne) |
|
d. |
Zij heeft haar man zonder scrupules het huis uit gezet. (* het huis <uit> zonder scrupules <uit>) |
Verder toont de positie direct rechts van V, net als die direct rechts van de persoonsvorm, in (12) nogal wat beperkingen. Hoe zien zinnen eruit met een postverbaal adverbium?
| |
| |
(19) |
a. We hebben wat afgelachen gisteravond. |
|
b. Ze zijn meteen verdwenen toen de politie kwam. |
|
c. Ze waren vertrokken zonder ook maar één spoor achter te laten. |
|
d. Jullie hebben niets gewonnen helaas. |
|
e. Ze hebben zoveel lawaai gemaakt dat de kinderen niet konden slapen. |
En hoe een zin die de beperkingen op die positie schendt?
(20) |
a. * We zijn geholpen telkens opnieuw/elke dag. (-kw) |
|
b. * We hebben ze geholpen een klein beetje/heel erg. (-degr). |
|
c. * We hebben ze te woord gestaan vriendelijk/beleefd. (-degr) |
|
d. * Ze zijn vertrokken wanneer/waarom? (-wh) |
Predicatieve APs zitten binnen de gelaagde VP vast aan een positie zo dicht mogelijk boven V. Zulke APs categoriseren wij net als graadaanduidende APs, als DegPs (zie ook Rijkhoek 1998). Postverbaal kunnen ze nooit:
(21) |
a. |
* Ze hebben de deur geverfd rood, (goed: geverfd in een modieuze kleur) |
|
b. |
* Ze hebben de biefstuk opgegeten vrijwel rauw. (Goed: terwijl die nog vrijwel rauw was) |
Met deze bevindingen zijn de restricties op de distributie van adverbia voldoende geïllustreerd. Wellicht kan het geen kwaad om een paar zinnen te construeren waarin alle posities waarin (12) voorziet vertegenwoordigd zijn.
(22) |
a. |
Achter in de kathedraal hebben toen de parochianen onder het zingen van gregoriaanse liederen hun brandende kaarsen devoot omhoog gehouden ter ere van het bezoek van de paus. |
|
b. |
Ter ere van het bezoek van de paus hebben achter in de kathedraal de parochianen toen hun brandende kaarsen devoot omhoog gehouden onder het zingen van gregoriaanse liederen. |
In deze zinnen is elke adverbiale positie één keer bezet. Maar adverbia zijn laagmakers, wat wil zeggen dat ze ook in serie kunnen voorkomen, in principe ongelimiteerd:
(23) |
a. |
Wij zijn destijds meestal als het regende zonder aarzelen regelrecht naar de kantine gegaan. |
|
b. |
Wij hebben ons destijds in die vergaderingen vast en zeker vaak tot ongenoegen van de studentenfractie door het bestuur laten inpakken. |
Omdat de zinnen hierboven subject-initieel zijn, zijn het IPs. Maar men kan een zin ook beginnen met een adverbium, en een serie adverbia voorbij laten gaan vooraleer men het subject prijsgeeft. Dat gebeurt wel in sprookjes. In (24a) resulteert het drietal adverbia onder de persoonsvorm in drie achtereenvolgende Spec, VPs, dus in (tenminste) drie VP-lagen. In (24b) zijn zulke adverbia in serie getopicaliseerd, waardoor er een gelaagde CP ontstaat die bijzonder is vanwege de positie van de persoonsvorm: Verb Second zit dan in de diepste C, wat een ‘spannend’ effect heeft (Wat wordt de
| |
| |
persoonsvorm, waar blijft het subject?). Natuurlijk is (24a) ook al ‘spannend’, maar daar is tenminste de persoonsvorm al wel snel bekend: was.
(24) |
a. |
Er was eens, heel lang geleden, in een ver land, een prinsesje dat heel droevig was. |
|
b. |
Eens, heel lang geleden, in een ver land, leefde een prinsesje dat heel droevig was. |
De ‘kop’ van de laagstructuur van (24a) wordt hieronder afgebeeld. Die van (24b) zou er hetzelfde uitzien, maar de persoonsvorm zou dan in de laagste C positie kiezen.
In (26) is (12) in zijn geheel structureel afgebeeld. Het waarom van de gelaagde CP is via (24) en (25) toegelicht. De restricties die onder (12) zijn vermeld, zijn niet structureel tot uitdrukking gebracht. Verder zijn de categoriale frasale labels vervangen door functionele, om redenen van inzichtelijkheid. Dat is hierboven ook al gebeurd. De vishaken om de persoonsvorm in Verb Second-positie spreken voor zich: er is maar één persoonsvorm, in CP zit die in C, in IP in I, maar zit IP in CP, dan is de hoogste C het eindpunt van Verb Second. Dit laatste kent een uitzondering: zinstype (24b). Het indirect object is hier bedoeld in DP-vorm; de PP-vorm heeft dezelfde distributie als PP-adverbia, dus een vrije. In het volgende hoofdstuk zullen wij bekijken hoe (26) eruit zou moeten zien in geval van een sententieel object. Verder zullen daar enkele intrigerende feiten rond Topicalisatie, Wh-verplaatsing en coördinatie nader worden bekeken.
| |
| |
| |
3. Adverbia, Move Alpha, nevenschikking, [wh]
Adverbia die zich VP-intern voordoen als in serie gegenereerd, dus als specificeerders van aangrenzende VP-lagen, blijken in enkele gevallen tegelijkertijd te kunnen worden getopicaliseerd (zie (24b)), maar als ze dat doen in bevraagde vorm, dan is plotseling nevenschikking verplicht, terwijl in serie, dus VP-intern, nevenschikking zelfs niet is
| |
| |
toegestaan. Dat lijkt een groot raadsel. Beschouw in dit verband de adverbia gisteren en in het café, die zowel VP-intern als in de eerste zinspositie, Spec, CP, een willekeurige volgorde te zien geven.
(27) |
a. |
Zij heeft hem gisteren in het café/in het café gisteren een vervelende klus in de maag gesplitst. |
|
b. |
Gisteren in het café/in het café gisteren heeft zij hem een vervelende klus in de maag gesplitst. |
|
c. |
Wanneer en waar/waar en wanneer heeft zij hem een vervelende klus in de maag gesplitst? |
|
d. |
Zij heeft hem waar en wanneer een vervelende klus in de maag gesplitst? (Antwoord: a of b) |
|
a'* |
Zij heeft hem gisteren en in het café een vervelende klus in de maag gesplitst. |
|
b'* |
Gisteren en in het café heeft zij hem een vervelende klus in de maag gesplitst. |
|
c'* |
Wanneer waar heeft zij hem een vervelende klus in de maag gesplitst? |
|
d'* |
Zij heeft hem waar wanneer een vervelende klus in de maag gesplitst? |
Bevraging - al of niet gepaard gaand met verplaatsing - van heterogene adverbia zoals de tijdsbepaling gisteren en de plaatsbepaling in het café, leidt dus tot een zichtbare nevenschikking. Wij kunnen dit raadsel niet anders oplossen dan door aan te nemen dat bevraagde adverbia niet heterogeen zijn, maar homogeen: anders zouden ze immers geen nevenschikkend verband kunnen aangaan. Bevraging maakt heterogene adverbia homogeen, zou zou men het ook kunnen zeggen. Maar daar blijft het niet bij: ook bevraagde PP-argumenten kunnen een nevenschikking vormen met adverbia, zoals een PP-indirect object en een voorzetselvoorwerp:
(28) |
a. |
Wanneer en aan wie heeft Jan zijn bijbel gegeven? |
|
a'.* |
Wanneer en wie heeft Jan zijn bijbel gegeven? |
|
b. |
Aan wie en wanneer heb je dat beloofd? |
|
b'.* |
Wie en wanneer heb je dat beloofd? |
|
b. |
Waar en van wie heb je dat gehoord? |
|
c. |
Waar en tegen wie speelt Feyenoord in de volgende ronde? |
Verschijnt het argument in DP-vorm, dan is nevenschikking met een adverbium absoluut onmogelijk. Wij concluderen dan ook tot (29).
(29) |
Bevraagde adverbia zijn homogeen en dwingen, in geval van multiple questions, tot nevenschikking. Bevraagde argumenten in PP-vorm fungeren distributioneel als adverbia. |
In (30) wordt getoond dat niet-bevraging van PP-argumenten nevenschikking met een adverbium uitsluit, in contrast met (28). Deze zinnen worden correct door en te schrappen:
(30) |
a.* Jan heeft zijn bijbel gisteren en aan Marie gegeven. |
|
b.* Ik heb dat gisteren en aan Marie beloofd. |
|
c.* Ik heb dat gisteren en van Jan gehoord. |
|
d.* Feyenoord speelt in de volgende ronde thuis en tegen Ajax. |
| |
| |
Uit dergelijke feiten leiden wij af dat bevraging van een frase niet een operatie kan zijn die wordt uitgevoerd op een ‘onderliggende’ structuur zonder bevraagde constituenten, want dan hadden de nevenschikkingen van het type (30) correct moeten zijn. Het is ook niet zo dat het voegwoord en een soort bijproduct is van Move Alpha, want ook ‘in situ’ is dit voegwoord verplicht als de conjuncten bevraagd zijn. Move Alpha heeft dus niets te maken met deze merkwaardige bevraagde nevenschikkingen. Onze indruk is dat bevraagde PPs en adverbia nevenschikbaar zijn, dankzij de gemeenschappelijke eigenschap +wh en dankzij hun relatieve onafhankelijkheid van V: ze zijn in elk geval niet van V afhankelijk om aan hun naamval te komen.
| |
4 Adverbia in een VO-structuur
Staan de traditionele argumenten van V, subject en object, in (26) links van V, zodra subject en object sententieel zijn, kiezen zij positie ter rechter zijde van V. In (26) is daar niet in voorzien. De vraag rijst dan, hoe de postverbale adverbiale positie interfereert met die van post-verbale argumenten, de zogeheten sententiële complementen.
(31) |
a. |
Hij zei mij dat het hard regende gisteren. |
|
b. |
Hij zei mij dat het gisteren hard regende. |
|
c. |
Hij heeft zich zo hard voor de firma ingespannen dat hij met een gratificatie beloond zal worden. |
|
d. |
Hij heeft zo overtuigend volgehouden dat hij nergens van wist dat hij nauwelijks durfde toe te geven dat hij gelogen had. |
Uit de finale positie van gisteren in (31a) valt niet op te maken of dit adverbium bij de objectzin hoort danwel bij de hoofdzin. Het kan dus zowel betrekking hebben op het regenen in de bijzin als op het zeggen in de hoofdzin. In het eerste geval komt (31a) een structuur toe waarbij de objectzin - dat het hard regende - voorafgaat aan het adverbium, in het tweede geval blijft deze finale positie van dat adverbium onbezet, want dan zit gisteren in de finale positie van de objectzin zelf. Die finale positie zou alsnog kunnen worden benut door (31a) adverbiaal uit te breiden: toen ik toevallig informeerde naar het klimaat ter plaatse. In diezelfde positie zou ook gisteren kunnen figureren. Maar twee keer gisteren is wel mogelijk, zij het om andere dan syntactische overwegingen niet erg gelukkig: Hij zei mij dat het hard regende gisteren, gisteren. Een dergelijke interpretatieve ruimte, als die in (31a), is afwezig in (31b), waar het ‘bereik’ van het adverbium gisteren beperkt blijft tot de objectzin. Zin (31c) staat geen uitbreiding meer toe met een adverbium dat matrix-bereik heeft. De zin is dus niet te verlengen met de laatste tien jaar. De CP in kwestie is dan ook geen sententieel object, maar een bijzin van graadaanduidend gevolg. Een dergelijke bijzin moet in de diepste specificeerder worden gegenereerd, in de finale adverbiale positie. Dat zou ook gelden voor eventuele uitbreidingen van (31c), met adverbia van het type tot genoegen van zijn familie. Hetzelfde geldt m.m. voor (31d): het sententiële object is dat hij nergens van wist, en de bepaling van graadaanduidend gevolg dient daarop te volgen: dat hij nauwelijks durfde toe te geven dat hij gelogen had. Deze volgorde van sententieel object en adverbium ligt dus vast.
Om een en ander structureel af te beelden, zijn objectzin en adverbiale bijzin als Spec, VP in aangrenzende lagen gegenereerd. Zo is (32) te zien als een uitbreiding van
| |
| |
(26), een CP die voorziet in wat traditioneel doorgaat voor sententiële ‘complementen’. Deze ‘complementen’ zijn dus specificeerders
| |
| |
Zinnen die gebruik maken van alle posities waarin (32) voorziet, zijn (33a) en (33b), de laatste met een bepaling van graadaanduidend gevolg als zinsafsluiter.
(33) |
a. |
Eenmaal op slok heeft toen mijn vriend tussen neus en lippen door zijn vriendin ongevraagd het verhaal verteld aan de bar dat het hard regende gisteren. |
|
b. |
In zijn dronkenschap heeft toen mijn vriend aan de bar het zijn vriendin zo grof verweten tijdens de receptie dat zij niets van zich had laten horen dat zij volledig inklapte. |
Laten wij hier even goed naar kijken, om te doorgronden hoe de zinnen (33a-b) voldoen aan het formaat van (32). In (33a) is de direct object-positie bezet door het verhaal, en de sententiële complement-positie door dat het hard regende (gisteren). Daarmee geven wij te kennen dat wij hier geen Extrapositie-structuur in herkennen, op grond van de vermeende ‘complexe NP’ het verhaal dat het hard regende (gisteren). In zulke structuren is het DP-object veelal weglaatbaar zonder dat de zin er schade van oploopt. Waaruit volgt dat het verhaal een redundant object kan zijn bij vertellen. In (33b) geldt hetzelfde voor het dummy-object het, dat overigens links van het direct object zijn vriendin is beland. Dummy-objecten ondergaan dus lokale verplaatsing. De finale bepaling gisteren hoort, gegeven dat (33a-b) een volledige invulling moeten zijn van (32), bij de matrixzin. Zou gisteren in (32a) daarentegen worden betrokken bij de objectzin, dan zou de finale Adv-positie van (33) open blijven. In (33b) is de finale adverbiale positie bezet door de bepaling van graadaanduidend gevolg dat zij volledig inklapte. Zou (33b) worden uitgebreid, met een bijzin als zodat het laatste woord hierover nog wel niet gezegd zal zijn, dan zou deze de finale adverbiale positie kunnen bezetten van de bijzin van graadaanduidend gevolg, of een Spec, VP-positie in een diepere VP-laag.
Nu zijn zulke zinnen als (33) wel correct, maar zeker niet mooi. Ze maken een stroeve, ‘gezochte’ indruk. Hoe komt dat? Dat komt doordat alle denkbare adverbiale posities in gebruik zijn. Het kost duidelijk enige moeite om alle theoretische mogelijkheden praktisch te benutten, en dat komt tot uitdrukking in zulke ‘gezochte’, ‘geconstrueerde’ zinnen. Zo valt het niet altijd mee om een adverbium tussen persoonsvorm en subject of tussen subject en indirect object in te wringen, ook al doordat er, zoals gezegd, restricties zijn op het soort subject dat zich via een adverbium van de persoonsvorm laat scheiden. Zin (33a) zou minder stroef zijn wanneer mijn vriend en toen van positie zouden wisselen. Niettemin is (33a) correct, en derhalve moet (32) voorzien in een positie voor adverbia direct rechts van I. Deze hoogste VP-interne positie van adverbia staat ook adverbiale frasen toe: Vreemd genoeg heeft, terwijl de regen tegen de ramen kletterde, mijn vriend etc. De adverbiale positie die het werkwoord scheidt van het sententiële object, aan de bar in (33a) en tijdens de receptie in (33b), lijkt ons eveneens aan beperkingen onderhevig. Een CP als terwijl iedereen zat mee te luisteren is daar in elk geval niet welkom.
Ook de zinnen hieronder laten zich analyseren overeenkomstig (32), zij het dat het pronominale (‘voorlopige’) direct object het daar naar de clitic-positie in de linkerperiferie van de hoogste VP is verplaatst.
| |
| |
(34) |
a. |
Ik heb het daarom mijn vader destijds niet in dank afgenomen dat hij mijn moeder niets heeft gezegd als kind. |
|
b. |
Ik heb het daarom mijn vader destijds kwalijk genomen dat hij mijn moeder niets heeft gezegd toen ik klein was. |
|
c. |
Ik heb Jan met een ernstige blik op de mouw gespeld dat hij de prijs gewonnen heeft gisteren. |
|
d. |
We hebben Jan gisteren duidelijk te verstaan gegeven dat het anders moet bij de rondvraag. |
De zinsfinale bepalingen moeten hier, aangezien ze illustraties zijn van (32), weer begrepen worden als behorend bij de hoofdzin. Wij zouden willen suggereren dat ook Extrapositiegevallen zoals besproken in Chomsky (1995,333) aan de structuur van (32) voldoen, waar het DP-object hoger in de boom zit dan het sententiële object. Chomsky spreekt in zulke gevallen overigens van multiple adjunct structures.
(35) |
Jan heeft een documentaire gezien gisteren waar hij echt van heeft genoten over de Franse revolutie van een schrijver die we ontmoet hebben van de interessantste romans die wij ooit gelezen hebben. |
Het direct object een documentaire zou de positie boven die van het adverbium gisteren bezetten, waar hij echt van heeft genoten zou de positie van het sententële object daaronder kunnen bezetten, terwijl de finale adverbiale positie resteert voor de PP over.. gelezen hebben, waarbinnen zich overigens opnieuw een Extrapositiestructuur aandient. Als dit complexe object ganalyseerd zou worden als een NP-shell, als een gelaagde NP (waarover meer in hoofdstuk 6), dan zouden de complementen van het nominale hoofd documentaire een leeg (identiek) nominaal hoofd moeten ontvangen. Hoe dan ook, als deze analyse hout snijdt, dan is er geen sprake van Extrapositie, maar dan worden de DP en de CP in kwestie in afzonderlijke objectposities gegenereerd. Zulke structuren staan in de literatuur bekend als ‘Complexe NPs’, maar onder de hier gesuggereerde analyse kan de relatieve zin behorend bij de ‘Complexe NP’ ook direct afzonderlijk worden gegenereerd, in de positie van het sententiële object. Voor deze oplossing pleit dat relatieve zinnen en CPs behorend bij een ‘Complexe NP’ een complementaire distributie vertonen, blijkens *Zij heeft hem het verhaal verteld dat zij van haar vader gehoord heeft dat het regende. Omkering van deze CPs leidt ook tot niets acceptabels. Een ander en in onze ogen nog sterker argument ten gunste van deze zienswijze is, dat de zogenaamde Extrapositievarianten soms een natuurlijkere indruk maken dan hun vermeende bronvormen. Zo vinden wij (36a) beter dan (36b), al erkennen wij meteen dat er ook intonatiekwesties bij dit oordeel betrokken moeten worden: met nadruk op V wordt (36b) al snel acceptabel (geopperd, maar niet aan het bestuur voorgelegd).
(36) |
a. |
Hij heeft het idee geopperd dat hij als voorzitter toch het best tot zijn recht komt. |
|
b. |
Hij heeft het idee dat hij als voorzitter toch het best tot zijn recht komt geopperd. |
Extrapositie van PPs komt in deze analyse zo uit de bus dat de zogenaamde geëxtraponeerde PP in een adverbiale positie wordt gegenereerd. Zie overigens Kaan
| |
| |
(1992) voor een vroege minimalistische analyse van Extrapositie die neerkomt op ‘intrapositie’ van de DP met achterlating van CP. Wij doen hier hetzelfde, maar dan zonder Move Alpha. In geval van (35) wordt de zinsfinale positie gereserveerd voor de PP over... gelezen hebben. In geval van een omgekeerde volgorde (hij heeft een documentaire gezien over de Franse revolutie waar hij echt van heeft genoten), is de adverbiale positie direct onder het direct object, maar direct boven het sententiële object, voor deze PP gereserveerd. Daar zou ook nog wel een adverbium bij kunnen: gezien gisteren over de Franse revolutie, want adverbia zijn laagmakers. Bevraging, nevenschikking en vooropplaatsing moet dan mogelijk zijn: Wanneer en waarover heeft hij een documentaire gezien? Gisteren, over de Franse revolutie. Enzovoorts. Met dit alles is niet beweerd dat zulke gevallen van ‘dubbele Extrapositie’ tot fraai Nederlands (of tot fraai Engels) leiden. Integendeel, het zijn kunstmatig geconstrueerde gedrochten, bedoeld om de theorie te testen.
Diagram (32) beeldt niet alleen de structuur af van VO-zinnen, maar tegelijk ook die van OV-zinnen. Dat is nodig, omdat zich een mix van OV en VO kan voordoen. Dat hebben we hierboven - (34b) - bij voorbeeld gezien met het iemand kwalijk nemen dat.., waar een voorlopig object voorafgaat aan het eigenlijke (sententiële) object, met vermeende Extrapositie-structuren als het verhaal (vertellen) dat.., en met relatieve zinnen rechts van V die hun antecedent links van V moeten zoeken. In het volgende hoofdstuk bekijken wij een veelbesproken geval in de generatieve geschiedenis van het Nederlands, de Verb Raising-constructie.
| |
5 ‘Verb Raising’
Zinnen als die onder (37) zijn door generaties van generatieve syntactici onder handen genomen, bij wijze van test-case voor de kracht van de voorgestelde theorie.
(37) |
a. |
Wij hebben haar een liedje horen zingen. |
|
b. |
Wij hadden toen een pilsje willen drinken. |
|
c. |
Het lijkt wel of deze mensen niet zingen kunnen/kunnen zingen. |
De aangrenzende werkwoorden vormen ‘V-clusters’. De naam ‘Verb Raising’ (Evers, 1975) komt voort uit het idee dat het Nederlands een SOV-taal is en dat het lagere werkwoord zich verplaatst heeft naar het hogere: zingen is uit het IP-object haar een liedje zingen, dat links van de matrix-V horen zou zijn gegenereerd, naar horen verplaatst. Globaal, en wat gemoderniseerd, zoals in (38).
| |
| |
Deze analyse past op geen enkele wijze in de gelaagde VP-theorie die hier wordt verdedigd, en al evenmin in een Kayniaanse theorie, die immers geen verplaatsing naar rechts en geen adjunctie ter rechterzijde toelaat. Wat blijft er van Verb Raising over in een gelaagde VP naar het model van (32)?
Volgens dit diagram is de IP haar een liedje zingen een sententieel ‘complement’, want het bevindt zich onder het lexicale hoofd van de gelaagde V, horen. Het direct object daarvan, een liedje, is verplaatst naar de objectpositie direct boven horen. Dit is een
| |
| |
geval van lokale verplaatsing: het object is één Spec, VP geklommen. Het subject van de IP verschuift naar een nog iets hogere plek. Wordt het hoofdwerkwoord zinsfinaal gelexicaliseerd, dan ontstaat de variant die in (37c) te zien is: zingen kunnen, in plaats van kunnen zingen. Deze variant is typisch voor het Duits. In het Vlaams is er een variant voor (37b), waar verplaatsing van het object uitblijft: wij hadden willen een pilsje drinken. De Duitse variant klinkt hier niet acceptabel: *Wij hadden een pilsje drinken willen. Waar het in dit verband om gaat, is het inzicht dat Verb Raising het zonder verb raising doet. Als er iets verplaatst wordt, dan is dat het IP-subject en het IP-object, en die kiezen voor één spec-positie hoger. Zit het IP-object haar een liedje zingen in Spec, VP van de diepste VP-laag in (39), dan is het niet noodzakelijk de laatste constituent van de zin. Het lege VP-complement kan immers worden gebruikt om een adverbium toe te voegen: We hebben haar gelukkig nog een liedje horen zingen gisteren. Dat adverbium heeft dan betrekking op de matrix-zin. Het is opmerkelijk dat de VP van IP-objecten (in Spec, VP dus) nauwelijks of niet gelaagd kan worden door vrije adverbia:
(40) |
a. |
We hebben haar gelukkig nog een liedje horen zingen. |
|
b. |
We hadden toen nog even een pilsje willen drinken. |
Het adverbium gelukkig heeft betrekking op het hoofdwerkwoord: wij hebben gelukkig nog iets gehoord, namelijk dat zij een liedje zong. Een parafrase als Wij hebben gehoord dat zij gelukkig nog een liedje zong is dus niet juist. Zo horen ook de adverbia toen nog even bij willen: we hadden toen nog even iets gewild, namelijk een pilsje drinken. De vraag is dan waarom de VP van IP-objecten zo zuinig is met lagen, en wij speculeren maar dat dit iets te maken kan hebben met de complexiteit van het resultaat: zouden zulke VPs wel open staan voor adverbiale lagen, terwijl hun matrixstructuur dat ook al doet, dan zou er echt iets dreigen als waar Chomsky voor vreesde: een proliferatie van VP-shells. Ook kan er gewezen worden op een onderscheid tussen zinsadverbia, die veelal met het hoogste niveau van de zin zullen willen worden geassocieerd, en bepalingen van wijze, of instrumentele bepalingen, die zich eenvoudiger met het ingebedde werkwoord laten verbinden, vgl. We hebben haar het liedje met een nogal schorre stem horen zingen.
Al met al is er in deze paragraaf aangetoond dat de gelaagde VP de feiten die ooit aanleiding gaven tot Verb Raising aankan zonder dat er ook maar één werkwoord verplaatst wordt. Overigens komt Zwart (1993) tot soortgelijke bevindingen, zij het dat daar nog geen gebruik gemaakt is van de gelaagde VP. Alleen al de aanname dat het IP-object van een Verb Raising-constructie rechts van (onder) V wordt gegenereerd, volstaat om de conclusie te bereiken dat er geen werkwoord wordt geraised. Maar de Duitse volgorde blijft dan een probleem: omdat wij haar een liedje zingen hoorden. Structuur (39) beeldt daarentegen de Duitse volgorde rechtstreeks af: de diepste V wordt dan gelexicaliseerd, terwijl het object van zingen, een liedje, dan zijn oorspronkelijke positie behoudt. Dat komt hierop neer: het IP-object is in de Duitse variant net als een normaal DP-object links van de lexicale V gegenereerd, terwijl het IP-object in het Nederlands een dubbele positie bezet: het is sententieel, dus rechts van de lexicale V gegenereerd, maar het IP-interne object (een liedje) en het subject (haar) zijn verschoven naar de hogere positie van het normale DP-object. In het Vlaams kan die eerste verplaatsing uitblijven: haar horen een liedje zingen.
| |
| |
In het volgende hoofdstuk keren wij terug naar adverbia, om enkele nog in het duister gebleven kwesties te bespreken.
| |
6 Adverbia: in lagen of nevengeschikt
Adverbia zijn soms in serie gedistribueerd, soms verspreid over de hele zin, en soms nevengeschikt. In het laatste geval moet er sprake zijn van homogene adverbia. Nu doet zich het merkwaardige feit voor dat alle mogelijkheden zich soms simultaan lijken voor te doen:
(41)a. |
Wij verhuizen graag en goed. |
b. |
Wij verhuizen graag goed. |
c. |
Graag verhuizen wij goed. |
d.* |
Graag en goed verhuizen wij. |
Omdat graag en goed heterogene adverbia zijn, kunnen wij niet tot nevenschikking van adverbia besluiten in (41a). Anders had (41d) goed moeten zijn. Daarom besluiten wij tot samentrekking: via Gapping is de rechter V weggelaten. Het is ook denkbaar dat de gemeenschappelijke V Across-the-Board (ATB, d.w.z. uit beide conjuncten) naar I is verplaatst (Verb Second), cf. Larson (1988). Die mogelijkheid wordt in (42) afgebeeld. De twee V-sporen wijzen op ATB-verplaatsing. CON staat voor connectief. De projectie CONP komt aan het eind van dit hoofdstuk nog eens ter sprake, als illustratie van een gelaagde XP.
In (41a) zijn de adverbia, verpakt in VPs, nevengeschikt. Daar hebben ze dus hetzelfde bereik (namelijk verhuizen), en ze zijn dan ook omkeerbaar: goed en graag. In (41b) bezetten graag en goed distincte posities: graag zit één VP-laag hoger dan goed. Bepalingen van wijze (goed) kiezen, in de vorm van een DegP, altijd zo dicht mogelijk bij het lexicale werkwoord positie. Vandaar dat ze, als ze adjacent zijn aan wat voor andere bepaling dan ook, de laagste positie prefereren: *goed graag. Op deze wijze kan worden uitgedrukt dat er een scope-relatie tussen adverbia kan bestaan. In dit geval van (41b) is goed verhuizen hetgeen wij graag doen, terwijl in het eerste geval verhuizen hetgeen is wat wij graag doen en goed doen, of andersom. Deze ‘semantiek’ stemt mooi overeen met de syntaxis van de gelaagde VP: graag schept een VP-laag waarin goed zit.
| |
| |
Nu is het merkwaardige aan deze adverbia dat ze zowel in (42) als in (43) passen. Naast graag en goed is graag goed mogelijk. Maar Wij hebben vannacht en goed geslapen lijkt toch geen acceptabele zin, ook al is interpretatie via RNR geen probleem (Wij hebben vannacht geslapen, en goed geslapen). Hoe komt dat? Wij vermoeden dat graag twee adverbiale rollen speelt. In geval van nevenschikking betekent het ‘met genoegen’, en in geval van laagmaker betekent het ‘bij voorkeur’. Het adverbium vannacht heeft een dergelijke dubbelfunctie niet. Het kan de bepaling van wijze, de DegrP goed, daarom alleen maar onder zich hebben, en niet naast zich.
Hiermee zijn wij aanbeland op een niveau van bespiegeling dat de syntaxis overstijgt. De lagenstructuur die wij voor adverbia hebben voorgesteld, staat wellicht enigszins op gespannen voet met analyses uit de semantische hoek, in het bijzonder Davidson (1967) en werk dat daarop voortbouwt. Semantisch gezien lijkt er iets voor te zeggen om adverbia op te vatten als nevengeschikt, voorzover elk adverbium als hoger predicaat kan worden geïnterpreteerd. Zo bespreekt Davidson de inmiddels fameuze zinnen (44a-b), waarmee hij zijn beroemd geworden event-variable introduceert.
(44)a. |
Jones buttered the toast slowly, deliberately, in the bathroom, with a knife, at midnight. |
b. |
He did it slowly, deliberately, in the bathroom, with a knife, at midnight. |
Volgens Davidson zijn de adverbia predicaten van een impliciete event-variable in (44a). Deze impliciete variabele is expliciet gemaakt in (44b), via it. Dit pronomen zou terugslaan op de VP butter the toast. Deze VP is dus het semantische subject van de respectievelijke adverbiale predicaten: he did it slowly & he did it deliberately & enz. Zouden syntaxis en semantiek elkaar respecteren, dan zou het voor de hand liggen om de serie adverbia in (44) ook in de vorm van een nevenschikking te gieten. Het lijkt ons ook niet ondenkbaar om and binnen te smokkelen, direct voor at midnight, en daarmee Davidson te geven wat hij eigenlijk nodig heeft, een syntactisch connectief. Maar er staat geen and in deze zinnen. En welbeschouwd kunnen ook niet al deze adverbia als nevengeschikt worden opgevat: He did it slowly and at midnight lijkt ons geen correct Engels, zomin als Hij deed het langzaam en om middernacht door kan gaan voor goed Nederlands. Daarom voelen wij meer voor een conclusie als deze: de proposities met één adverbium kunnen als nevengeschikt worden opgevat, niet de adverbia per geval.
| |
| |
Een gelaagde VP-analyse van (44a) laat mooi zien dat de syntaxis geen aanleiding geeft tot een nevenschikkingsanalyse van adverbia.
Zou (44a) bevraagd worden, dan zouden daardoor heterogene adverbia homogeen worden, en dan zou een nevenschikking als deze het resultaat kunnen zijn:
(46) |
How, when, and where did Jones butter the toast? |
In (46) is het connectief and niet weglaatbaar. Maar (46) is dan ook geen bevraagde vorm van (44a), want bevraagde zinnen worden niet afgeleid van zinnen zonder vraagwoord. Dat hebben we al eerder gezien. Maar met deze zinnen bij de hand is dit ook nog eens aantoonbaar: verander alle adverbia in (44a) maar in de vraagvormen die er voor adverbia beschikbaar zijn, en stel vast dat de vijf adverbia in (44) toch maar drie vraagvormen opleveren. Zouden we elk adverbium hebben omgezet in een wh-vorm, dan had dat how, how, where, how, when opgeleverd, een reeks die onzinnig is, vanwege de meerdere voorkomens van hetzelfde vraagwoord.
Hiermee kan de semantische nevenschikkingsanalyse van syntactisch in serie (in lagen) gepresenteerde adverbia als een misanalyse worden opgevat. Daarmee is niet
| |
| |
gezegd dat de analyse van (sommige) adverbia als hogere predicaten ook onjuist zou zijn. Integendeel, die zienswijze komt ons als aantrekkelijk voor. Maar dan moet er voor het adverbium in kwestie wel een constituent kunnen worden geïdentificeerd die als ‘subject’ fungeert, zoals Davidson dat zag in de VP butter the toast. Heeft de gelaagde VP-analyse deze constituent, zeg de ‘klassieke VP’ niet opgeofferd? Sommigen menen van wel (Jackendoff 1990), maar dat lijkt ons een wat overhaaste conclusie. De ‘klassieke VP’ keert een een gelaagde VP-theorie terug als een VP met uitzicht op recursie, of met ‘ingebouwde’ recursie:
Als XP een DP-object is, dan kan (47) zonder meer een afbeelding zijn van de VP het toastje smeren. Het Engelse butter the toast vereist projectie van de VP rechts van V, om het object the toast rechts van het werkwoord butter tevoorschijn te laten komen. Daarmee komen wij uit op de volgende stelling.
(48) |
De klassieke VP is een gelaagde VP. |
Zouden wij deze stelling nu confronteren met het bestaan van VP-verplaatsing, dan zouden wij onvermijdelijk tot de conclusie komen dat verplaatsing van specificeerders normaal is, en verplaatsing van VP bijzonder. Denk aan Een toastje gesmeerd hebben wij al lang niet meer. Als de vooropgeplaatste VP op de oorspronkelijke positie zou worden teruggezet, dan is het resultaat Wij hebben al lang niet meer een toastje gesmeerd. Deze zin kan de concurrentie van Wij hebben al lang geen toastje meer gesmeerd niet goed aan. Met andere woorden, er is reden om te twijfelen aan VP-vooropplaatsing. Maar als het bestaat, dan is het iets bijzonders: er wordt geen specificeerder verplaatst, zoals in het normale geval, maar er wordt een stuk uit de gelaagde VP geïsoleerd en vervolgens verplaatst. Hier liggen duidelijk nog wat noten om te kraken.
Tot slot willen wij het idee concretiseren dat deze gelaagde structuur niet exclusief is voor VP of CP. Ook AP (beperkt), CONP (onbeperkt) en NP (onbeperkt) lenen zich voor een gelaagde XP-analyse. DegP en PP lijken daar niet voor in aanmerking te komen, omdat Deg en P, net als I, slechts één argument nemen. Uit Rijkhoek (o. c) hebben wij enige inspiratie opgedaan (Rijkhoek doet het overigens anders) om DegPs een lagenstructuur toe te kennen, althans, de AP-complementen van DegPs.
(49) |
a. |
Zij heeft geheel onafhankelijk van haar buurvrouw dezelfde quilt gemaakt. |
|
b. |
Zij is erg leuk om te zien. |
| |
| |
Volgordevarianten zoals van haar buurvrouw (on)afhankelijk en om te zien leuk kunnen worden afgeleid via een gelaagde AP. Gelaagde APs zijn overigens niet, zoals VPs wel, ongelimiteerd: het houdt op na twee lagen.
Nevenschikkingen zijn bij uitstek geschikt ter illustratie van de lagenstructuur: die zijn in principe oneindig. In geval van nevenschikking met en (of of) wordt de diepste CON gelexicaliseerd:
In (52) bieden wij tenslotte NPs aan die uitnodigen tot een gelaagde NP-analyse.
(52) |
a. |
De auto van mijn broer die in beslag genomen is. |
|
b. |
De auto van mijn broer die onlangs vader geworden is. |
|
c. |
De auto van mijn broer die onlangs vader geworden is, die in beslag genomen is. |
| |
| |
De als leeg gerepresenteerde rechtertak van (53b) laat zich gebruiken om (55c) te genereren. Daar zou de CP die in beslag genomen is kunnen worden aangehecht, door onder N' een N en een NP te laten terugkeren, waarbinnen deze bijzin de specificeerderpositie bezet. Natuurlijk is (52c) niet fraai, maar als het mogelijk is om twee paden met bijzinnen te volgen binnen één constituent, dan is dit wel de enig mogelijke volgorde: *De auto van mijn broer die in beslag genomen is die onlangs vader geworden is.
Tot zover onze indruk van mogelijke generalisaties tot een gelaagde XP. Alle gelaagde structuren hebben met elkaar gemeen dat de aloude ‘complementen’ zich ophouden in de positie van Spec,XP, en dat de hier mogelijke complementen recursieve XPs zijn. De diepste XP is leeg, wat inhoudt dat recursie ongelimiteerd mogelijk is. De positie waarin het hoofd wordt gelexicaliseerd lijkt categorie-afhankelijk. In NP altijd de hoogste N, in VP de laagste V, in AP de hogere of de lagere A, in CP de hoogste, met uitzondering van sprookjesachtige series als in (24b).
| |
| |
| |
Besluit
De hier gepresenteerde theorie over de gelaagde XP is niet alleen een oefening in de theoretische syntaxis. Als de theorie hout snijdt, dan doemt er ook een nieuw perspectief op voor het onderzoek naar de eerste taalontwikkeling en van agrammatisch taalgebruik. Het lijkt immers een niet al te dwarse, zeg maar gerust natuurlijke veronderstelling dat taallerende kinderen en taalgestoorde patiënten moeite hebben met recursieve structuren. Als een eenvoudige XP al lastig is, dan is een gelaagde XP dat in het kwadraat. Kinderen beginnen niet voor niets met eenwoordzinnen. Maar laten wij ons beperken tot het onderzoek naar agrammatisch taalgebruik. Het staat inmiddels wel vast dat het werkwoord, als de centrale recursieve categorie in een zinsstructuur, agrammatische patiënten voor enorme problemen stelt. Zie ook Bastiaanse & Grodzinsky (2000). Er is onderzoek gedaan naar argumentstructuren, thematische structuren, werkwoordverplaatsing, vraagwoordverplaatsing, enz. Het aantal argumenten waarvoor een werkwoord is gesubcategoriseerd zou een factor zijn in de ‘retrieval’ (het vinden) van werkwoorden uit het lexicon: hoe meer argumenten, hoe moeilijker voor de afasie-patiënt, volgens Thompson e.a. (1997). De gelaagde VP-theorie laat zien wat er hier aan de hand is: hoe meer lagen hoe moeilijker. Een vraag die nog open ligt is of lagen die door adverbia zijn ontstaan, tot dezelfde moeilijkheden leiden. Een van de centrale hypotheses die het syntactische onderzoek naar agrammatisch taalgebruik hebben gestuurd is Grodzinsky's Trace Deletion Hypothesis. Een agrammatische patiënt zou geen ketens (chains) kunnen identificeren en verplaatste constituenten dus niet met hun sporen kunnen verbinden. In onze zienswijze komen wij dan al gauw op de moeite die het kan kosten om laagstructuren te genereren en om lexicale laag-structuren in verband te brengen met functionele. In de ‘bottom
up’ analyses die men daarbij aanhoudt, komt het erop neer dat VP-interne constituenten zich niet naar de hogere functionele regionen kunnen verplaatsen, om welke reden onder meer vraagzinnen en Verb Second-zinnen tot moeilijkheden zouden leiden. Maar wij zien ook het om-gekeerde gebeuren: een patiënt start met een zin, een IP, en kan de VP niet induiken: Ik denk, eh, nee; dat gaat eh, ik ben, eh. Dergelijke mislukte pogingen zijn onverklaarbaar in een ‘bottom up’-model, dat stelt dat de hogere functionele structuur defect is. De gelaagde XP-theorie stelt ons in staat om anders tegen dergelijke feiten aan te kijken. Het lijkt om grensproblemen te gaan, waar de grens die is tussen een lexicale en een functionele projectie. In Bastiaanse en Van Zonneveld (1998) hebben wij enkele gevallen besproken waarbij de patiënt in staat bleek om een finiete bijzin te realiseren na een beetje hulp: die hulp bestond uit het aanbieden (voorzeggen) van de functionele kop van de zin, Spec,CP, C en Spec,IP. Gaven wij omdat de boer cadeau, dan kon de patiënt de zin afmaken met de koe melkt. Op deze wijze hebben wij de agrammatische patiënt dus van ‘top’ naar ‘down’ geholpen, van CP via IP naar VP. Een ander feit dat uitnodigt om niet louter ‘bottom up’ te kijken is dat agrammatische patiënten de nominatief-naamval nog het best beheersen. Aangezien deze naamval toekomt aan het subject, en het subject in de hoge functionele projectie Spec,IP zit, is er nauwelijks te ontkomen aan de conclusie dat IP dan wel gestoord, maar toch niet afwezig kan zijn. Ruigendijk e.a. (1999) zoeken het nog in een default-strategie die als vanzelf tot nominatieven leidt, maar zinnen als Hij dag later fietsen zouden er ook op kunnen wijzen dat er een IP is, gecomplementeerd door een VP, een gelaagde VP
zelfs, maar dat de ‘grens’ tussen IP en VP niet gerealiseerd is: de persoonsvorm ontbreekt. Alsof het dekseltje, IP, niet past op het potje, VP.
| |
| |
| |
Bibliografie
Bastiaanse, Roelien en Yosef Grodzinsky
2000 |
Grammatical Disorders in Aphasia. A neurolinguistic perspective.
Whurr, London, Philadelphia. |
Bastiaanse, Roelien en Ron van Zonneveld
1998 |
‘On the relation between verb inflection and verb position in Dutch agrammatic aphasics. Brain and Language 64, 165-181. |
Bennis, Hans en Teun Hoekstra
1984 |
‘Gaps and parasitic gaps’. The Linguistic Review 1984-85, 29-88. |
Bowers, John
1993 |
‘The Syntax of Predication.’ Linguistic Inquiry 24-4, 591-656. |
Cinque, Guglielmo
1997 |
Adverbs and Functional Heads. University of Venice Working Papers in Linguistics, 7, 1-2. |
Chomsky, Noam
1995 |
The Minimalist Program. The MIT Press, Cambridge-Mass. |
Davidson, Donald
1967 |
‘The Logical Form of Action Sentences.’ In Nicholas Rescher (red.)
The Logic of Decision and Action, 81-95. University of Pittsburgh Press, Pittsburgh. |
Evers, Arnold
1975 |
The transformational cycle in Dutch. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht. |
Haeseryn, Walter e.a.
1997 |
Algemene Nederlandse Spraakkunst. Martinus Nijhoff, Groningen, Wolters-Plantijn, Deurne. |
Jackendoff, Ray S.
1972 |
Semantic Interpretation in Generative Grammar. The MIT Press, Cambridge-Mass. |
1990 |
‘On Larson's Treatment of the Double Object Construction.’
Linguistic Inquiry 21-3, 427-455. |
Kaan, Edith
1992 |
A Minimalist Approach to Extraposition. Doctoraalscriptie, Rijksuniversiteit Groningen. |
Kayne, Richard S.
1993 |
The Antisymmetry of Syntax. MIT-Press, Cambridge, MA. |
Koster, Jan
1999 |
‘The word orders of English and Dutch. Collective vs. individual checking’. Groninger Arbeiten zur germanistischen Linguistik 43, 1-42. |
Larson, Richard K.
1988 |
‘On the Double Object Construction,’ Linguistic Inquiry 19, 335-391. |
1990 |
‘Double Objects Revisited: Reply to Jackendoff,’ Linguistic Inquiry 21-4, 589-632. |
Radford, Andrew
1997 |
Syntax. A minimalist introduction. Cambridge University Press, Cambridge. |
| |
| |
Rijkhoek, Pauline
1998 |
On Degree Phrases & Result Clauses. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen. |
Ruigendijk, Esther, Ron van Zonneveld en Roelien Bastiaanse
1999 |
‘Case Assignment in Agrammatism.’ Journal of Speech, Language, and Hearing Research 42, 962-971. |
Thompson, Cynthia K., K.L. Lange, S.L. Schneider en Lewis P. Shapiro
1997 |
‘Agrammatic and non-brain-damaged subjects' verb and verb argument structure production,’ Aphasiology 11, 473-490. |
Verhagen, Arie
1986 |
Linguistic Theory and the Function of Word Order in Dutch. Foris, Dordrecht. |
Zwart, C. Jan-Wouter
1993 |
Dutch Syntax. A Minimalist Approach. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen. |
| |
Adres van de auteurs
BCN - School of Behavioral and Cognitive Neurosciences
Faculteit der Letteren
Rijksuniversiteit Groningen
Postbus 718
9700 AS Groningen
|
|