Tabu. Jaargang 29
(1999)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De derde constructie in het ABNEnige tijd geleden kwam er een artikel (Broekhuis et al. 1995) uit van een werkgroep van de Universiteit van Amsterdam onder leiding van Hans den Besten waarin het bestaan van een nieuwe (d.w.z. voorheen niet als zodanig herkende) constructie werd aangetoond. Laten we even de achtergrond schetsen. V-Raising leidt tot verplichte zinsunie (Evers 1975), en bij extrapositie blijven de zinnen gescheiden. Het kenmerk van zinsunie in het Nederlands is dat de argumenten van het ingebedde predikaat opduiken ter linkerzijde van het matrixpredikaat, terwijl het kenmerk van extrapositie is dat de argumenten van het ingebedde predikaat ter rechterzijde van het matrixpredikaat te vinden zijn. Een en ander is geïllustreerd in (1-4):
Merk echter nu reeds op dat er aanwijzingen zijn dat (1b) en (2a) niet dezelfde status hebben. (1b) is namelijk grammaticaal in verschillende dialecten van Nederlands-sprekend België. (2a) daarentegen is, voor zover bekend uiteraard, in geen enkel Nederlands dialect grammaticaal. Nu zijn er werkwoorden die zowel extrapositie als V-Raising toestaan, zoals beloven, maar meer ook niet:
Er werd aangenomen, vaak impliciet, dat er naast extrapositie en V-Raising geen andere structurele mogelijkheden waren, op grond van de feiten in (1-5). De ontdekking van de werkgroep van Den Besten was nu, dat er werkwoorden zijn die kenmerken van extrapositie en van V-Raising vertonen. Dat houdt in dat de argumenten van het ingebedde werkwoord ter linkerzijde EN ter rechterzijde van het matrix werkwoord te vinden zijn. Proberen is zo'n werkwoord: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overeenkomst met V-Raising is dat een argument van het hoofdwerkwoord, over zijn functioneren, links van proberen voorkomt. De overeenkomst met extrapositie is dat een argument van het hoofdwerkwoord, met Jan, rechts van proberen voorkomt. Een correlerend verschijnsel als IPP, dat met V-Raising (zinsunie) samengaat maar niet met extrapositie, blijkt optioneel te zijn bij proberen als het om een derde constructie gaat:
Dit zijn de feiten zoals ze bij uitstek gelden voor westelijke ABN-sprekers. Voor noordelijke ABN-sprekers is (9b) trouwens doorgaans uitgesloten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De afgevraagde zinIn het ABN van noordelijke sprekers vindt IPP plaats waar het verplicht is, evengoed als bij westelijke ABN-sprekers. Het verschil met het Westen zit 'm in de derde constructie context waar IPP optioneel is in het ABN maar uitgesloten in het Noorden. In het Fries en het Gronings, en daarmee bedoelen we de aldaar gesproken dialecten, is (9b) eveneens uitgesloten. Dat correleert met het feit dat Fries en Gronings het IPP verschijnsel vanouds niet kennen: er moet gewoon een voltooid deelwoord in de cluster verschijnen. In het Noordelijk ABN is IPP echter niet uitgesloten: de onacceptabiliteit van (9b) voor noordelijke ABN-sprekers blijft daarom opmerkelijk. Een interessante empirische vraag is nu: hoe zit het eigenlijk met de derde constructie in de dialecten? Het equivalent van (9a) is in het Fries van de tweede auteur acceptabel, en we hebben de constructie eveneens bij klassieke Friese schrijvers teruggevonden (bijvoorbeeld Waling Dijkstra, die aan het eind van de negentiende eeuw schreef). De eerste auteur heeft in het kader van haar stage persoonlijk een schriftelijke vragenlijst afgenomen bij een dikke 100 informanten overal in het land. Op die vragenlijst kwam één ter vertaling opgegeven item voor dat een derde constructie met proberen bevatte. Dat item luidde als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De (a) zin is een geval van derde constructie en van IPP. De (b) zin is een geval van extrapositie en van IPP. Merk op dat we geen ongemarkeerde vormen aanboden: die komen immers sowieso wel aan het licht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ConstructietypeEerst hebben we de vertalingen ingedeeld in drie categorieën uitgaande van de volgende indelingscriteria, elk voorzien van een voorbeeld: V-Raising: de werkwoordsgroep is niet discontinu Telling leverde de volgende getallen op:
Deze constructies komen alledrie overal in den lande wel voor. Een geografische correlatie vonden we dus niet met het constructietype zonder meer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. IPPZoals gezegd hebben we expliciet gevist naar de mogelijkheid of de informanten de infinitief van proberen konden gebruiken bij extrapositie en bij de derde constructie. De informanten is namelijk ook gevraagd of de (a) en de (b) zin van (10) in hun dialect mogelijk waren. De meerderheid van de informanten keurde beide zinnen af: in de dialecten komt niet veel IPP bij derde constructie dan wel extrapositie voor:
Tussen twee haakjes, de totale aantallen verschillen omdat niet altijd een antwoord is gegeven. Merk op dat de zinnen in (10) voor een substantiële minderheid wel mogelijk zijn. We baseren ons bij deze getallen op de zelfrapportage van de informanten. Alle vertalingen die het verschijnsel echter vertoonden behoorden aan informanten die correct over zichzelf gerapporteerd hadden. Het mogelijk of onmogelijk zijn van IPP, zoals in vraag 10 afgevraagd, suggereerde wel een coherent geografisch beeld. Op de twee bijgevoegde kaartjes is weergegeven waar de informanten wonen die (10a) en (10b), dus IPP bij derde constructie en bij extrapositie respectievelijk, mogelijk vonden. Die blijken zich vooral in de Achter- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoek en in Limburg te bevinden. We vinden dus een geografische correlatie met een morfosyntactisch verschijnsel, namelijk met het optreden van de IPP-infinitief in specifieke constructies. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achterhoeks en Limburgs zijn dialecten die tegen de Duitse grens aanliggen. We wisten al dat het verschijnsel van IPP bij derde constructie en extrapositie in het ABN voor vele sprekers eveneens mogelijk is. We concluderen dus dat het ABN zich ge-draagt als een dialect dat tegen de Duitse grens aanligt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Ter uitleidingHet ABN ligt natuurlijk ook echt tegen de Duitse grens aan. Het zou een interessant projekt zijn om eens te onderzoeken of het ABN ontwikkelingen doormaakt of heeft doorgemaakt die eveneens zijn voorbehouden aan de aangrenzende midden-Duitse dialecten maar die niet voorkomen in het Hoogduits. Trouwens, de noordelijke dialecten van Nederland, de Friese inbegrepen, vertonen sterke overeenkomsten met het Platduits en zulks uit te zoeken zou eveneens een interessant onderzoeksprojekt zijn. Het is opmerkelijk dat een verschijnsel als IPP bij derde constructie in de dialecten vrij zeldzaam is, maar in het (niet-noordelijk) ABN vrij normaal. De onderscheiden constructietypen blijken overal in Nederland voor te komen (extrapositie, V-Raising en derde constructie) maar de samenhang met morfologische effecten zoals IPP bleek wel degelijk een geografische spreiding te vertonen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. ReeksafsluitingMet dit twaalfde artikel wordt de reeks artikelen over dialectsyntaxis in TABU afgesloten. Eric Hoekstra werkt met ingang van 1 oktober 1999 niet meer bij het Meertens Instituut maar bij de Fryske Akademy, waar hij aan de Friese ANS gaat meeschrijven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|